Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Wijdemeren houdende regels omtrent de heffing en invordering van afvalstoffenheffing (Verordening afvalstoffenheffing 2021)

De raad van de gemeente Wijdemeren;

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 27 oktober 2020;

 

Gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

B E S L U I T

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2021

Artikel 1. Definities

  • 1.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruikmaken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

  • 2.

    2e woning/vakantiewoning: woning zoals bedoeld in de Verordening op de heffing en invordering forensenbelasting.

Artikel 2. Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikmaakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De belasting bedraagt per belastingjaar € 305,88 per perceel.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel, onverminderd het bepaalde in lid 4 van dit artikel, bedraagt de belasting per belastingjaar € 222,00 per perceel, indien van het perceel door slechts één persoon gebruik wordt gemaakt.

  • 3.

    Voor de toepassing van het eerste en tweede lid van dit artikel is de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, op het moment van ontstaan van de belastingplicht, bepalend, tenzij blijkt dat de situatie anders is.

  • 4.

    De belasting bedraagt per belastingjaar € 243,24 per perceel indien het perceel een recreatieperceel betreft gelegen in het in de Gewestelijke afvalstoffenverordening omschreven Loosdrechtse Plassengebied.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid bedraagt de belasting per belastingjaar € 222,00 per perceel indien het perceel een 2e woning/vakantiewoning betreft.

Artikel 5 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    De aanslag kan met andere aanslagen op een zogenaamd gecombineerd aanslagbiljet worden verenigd.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, als dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Aanvullende aanslagen/verminderingen worden niet opgelegd. Het aantal personen, dat gebruik maakt van een perceel, wordt beoordeeld naar de situatie op het tijdstip van ontstaan van de belastingplicht.

  • 3.

    Het aantal personen, dat gebruik maakt van een perceel, wordt beoordeeld naar de situatie op het tijdstip van ontstaan van de belastingplicht.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt, met dien verstande dat het aantal personen dat gebruik maakt van het perceel, voor de hoogte van de heffing, onveranderd blijft.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de invorderingswet 1990, moeten de aanslagen, die worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, worden betaald uiterlijk 3 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid geldt, in het geval totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,00 doch minder is dan € 5.000,00 en zolang een machtiging tot automatische incasso werd afgegeven, moeten de aanslagen worden betaald, respectievelijk worden de aanslagen geïncasseerd in maximaal 8 gelijke termijnen, waarbij de eerste maand vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elke volgende termijn één maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen

Artikel 9 Overgangsrecht Inwerkingtreding en citeertitel

De Verordening afvalstoffenheffing 2020, vastgesteld bij raadsbesluit van 12 december 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 10, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening afvalstoffenheffing 2021’.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 10 december 2020.

De raad voornoemd,

de griffier,

mevr. drs. C.M. de Heus

de voorzitter,

mevr. drs. C.R. Larson

Naar boven