Deelverordening subsidies onderwijs en opvang 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nunspeet;

Overwegende dat het gewenst is activiteiten te stimuleren die bijdragen aan het realiseren van de afgesproken maatschappelijke effecten uit de Onderwijsagenda 2017-2021;

gelet op artikel 4 van de Algemene subsidieverordening gemeente Nunspeet 2019, artikel 6 van de Wet op het primair onderwijs en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht. 

besluit:

vast te stellen de navolgende deelverordening subsidies onderwijs en opvang 2019

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. ASV: Algemene subsidieverordening gemeente Nunspeet;

b. borgingsdocument: een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld format waaruit de samenwerking tussen voor- en vroegschool in het bieden van passende peuter- en kleuterondersteuning blijkt;

c. brede voorschoolse voorziening:een voorschoolse voorziening waar houder en tenminste één basisschool verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de doorgaande lijn;

d. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nunspeet;

e. CJG: Centrum voor Jeugd en Gezin;

f. doelgroeppeuters: peuters in de leeftijd van 2 tot 4 jaar die volgens het consultatiebureau baat hebben bij voorschoolse educatie;

g. format tussenrapportage/format eindrapportage: door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde formats voor het verrekenen van de kosten van gesubsidieerde peuterplaatsen;

h. formele opvang: peuteropvang en gastouderopvang dat in het LRK geregistreerd staat;

i. houder: een houder als bedoeld in artikel 1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

j. indicatie VVE: een door het consultatiebureau afgegeven verklaring dat een peuter VVE geïndiceerd is;

k. kortdurend: maximaal 1 maand;

l. LRK: Landelijk Register Kinderopvang;

m. Nunspeetse standaard: een beschrijving van de lokale kwaliteitseisen voor VVE en de afspraken die gelden voor de samenwerking met het onderwijs;

n. ouderbetrokkenheid: elke vorm van betrokkenheid van ouders bij de begeleiding van hun kind thuis, op (voor- en vroeg-) school en in een taalinterventie met als doel om ouders (meer) in positie te brengen als partner in de schoolloopbaan van hun kind;

o. oudereducatie: gecombineerd aanbod van Nederlandse taal- en opvoedondersteuning voor ouders, dat als doel heeft om ouders te ondersteunen bij hun rol als partner in de schoolloopbaan van hun kind;

p. SMI: Sociaal-medische indicatie;

q. taalinterventies: elke vorm van extra leertijd of intensieve leertijd, bestemd voor leerlingen op basisscholen die aantoonbaar onder hun cognitieve niveau presteren omdat ze een grote achterstand in de Nederlandse taal hebben;

r. thuisprogramma: een erkend Stapprogramma of VVE-Thuisprogramma van het Nederlands Jeugdinstituut dat dient als toeleiding of als instrument om de ouderbetrokkenheid in de doorgaande lijn van opvang en onderwijs te vergroten;

s. voorschool: een voorziening voor peuteropvang waar voorschoolse educatie wordt aangeboden conform de Nunspeetse standaard behorende bij deze regeling;

t. voorschoolse educatie: voorschoolse educatie als bedoeld in de artikelen 1.1 en 2.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

u. vroegschoolse educatie: vroegschoolse educatie als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

v. VVE of vve: voor- en vroegschoolse educatie;

w. vve-toeslag: één gebundelde geldstroom voor het verzorgen van extra peuterstimulering, scholing en het regisseren en coördineren van de afspraken in het borgingsdocument;

x. wederdienst: een activiteit verricht door de ouder/verzorger in ruil voor het gebruik maken van een thuisprogramma.

 

Artikel 2 Doel van de regeling

Alle kinderen woonachtig in Nunspeet verdienen gelijke kansen in het opstarten en vervolgen van hun schoolloopbaan. Om dit beoogde maatschappelijk effect uit de gemeentelijke Onderwijsagenda 2017-2021 te realiseren, stimuleert de gemeente activiteiten die het sociaal emotioneel leren van kinderen en het versterken van de Nederlandse taal bevorderen.

