Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen ABG-organisatie

De heffingsambtenaar van de gemeenten Alphen-Chaam, Baarle-Nassau en Gilze en Rijen (hierna: ABG organisatie); gelet op de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met de artikelen 231 en 237 van de Gemeentewet, op artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede op de betreffende artikelen van de geldende belastingverordeningen van de deelnemers ABG-organisatie, waarin aan de colleges van burgemeester en wethouders de bevoegdheid is toegekend nadere regels te geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen, alsmede op de artikelen 3 en 4 van de Gemeenschappelijke Regeling van de Bedrijfsvoeringsorganisatie ABG-organisatie (hierna: Gemeenschappelijke Regeling), waarin deze bevoegdheid wordt overgedragen aan de ABG-organisatie;

Besluit

vast te stellen de volgende uitvoeringsregeling:

Uitvoeringsregeling met betrekking tot de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen door de Gemeenschappelijke Regeling ABG-organisatie (Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen ABG-organisatie 2021)

Artikel 1. Algemene bepaling

  • 1.

    Deze regeling geeft uitvoering aan de in de aanhef genoemde artikelen.

  • 2.

    Voor de toepassing van deze regeling worden rechten aangemerkt als gemeentelijke belastingen.

  • 3.

    De op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen bedoeld in artikel 233 van de Gemeentewet, worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen, met dien verstande dat wordt verstaan onder de aanslag of de voorlopige aanslag: het gevorderde, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde bedrag. Artikel 2 blijft bij de op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen buiten toepassing.

Artikel 2. Aangifte

  • 1.

    De belastingplichtige aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag voor de belastingen waarvan de heffing en invordering is overgedragen de Gemeenschappelijke Regeling is opgelegd, is gehouden binnen een maand na het verstrijken van die zes maanden bij de heffingsambtenaar van de Gemeenschappelijke Regeling een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel wijziging ondergaat dient de belastingplichtige binnen twee weken na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging heeft plaatsgevonden, bij de in het vorige lid bedoelde heffingsambtenaar een schriftelijk verzoek in om uitreiking van een aangiftebiljet.

  • 3.

    De formulieren van de aangiftebiljetten worden namens het dagelijks bestuur van de ABG-organisatie vastgesteld door de heffingsambtenaar.

  • 4.

    Overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen dienen de in het aangiftebiljet gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te worden ingevuld. Het aangiftebiljet dient ondertekend en met de daarbij gevraagde bescheiden te worden ingeleverd of toegezonden.

Artikel 3. Gebruik nachtverblijfregister ten behoeve van de heffing van toeristenbelasting

Bij de vaststelling van feiten ten behoeve van de heffing van toeristenbelasting kan de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar het door belastingplichtige bijgehouden nachtverblijfregister raadplegen.

Artikel 4. Voorlopige aanslag

  • 1.

    De in artikel 231 van de Gemeentewet bedoelde heffingsambtenaar van de Gemeenschappelijke Regeling legt een voorlopige aanslag op, indien het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, na verrekening van voorheffingen en reeds opgelegde voorlopige aanslagen, zulks naar zijn mening rechtvaardigt.

  • 2.

    De bepaling van het bedrag van een voorlopige aanslag die wordt vastgesteld in het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, dan wel na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan kan:

  • a.

    geschieden op grond van de gegevens die hebben gediend ter vaststelling van de meest recente belastingaanslag over, dan wel met betrekking tot het meest recente tijdvak of kalenderjaar, met dien verstande dat daarbij op benaderende wijze rekening kan worden gehouden met wijzigingen in de wettelijke bepalingen betreffende de heffing van belasting alsmede met andere wijzigingen die voor de heffing van belasting van belang kunnen zijn. In geval de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld lager is dan het op de voet van de vorige volzin berekende bedrag, wordt de voorlopige aanslag gesteld op dit lagere bedrag.

  • b.

    voor de afvalstoffenheffing jaarlijks geschieden en naar evenredigheid worden vastgesteld op een gemiddeld aantal ledigingen van de gehele gemeente in het voorgaande belastingtijdvak.

Artikel 5. Rente

  • 1.

    Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vinden de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 29 van de Invorderingswet 1990 en de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing. In afwijking hiervan wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van € 50,00 niet te boven gaat.

  • 2.

    Een uit het eerste lid voortvloeiende wijziging van een rentepercentage is uitsluitend van toepassing bij de renteberekening over het deel van de renteperiode vanaf het tijdstip waarop de betreffende wijziging in werking treedt.

Artikel 6. Overgangsrecht, Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en werkt wat de in rekening te brengen invorderingsrente betreft terug tot en met 23 maart 2020.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als 'Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen ABG-organisatie 2021.

  • 3.

    De "Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Gilze en Rijen 2019", vastgesteld bij besluit d.d. 1 november 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in het eerste lid genoemde datum van ingang. Zij blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.

 

Aldus vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeenten Alphen-Chaam, Baarle-Nassau en Gilze en Rijen.

Alphen, 2 november 2020

F.A. de Kort

 

Naar boven