Gemeenteblad van Harlingen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Harlingen | Gemeenteblad 2020, 349809 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Harlingen | Gemeenteblad 2020, 349809 | Beleidsregels |
Beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie Gemeente Harlingen 2021
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTERS EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE HARLINGEN;
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op het bepaalde in de Participatiewet;
Gelet op het bepaalde in de Wet Maatschappelijke ontwikkeling;
Gelet op het bepaalde in de Jeugdwet;
Gelet op het bepaalde in de geldende verordeningen op het sociaal domein Gemeente Harlingen;
de verordening maatschappelijke ondersteuning
de afstemmingsverordening Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ
de re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ
de verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ
de handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ
de verordening loonkostensubsidie Participatiewet
de verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet
de verordening individuele studietoeslag Participatiewet;
Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de uitvoering van de genoemde verordeningen op het sociaal domein;
Vast te stellen de volgende beleidsregel: Beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie gemeente Harlingen 2021.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeesters en wethouders in de vergadering van 15 december 2020.
Ouders kunnen voor kinderopvang gebruik maken van de reguliere kinderopvangtoeslag van de belastingdienst. Er zijn echter gezinnen of alleenstaande ouders, die als gevolg van sociaal medische redenen, niet (kunnen) werken/ re-integreren maar ook niet zelf voor hun kinderen kunnen zorgen. Zij hebben - als zij hun kinderen naar de kinderopvang brengen - geen of een beperkt recht op de kinderopvangtoeslag van de belastingdienst.
De SMI regeling biedt ouders een financiële tegemoetkoming om een tijdelijke oplossing voor kinderopvang mogelijk te maken. De kinderopvang dient plaats te vinden in een in een geregistreerd kindercentrum of in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang.
Deze regeling is bedoeld voor ouders die vanwege ernstige lichamelijke, psychische of sociale problemen tijdelijk zelf niet in staat zijn om voor hun kinderen te zorgen en begeleiding of hulp nodig hebben. Dit, om te voorkomen dat de ontwikkeling van het kind vanwege de thuissituatie een achterstand dreigt op te lopen. Kinderopvang kan in die situaties kinderen een veilig tweede milieu bieden en bijdragen aan een positieve ontwikkeling van het kind.
Bij structurele problemen is er een andere vorm van begeleiding en hulp noodzakelijk.
niet zelf in de kinderopvang kan voorzien en geen beroep kan doen op een andere passende voorliggende voorziening. De geldigheid van een sociaal medische indicatie is nooit langer dan 6 maanden. Deze regeling is namelijk bedoeld om de ouder tijdelijk financieel te ondersteunen in de noodzakelijke kosten van kinderopvang.
Alvorens op de aanvraag te besluiten, kan het college ten behoeve van de vaststelling van de noodzakelijkheid van kinderopvang nader advies opvragen bij een bij het gezin betrokken hulpverleningsinstantie, deskundige uit het betrokken gebiedsteam of adviesorgaan als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder f. van deze beleidsregels.
Artikel 5. Ingangsdatum en duur van de tegemoetkoming
De datum van de melding met het verzoek om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wordt gezien als aanvraagdatum onder voorwaarde dat het aanvraagformulier, inclusief de op het aanvraagformulier gevraagde bewijsstukken, binnen 14 dagen nadat het aanvraagformulier aan de belanghebbende is verzonden, is ingediend bij het college
Binnen de periode dat een tegemoetkoming voor de kinderopvang wordt verstrekt kan worden onderzocht of de sociaal medische indicatie ten aanzien van de duur en het noodzakelijk aantal uren kinderopvang gewijzigd is. Naar aanleiding hiervan besluit het college de tegemoetkoming te wijzigen of te beëindigen.
Artikel 6. Hoogte van de tegemoetkoming
Is het inkomen op het moment van de aanvraag lager dan 150% van de van toepassing zijnde inkomensnorm dan bedraagt de tegemoetkoming 100% van de noodzakelijk gemaakte kosten van kinderopvang waarbij de bepalingen zoals gesteld in het eerste lid onderdeel a., b. en d. van overeenkomstige toepassing zijn. De inkomensnormen zijn als bijlage in deze beleidsregels opgenomen en worden elk jaar, per 1 januari en 1 juli aan de hand van de wijzigingen van de bijstandsnormbedragen geïndexeerd. Daarbij wordt geen rekening gehouden met de zgn. kostendelersnorm.