 

Hoofdstuk 2 Te verstrekken subsidies

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie op grond van deze deelverordening wordt verstrekt voor de navolgende activiteiten:

Deelname aan peuteropvang en VVE;

Deelname aan kinderopvang vanwege SMI

Deelname aan thuisprogramma’s;

Het aanbieden van taalinterventies in het basisonderwijs.

 

 

Paragraaf 1 Toeslagen peuteropvang, VVE en SMI

 

Artikel 4 Indienen van de aanvraag

1. De aanvraag voor subsidie wordt door de organisatie voor kinderopvang, waar de ouders/wettelijk verzorgers hun kind hebben aangemeld, bij het college ingediend. In geval van een SMI kan de aanvrager ook een in het LRK geregistreerde gastouder of gastouderbureau zijn. Voor een VVE-opslag is de aanvrager een organisatie voor kinderopvang of een basisschool die blijkens het borgingsdocument penvoerder is voor de te ontvangen subsidie.

2. De termijn om een aanvraag in te dienen volgt uit de ASV.

 

Artikel 5 Doelgroep peuteropvang, VVE en SMI

1. De subsidie, die via de houder aan ouders/wettelijk verzorgers wordt verstrekt, is bedoeld voor:

Peuters woonachtig in Nunspeet waarvan de ouders/wettelijk verzorgers een contract hebben met een LRK-houder voor peuterwerk en aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

Doelgroeppeuters woonachtig in Nunspeet waarvan de ouders/wettelijk verzorgers een contract hebben met een LRK-houder voor peuterwerk en voorschoolse educatie en aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

Doelgroeppeuters woonachtig in Nunspeet waarvan de ouders/wettelijk verzorgers een contract hebben met een LRK-houder voor peuterwerk en voorschoolse educatie en recht hebben op kinderopvangtoeslag;

Peuters van ouders/wettelijk verzorgers met lichamelijke, psychische en/of sociale problematiek, waarbij is vastgesteld dat een of meer van deze problematieken kinderopvang noodzakelijk maken voor een goede ontwikkeling van het kind en waarvan de ouders/wettelijk verzorgers geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.

2. Doelgroeppeuters, zoals bedoeld onder b. en c. worden geïndiceerd door jeugdverpleegkundigen van het consultatiebureau (onderdeel van het Centrum voor Jeugd en Gezin).

3. De doelgroep SMI wordt geïndiceerd door medewerkers van sociaal netwerk Nunspeet in samenspraak met jeugdverpleegkundigen van het consultatiebureau (onderdeel van het Centrum voor Jeugd en Gezin).

Artikel 6 Hoogte van de subsidie

1. Het college subsidieert een bedrag van € 8,78 per uur als tarief voor peuterwerk en indexeert dit bedrag jaarlijks conform de index van de minister voor het bepalen van de wettelijke uurnorm voor kinderopvang.

2. Het college subsidieert per maand per bezette peuterplek. Voor de in artikel 5 genoemde doelgroepen gelden de volgende maximale subsidiebedragen:

a. voor de in artikel 5 lid 1 onder a genoemde doelgroep bedraagt de subsidie per bezette peuterplek per maand: 7 uur per week x € 8,78 per uur x 40 weken / 12 maanden minus de geldende maandelijkse ouderbijdrage op basis van de tabel behorende bij deze regeling.

b. voor de in artikel 5 lid 1 onder b genoemde doelgroep bedraagt de subsidie per bezette peuterplek per maand maximaal: 17,5 uur per week x € 8,78 per uur x 40 weken/ 12 maanden minus de geldende maandelijkse ouderbijdrage op basis van de tabel behorende bij deze regeling. De peuter dient minimaal 10,5 uur aanwezig te zijn bij de voorschoolse educatie met een inspanningsverplichting voor de kinderopvangorganisatie om dit uit te breiden naar het volledige programma voorschoolse educatie van 17,5 uur per week.

c. voor de in artikel 5 lid 1 onder c genoemde doelgroep bedraagt de subsidie per bezette peuterplek per maand maximaal: 10,5 uur per week x € 8,78 per uur x 40 weken/ 12 maanden. De peuter dient minimaal 10,5 uur aanwezig te zijn bij de voorschoolse educatie met een inspanningsverplichting voor de kinderopvangorganisatie om dit uit te breiden naar het volledige programma voorschoolse educatie van 17,5 uur per week.

