Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Gilze en Rijen houdende regels omtrent de heffing en invordering van rioolheffing (Verordening rioolheffing 2021)

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GILZE EN RIJEN;

 

gezien het voorstel, genummerd RS20.00221, van het college van burgemeester en wethouders;

 

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de

 

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2021

(Verordening rioolheffing 2021)

 

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • 2.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • 3.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van Brabant Water N.V. voor levering van water betrekking heeft;

  • 4.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

  • 5.

    Brabant Water N.V.: de naamloze vennootschap Brabant Water, gevestigd te ’s-Hertogenbosch.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • 1.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • 2.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Wie betaalt en waarvoor betaal je de belasting? Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 2.

    Met betrekking tot de belasting, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

    • c.

      gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruikmaken door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • d.

      het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Waarover betaal je de belasting? Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 2.

    Het aantal kubieke meters afgevoerd water wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de loop van het belastingtijdvak naar het perceel is toegevoerd en/of opgepompt.

  • 3.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet de pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

    De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 4.

    Voor zover de gegevens, als bedoeld in het tweede lid van dit artikel niet bekend zijn, wordt het waterverbruik door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar vastgesteld naar rato van het waterverbruik bij vergelijkbare roerende of onroerende zaken.

Artikel 6 Hoeveel betaal je? Belastingtarieven

De heffing als bedoeld in artikel 2 , eerste lid, bedraagt per belastingjaar bij een hoeveelheid afvalwater van:

  • a.

    1 t/m 500 m3: € 105,96;

  • b.

    501 m3 en meer: € 66,24 voor elke hoeveelheid van 500 m3 of gedeelte daarvan, vermeerderd met het verschuldigde onder a.

Artikel 7 Over welke periode betaal je belasting? Belastingtijdvak

  • 1.

    Het belastingtijdvak is in de gevallen waarin de heffing via afrekeningen van Brabant Water N.V. plaatsvindt de verbruiksperiode zoals die voor de betrokken belastingplichtige voor het desbetreffende perceel geldt.

  • 2.

    In andere gevallen dan in het eerste lid bedoeld is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Hoe brengen we de belasting in rekening? Wijze van heffing en betaling

  • 1.

    De belasting wordt geheven bij wege van een schriftelijke gedagtekende kennisgeving.

  • 2.

    Als kennisgeving wordt aangemerkt de afrekeningsnota van Brabant Water N.V. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening.De door deze Waterleidingmaatschappij verzonden voorschotnota's worden aangemerkt als voorlopig gevorderde bedragen.

  • 3.

    De voorlopig gevorderde bedragen worden met het definitief gevorderde bedrag verrekend.

  • 4.

    Ingeval aan de belastingplichtige geen nota's van Brabant Water N.V. worden verzonden, wordt de belasting geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Wanneer begint de belastingplicht? Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belastingschuld ontstaat bij de aanvang van het belastingtijdvak of indien de belastingplicht op een later tijdstip aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting, als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

Artikel 10 Wanneer moet je betalen? Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moet het voorlopig gevorderde bedrag alsmede het definitief gevorderde bedrag worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop het voorschotbedrag onderscheidenlijk het definitieve bedrag van de afrekening van Brabant Water N.V. moet worden betaald, indien het belastingtijdvak de verbruiksperiode is.

  • 2.

    In andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid moet het voorlopig gevorderde bedrag alsmede het definitief gevorderde bedrag, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet, worden betaald op het moment van het uitreiken van de kennisgeving of het aanslagbiljet, dan wel ingeval van toezending daarvan, uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van de kennisgeving of het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3.

    In afwijking in zoverre van het tweede lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,00, doch minder is dan € 10.000,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zes gelijke termijnen of zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste 3 en ten hoogste 6 bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van rioolheffing kan kwijtschelding worden verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.

Artikel 13 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening rioolheffing 2020", vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 16 december 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing. Zij blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening rioolheffing 2021".

Aldus vastgesteld in de openbare

vergadering van 14 december 2020.

DE RAAD VOORNOEMD,

de griffier,

mr. J.W. Timmermans

de voorzitter,

D.A. Alssema

Naar boven