Bij een verlengingsaanvraag zoals bedoeld in artikel 5, 6e lid is voor de vaststelling van de tegemoetkoming het bepaalde onder het eerste en tweede lid van toepassing. Ten aanzien van het inkomen en de toepassing van de Kinderopvangtoeslagtabel is het inkomen en de Kinderopvangtoeslagtabel van de eerdere aanvraag van toepassing, onder voorwaarde dat die aanvraag niet langer dan 12 maanden geleden is gedaan.
Artikel 7. De betaling van de tegemoetkoming
De tegemoetkoming wordt, op basis van declaratie via het daarvoor bestemde declaratieformulier, uitbetaald aan de ouder.
Artikel 9. Herziening en intrekking
Het college zal het recht op tegemoetkoming herzien of intrekken als:
Als het college een besluit tot herziening of intrekking als bedoeld in artikel 9. genomen heeft, wordt de ten onrechte verstrekte tegemoetkoming teruggevorderd.
Bij de invoering van de Wet kinderopvang op d.d. 9 juli 2004 is artikel 23 niet in werking getreden. Dit artikel zou er voor zorgen dat personen met sociaal-medische problematiek ook onder de werking van de wet zouden vallen. De verwachting is niet dat dit artikel alsnog op enig moment in werking zal treden.
Omdat de groep die vanwege sociaal-medische problematiek kinderopvang nodig heeft toch vaak een kwetsbare groep is, en geen recht heeft op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, vult het college met deze beleidsregels de lacune in de Wet kinderopvang op. Dit temeer middels kamerbrief van het ministerie van SZW (d.d. 4-7-2014) en laatstelijk bij kamerbrief d.d. 11 juni 2018 is bepaald dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor kinderopvang bij sociaal medische indicatie (SMI). Voor een sociaal medische indicatie kunnen gezinnen in aanmerking komen die geen recht hebben op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, bijvoorbeeld omdat maar een van de ouders werkt, terwijl de andere ouder om sociale of gezondheidsredenen tijdelijk niet in staat is om voor de kinderen te zorgen. Kinderopvang kan dan een tijdelijke oplossing bieden om de ouders te ontlasten en de ontwikkeling van het kind niet te schaden.
Momenteel wordt gewerkt aan een voorstel (“Verzamelwet Kinderopvang”) om het recht op kinderopvangtoeslag uit te breiden voor huishoudens waarin de ene partner werkt en de andere partner een permanente zorgindicatie heeft in het kader van de Wet langdurige zorg (Wlz). Vermoedelijke datum van inwerkingtreding is 1 januari 2021.
In deze regeling wordt beschreven onder welke voorwaarden een tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie kan worden verstrekt.
De begripsbepalingen in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang zijn ook van toepassing op deze beleidsregels. Alleen de in dit artikel niet-gedefinieerde begrippen zijn in deze beleidsregels opgenomen.
Deze regeling heeft tot doel een tegemoetkoming te verstrekken aan de ouder(s) die vanwege sociaal-medische problematiek kinderopvang nodig heeft en waarvoor geen vergoeding, middels de kinderopvangtoeslag, door de Belastingdienst wordt verstrekt.
Een sociaal medische indicatie (SMI) kan worden gegeven als gevolg van sociale, lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperkingen van de ouder in combinatie met het opheffen of te verminderen van een dreigende ontwikkelingsachterstand van het kind.
In de regeling is opgenomen het begrip voorliggende voorziening. Hiertoe worden alle regelingen gerekend die, gelet op haar aard en doel, voor dezelfde kosten compensatie bieden die voor de belanghebbende geacht wordt toereikend en passend te zijn.
Voorbeelden hiervan zijn o.a.: sociaal netwerk (opvang door de buurt, familie, mantelzorg), een algemene voorziening vanuit de Jeugdwet (bijvoorbeeld basishulp jeugdwet via het gebiedsteam), de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, compensatie via de werkgever in tijd of financiën, vergoeding uit zorgverzekering
Een ouder kan een tegemoetkoming ontvangen als vast staat dat vanwege sociaal- medische redenen noodzakelijk is dat tijdelijk gebruik wordt gemaakt van kinderopvang. De sociaal-medische redenen kunnen zowel bij de ouder, bij een kind binnen het gezin als in de combinatie bij de ouder en het kind aanwezig zijn. Uiteindelijk doel is het voorkomen van een ontwikkelingsachterstand van het kind. Om aan te kunnen tonen dat de ouder of het kind behoort tot de groep sociaal-medisch geïndiceerde moet de ouder bij de aanvraag een objectieve verklaring kunnen overleggen waaruit de sociaal-medische noodzaak blijkt. Dit kan een gespreksverslag van het desbetreffend gebiedsteam zijn waaruit de sociaal medische noodzaak blijkt maar ook een verklaring van een bij het gezin betrokken hulpverlener.