3. Naast de in het tweede lid genoemde subsidiebedragen stelt het college een VVE-toeslag beschikbaar voor doelgroepkinderen tot het moment waarop zij naar groep 1 van de basisschool gaan. De VVE-toeslag bedraagt per doelgroepkind € 621,00 per jaar.

4. Voor organisaties voor peuteropvang en VVE is het toegestaan om de invulling van peuterplek-ken ten opzichte van de aantallen genoemd in de subsidieaanvraag, gedurende de subsidieperiode, aan te passen aan de vraag van ouders/wettelijk verzorgers en de daaruit voortvloeiende mutaties op te nemen in het format tussenrapportage zoals bedoeld in artikel 10, lid 1, van deze regeling.

 

Artikel 7 Verdeling van het subsidieplafond

Voor peuterwerk en VVE stelt de gemeenteraad in de begroting jaarlijks een subsidieplafond vast. Subsidieaanvragen voor peuterwerk worden in zijn geheel gehonoreerd. Aanvragen voor toeslagen VVE worden geprioriteerd op basis van het aantal gewichtenleerlingen op de basisschool of basisscholen waarmee wordt samengewerkt blijkens het borgingsdocument. Het percentage gewichtenleerlingen wordt vastgesteld op basis van de meest actuele beschikbare gegevens van Dienst Uitvoering Onderwijs. Daarbij geldt: hoe hoger het percentage gewichtenleerlingen, hoe hoger de prioriteit. De subsidie wordt toegekend op volgorde van prioriteit tot het subsidieplafond is bereikt.

 

Artikel 8 Voorwaarden subsidie peuteropvang en VVE

1. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan houders die voldoen aan de wettelijke basisvereisten, de Nunspeetse standaard naleven dat onderdeel uitmaakt van deze regeling en bij de aanvraag een door partijen ondertekend borgingsdocument overleggen;

2. De subsidieontvanger houdt een administratie bij van documenten aan de hand waarvan toetsing plaatsvindt van recht op kinderopvangtoeslag, aanwezigheid van geldige indicaties en van de bevindingen van deze toetsing.

3. De subsidie voor peuteropvang wordt geweigerd als voor de houder vanaf het moment van subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt, of als het uurtarief voor ouders/wettelijk verzorgers die een beroep doen op kinderopvangtoeslag lager is dan het uurtarief voor de door het college te subsidiëren peuterplekken.

4. De subsidie voor VVE wordt geweigerd als de houder op het moment van beoordelen van de aanvraag geen VVE-registratie heeft in het LRK.

 

Artikel 9 Voorwaarden subsidie SMI

De voorwaarden waaraan voldaan moet zijn om in aanmerking te komen voor subsidie voor SMI worden door het college uitgewerkt in een beleidsregel.

 

Artikel 10 Verantwoording en vaststelling subsidie

1. In afwijking van het gestelde in de ASV levert de houder jaarlijks uiterlijk op 1 juni een tussenrapportage over de gecontracteerde peuterplaatsen per 1 mei van het betreffende kalenderjaar aan het college aan en op 1 november de actuele stand per 1 oktober van dat jaar, middels het format tussenrapportage. Deze rapportage kan leiden tot een tussentijdse aanpassing van de subsidie middels een aanvullende aanvraag op voorwaarde dat het subsidieplafond nog niet is bereikt.

2. De houder levert op uiterlijk 1 mei een eindrapportage aan over het voorafgaande subsidiejaar middels het format eindrapportage en een inhoudelijk verslag over naleving van de Nunspeetse standaard en de daaraan gekoppelde inzet van de opslag voor- en vroegschoolse educatie.