Indien een dergelijke verklaring vragen oproept, dan kan het college besluiten een onafhankelijk extern adviesorgaan te vragen om de sociaal-medische noodzaak te onderzoeken.
In een gespreksverslag of verklaring dient aandacht te worden geschonken aan:
De tegemoetkoming wordt door de ouder, die woonachtig is in de gemeente Harlingen, aangevraagd bij het college. De aanvraag moet schriftelijk worden ingediend via het daarvoor bestemde aanvraagformulier. (artikel 4:1 Awb). Op dit formulier is aangegeven welke bewijsstukken hierbij door de ouder moeten worden ingeleverd.
Het tweede lid bepaalt dat bij de aanvraag een verklaring van een onafhankelijk hulpverlener moet worden toegevoegd waaruit blijkt dat vanwege sociaal-medische redenen kinderopvang noodzakelijk is. Dit kan een verklaring zijn van een medewerker van het gebiedsteam of een andere deskundige die bij het gezin betrokken is.
Indien een dergelijke verklaring vragen oproept, kan het college besluiten om zelf aanvullend advies op te vragen bij een adviesorgaan (lid 3).
Artikel 4:35 Awb bepaalt dat in bepaalde gevallen een subsidieverlening (een tegemoetkoming in kinderopvang) kan worden geweigerd.
Daarnaast kan een tegemoetkoming worden geweigerd indien de ouder of de partner niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 3 van deze beleidsregels. In het geval dat er sprake is van een echtpaar, dienen beide personen aan die vereisten te voldoen.
De tegemoetkoming kan ook worden geweigerd als de ouder weigert of niet voldoende meewerkt om te voorkomen dat kinderopvang noodzakelijk is. Hierbij kan gedacht worden dat de ouder weigert mee te werken aan het hulpverlening programma welke dient tot oplossing van zijn probleem/ binnen het gezin.
Artikel 5. Ingangsdatum en duur van de tegemoetkoming
Dit artikel bepaalt de ingangsdatum en de duur van de verstrekking van de tegemoetkoming. In principe wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de startdatum van de kinderopvang voor zover deze samenvalt met de aanvraag.
Insteek van deze regeling is dat deze tijdelijk van aard is, de tegemoetkoming wordt daarom verstrekt voor de duur van 6 maanden echter niet langer de kinderopvang noodzakelijk is, oftewel voor de duur van de sociaal medische indicatie. Verlenging van de indicatie is éénmaal mogelijk met maximaal 6 maanden. Is daarna nog steeds kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie noodzakelijk dan kan voor een tegemoetkoming opnieuw een aanvraag worden ingediend.
De omvang van sociaal medische indicatie kan periodiek worden getoetst. Hierdoor wordt maatwerk geleverd aan de cliënt.
Artikel 6. Hoogte van de tegemoetkoming
Een ouder heeft recht op een tegemoetkoming voor het aantal uren en de duur dat kinderopvang door de deskundige op grond van een sociaal medische indicatie noodzakelijk wordt geacht.
De tegemoetkoming is gelijk aan de vergoeding die op grond van de geldende tarieven van de Belastingdienst-Toeslagen worden gehanteerd. Dit betekent dat de ouder een eigen bijdrage verschuldigd blijft. Voor die eigen bijdrage wordt geen tegemoetkoming verstrekt.
Voor de berekening van de tegemoetkoming kinderopvang wordt rekening gehouden met de Kinderopvangtoeslagtabel van de Belastingdienst op het moment van aanvraag of feitelijke aanvang van de kinderopvang, tot uiterlijk drie maanden voorafgaande aan de aanvraag.
Bij de vaststelling van de tegemoetkoming wordt de maximale uurprijs gehanteerd die door de Belastingdienst in acht wordt genomen. Deze wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld. Als de ouder kiest voor een opvangvorm die boven de maximale uurprijs ligt, dan komt het meerdere voor rekening van de ouder zelf.