3. Het definitieve subsidiebedrag voor peuterwerk en VVE wordt vastgesteld op basis van de gegevens uit de eindrapportage van de houder en de rekenregels in deze regeling. De vaststelling kan een terugvordering tot gevolg hebben als houder minder bezette peuterplekken heeft gerealiseerd dan het aantal waarvoor de subsidie is verleend.

4. Het definitieve subsidiebedrag voor SMI wordt op declaratiebasis vastgesteld en is nooit hoger dan is aangevraagd.

5. Voor subsidies van € 50.000 en hoger dient de eindrapportage voorzien te zijn van een controleverklaring van een accountant.

6. Het college kan te allen tijde bij de houder nadere gegevens opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde voorwaarden te controleren. Daartoe is houder verplicht de door het college aangewezen toezichthouders desgewenst inzage te geven in diens administratie betreffende onder meer:

Inkomensverklaringen of andere bewijzen voor de hoogte van het gezinsinkomen;

Verklaringen Geen recht op kinderopvangtoeslag;

Plaatsingscontracten waaruit aantal uren, ouderbijdrage en start- en (verwachte) einddatum blijken;

Indicaties voor plaatsingen van doelgroeppeuters en sociaal-medische-indicaties.

7. Als blijkt dat gedurende of na afloop van de subsidieperiode bestuurlijke handhaving van kracht is, dan heeft het college het recht de subsidie te herzien of lager vast te stellen, de bevoorschotting te stoppen en de subsidie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.

Paragraaf 2 Subsidie Thuisprogramma

 

Artikel 11 Vervallen

 

Artikel 12 Doelgroep

De doelgroep bestaat uit gezinnen met kinderen in de leeftijd van 2 tot en met 8 jaar. Deze kinderen hebben moeite met de Nederlandse taal en groeien op in een taalarme thuisomgeving. De kinderen en hun gezin worden toegeleid door de kinderopvangorganisatie, het consultatiebureau of de school.

 

Artikel 13 Vervallen

 

Artikel 14 Subsidieplafond

1. Het subsidieplafond wordt jaarlijks vastgesteld door de gemeenteraad in de gemeentebegroting voor de uitvoering van de VoorleesExpress.

2. Verdeelsleutel: Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aanvraag is aangevuld.

 

Artikel 15 Voorwaarden

Aanvrager werkt conform de erkende jeugdinterventie VoorleesExpress.

 

Artikel 16 Verantwoording

In aanvulling op het bepaalde in de ASV verstrekt de subsidieaanvrager na afloop van het subsidiejaar een inhoudelijk verslag voorzien van een overzicht van alle peuters en kleuters aan de hand van hun geboortedatum die in het subsidiejaar hebben deelgenomen aan de VoorleesExpress met een begin- en einddatum en weergegeven of het consultatiebureau (CJG) een VVE-indicatie heeft verstrekt.

Paragraaf 3 Subsidie Taalinterventie(s) in het basisonderwijs

 

Artikel 17 Indienen van een aanvraag

1. Een aanvraag kan alleen worden ingediend door een schoolbestuur die mede namens een ander schoolbestuur of andere schoolbesturen een aanvraag indient en de interventie(s) coördineert en uitvoert.

2. De termijn om een aanvraag in te dienen volgt uit de ASV.

 

Artikel 18 Doelgroep

De subsidie is bestemd voor leerlingen met taalachterstanden in het basisonderwijs die extra worden ondersteund bij het inhalen ervan.

 

Artikel 19 Hoogte van de subsidie

1. Het college bepaalt de hoogte van het subsidiebedrag aan de hand van een in de aanvraag opgenomen kostenraming per aangevraagde interventie.

2. Het subsidiebedrag is bedoeld als aanvulling op de bekostiging voor taalonderwijs en onderwijs aan nieuwkomers die schoolbesturen rechtstreeks van het rijk ontvangen. De hoogte van de rijksbijdrage moet blijken uit de bij de aanvraag te overleggen kostenraming.

 

Artikel 20 Verdeling van het subsidieplafond

Het college stelt voor de subsidie taalinterventies jaarlijks een subsidieplafond vast. Indien er onvoldoende middelen aanwezig zijn om alle aanvragen volledig te honoreren, dan stelt het college de aanvragen in rangorde vast. Aanvragen worden geprioriteerd volgens de werkwijze voor de toeslagen VVE in artikel 7 van deze regeling. Subsidie wordt toegekend tot het subsidieplafond is bereikt, waarbij aanvragen met hoogste prioriteit het eerst wordt afgehandeld.

 

Artikel 21 Voorwaarden

1. De aanvraag moet voldoen aan de volgende criteria:

In de aanvraag is een beschrijving opgenomen van de gekozen interventievorm, hoe deze wordt verzorgd, de wijze waarop leerlingen worden geselecteerd en hoe met absentie wordt omgegaan.

In de aanvraag is een analyse opgenomen van de taalachterstand van de leerlingen in de taalinterventie gekoppeld aan een haalbare opbrengst.

Uit de aanvraag moet blijken dat en hoe ouders schriftelijk toestemming (hebben ge-) geven voor deelname van hun kind.

Het taalonderwijs wordt verzorgd door gediplomeerde leerkrachten die bevoegd zijn om les te geven en toegerust zijn op het geven van intensief taalonderwijs. In de aanvraag wordt omschreven hoe dit is geborgd.

De aanvrager beschrijft de wijze waarop aan verbeterpunten wordt gewerkt als in voorgaande schooljaren voor de interventie zoals opgenomen in de aanvraag subsidie is ontvangen en na een gehouden evaluatie verbeterpunten zijn geformuleerd.

De aanvrager beschrijft de wijze waarop aandacht wordt besteed aan overdracht van de leerling die heeft deel genomen aan een interventie naar het regulier onderwijs en eventuele nazorg om de vooruitgang van de leerling vast te houden.

De aanvrager beschrijft de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan ouderbetrokkenheid.

2. Het bepaalde in het vorige lid onder b, d, e en f is niet van toepassing als een aanvraag wordt gedaan voor een kortdurende interventie.

 

Artikel 22 Verantwoording en vaststelling subsidie

1. In aanvulling op het bepaalde in de ASV overlegt de aanvrager bij de aanvraag om vaststelling van de subsidie een overzicht van de toetsresultaten van de deelnemende leerlingen waaruit de taalontwikkeling gedurende het schooljaar valt af te leiden.

2. Als de interventie kortdurend is, kan in de plaats van toetsresultaten worden volstaan met een opgave van het aantal deelgenomen kinderen aan de hand van hun geboortedatum en de school van inschrijving.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

 

Artikel 23 Hardheidsclausule

Het college beslist in alle voorkomende gevallen waarin deze deelverordening niet voorziet. Daarnaast is het college bevoegd om in bijzondere gevallen gemotiveerd van deze regeling af te wijken.

 

Artikel 24 Overgangsrecht voor het subsidiejaar 2018

1. Bij subsidies als bedoeld in paragraaf 1 van deze regeling geldt dat het is toegestaan om, in afwijking van het bepaalde in artikel 18 lid 1, het borgingsdocument bij de tussenrapportage over de stand per 1 mei te voegen.

2. In afwijking van artikel 11 lid 2 en artikel 17 lid 2 geldt dat aanvragen betreffende het kalenderjaar 2018 tot 1 februari 2018 kunnen worden ingediend. De aanvraag heeft betrekking op het gehele kalenderjaar.

 

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening worden aangehaald als ‘Deelverordening subsidies onderwijs en opvang 2019’.

 

Artikel 26 Slotbepalingen

1. Deze wijzigingsverordening treedt in werking op 25 november 2019.

2. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Subsidies onderwijs en opvang 2018 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

3. Deze verordening kan worden aangehaald als “Wijzigingsverordening subsidies onderwijs en opvang 2019”.

 

Aldus besloten in de collegevergadering van 19 november 2019.

Burgemeester en wethouders van Nunspeet,

de secretaris, de burgemeester,

A. Heijkamp B. van de Weerd

Naar boven