Voor de ouder(s) met een gering inkomen, lager dan 150% van de van toepassing zijnde inkomensnorm, geldt dat alle kosten van de kinderopvang vergoed worden. Voor hen geldt geen eigen bijdrage, mits aan de overige criteria wordt voldaan. De eigen bijdrage komt nl. voor een tegemoetkoming in aanmerking.
De hiervoor bedoelde criteria zijn: maximum uurprijs, maximum aantal noodzakelijk uren van kinderopvang.
De inkomensnormen worden jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de van toepassing zijnde bijstandsnormen, per 1 januari en 1 juli. Bij de vaststelling van de inkomensnormen wordt geen rekening gehouden met de kostendelersnorm.
Door voor deze doelgroep de volledige kosten van kinderopvang te vergoeden wordt voorkomen dat een afzonderlijke aanvraag voor bijzondere bijstand moet worden gedaan.
De tegemoetkoming wordt in principe toegekend voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd, zolang dit aantal uren niet hoger is dan dat naar het oordeel van het college op grond van de SMI noodzakelijk is. Aan de hand van het declaratieformulier wordt gekeken hoeveel uren daadwerkelijk gebruik van de kinderopvang is gemaakt en wordt de tegemoetkoming berekend.
Overgang naar volgend kalenderjaar:
De Kinderopvangtoeslagtabel van de Belastingdienst wordt jaarlijks aangepast. Voor de hoogte van de tegemoetkoming heeft dit geen invloed.
Is de tegemoetkoming op basis van het tweede lid (gering inkomen) toegekend dan geldt hetzelfde. Hiermee wordt bedoeld dat een geringe wijziging in het inkomen in verband met loonontwikkelingen geen invloed heeft op de hoogte van de tegemoetkoming.
In principe geldt éénmaal de tegemoetkoming vastgesteld blijft vastgesteld, ook als de periode van kinderopvang het desbetreffend kalenderjaar overstijgt.
De maximum uurprijs van de kinderopvang wijzigt daarentegen wel mee als de kinderopvang noodzakelijkerwijs voortduurt tot in een volgend kalenderjaar.
Artikel 7. De betaling van de tegemoetkoming
Dit artikel spreekt voor zich. In verband met schuldenproblematiek kan er voor gekozen worden de uitbetaling anders te regelen.
Artikel 8. Inlichtingenplicht en overige verplichtingen
In dit artikel is voor de vaststelling en verstrekking van een tegemoetkoming een inlichtingenverplichting en meewerkplicht opgenomen voor de ouder.
Ten aanzien van de medewerkingsplicht geldt dat van de ouder verwacht wordt om al het mogelijke te doen om de noodzaak van de kinderopvang weg te halen. Heeft de ouder dit nagelaten dan is verlenging van de tegemoetkoming niet mogelijk. De regeling is immers bedoeld als kortdurende voorziening en uitgangspunt is dat de noodzaak tot gebruik van deze regeling zo spoedig mogelijk wordt aangepakt.
Ten aanzien van de inlichtingenverplichting geldt dat van de ouder wordt verwacht wijzigingen in het inkomen, waarvan het de aanvrager duidelijk is dat dit gevolgen heeft voor de hoogte van de tegemoetkoming, aan het college te melden. Hetzelfde geldt voor de aankoop of verkoop van de eigen woning (i.v.m. wijziging toetsingsinkomen). Dergelijke wijzigingen kunnen nl. van invloed zijn op de hoogte van het toetsingsinkomen en vervolgens op de hoogte van de tegemoetkoming van de kinderopvang.
Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel
Inkomensnormen Tegemoetkoming kinderopvang SMI (artikel 6)
Per 1 juli 2020 exclusief vakantietoeslag.
Leeftijdscategorie: 21 jaar of ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd |
||
• Gezin met kinderen, (één 18 tot 21, ander 21 jaar of ouder) |
*Onder een maandinkomen wordt verstaan het netto inkomen uit arbeid, winst, uitkering, partneralimentatie en pensioen van de ouder en echtgenoot of partner per maand. Inkomsten uit vakantiegeld, heffingskortingen en toeslagen zoals huur- of zorgtoeslag gelden hierbij niet als inkomen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-349809.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.