Besluit van de burgemeester van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent het inzetten van cameratoezicht (Beleidskader Cameratoezicht)

De burgemeester van de gemeente Rotterdam,

 

Gelezen de motie ‘In de schemer fluit de merel’ (20bb007170);

 

overwegende dat:

  • de burgemeester op grond van artikel 151c van de Gemeentewet en 2:77 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 in het belang van de handhaving van de openbare orde de bevoegdheid heeft om cameratoezicht in te zetten;

  • het wenselijk is dat de burgemeester het beleidskader cameratoezicht vaststelt;

 

besluit vast te stellen:

 

Het Beleidskader Cameratoezicht

Artikel 1  

Het beleidskader cameratoezicht, zoals opgenomen in de bijlage, wordt vastgesteld.

Artikel 2  

Het beleidskader treedt in werking op de eerste dag na de dagtekening van het Gemeenteblad waarin het wordt geplaatst.

Aldus vastgesteld op 22 oktober 2020.

De burgemeester van Rotterdam,

Ing. A. Aboutaleb

 

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 18 december 2020 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Bijlage 1 Beleidskader Cameratoezicht Gemeentewet 151c

 

Inleiding

Sinds 2000 wordt er in Rotterdam gebruik gemaakt van het instrument cameratoezicht in de openbare ruimte. De burgemeester kan dit op grond van artikel 151c van de Gemeentewet en artikel 2:77 van de Algemene Plaatselijke Verordening invoeren. Gemeentelijk cameratoezicht is als sluitstuk van een veiligheidsaanpak een belangrijk instrument om inbreuk op de openbare orde te voorkomen of in te dammen en draagt zodoende bij aan de verbetering van het woon- en leefklimaat ter plaatse.

 

Binnen dit beleidskader zal worden ingegaan op het wettelijk kader en voorwaarden voor inzet, procedure, evaluatie, mobiel cameratoezicht en privacy.

 

Wettelijk kader en voorwaarden voor inzet

In het belang van het handhaven van de openbare orde is op grond van artikel 151c Gemeentewet en artikel 2:77 APV de bevoegdheid aan de burgemeester verleend om het instrument cameratoezicht in te kunnen zetten op openbare plaatsen en ten aanzien van voor een ieder toegankelijke parkeerterreinen. In Rotterdam volgt de inzet van cameratoezicht de letter van de wet. Hieruit vloeien een aantal belangrijke voorwaarden voor de inzet van het instrument:

  • 1.

    De inzet van het instrument is in het belang van de handhaving van de openbare orde;

  • 2.

    Noodzakelijkheid: de inzet van het instrument voldoet aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit;

  • 3.

    De inzet van het instrument geldt voor een afgebakende periode en voor een (beperkt) openbaar gebied;

  • 4.

    De inzet zal worden geëvalueerd na afloop en de gemeenteraad zal hierover worden geïnformeerd;

  • 5.

    De aanwezigheid van het instrument is kenbaar voor iedereen die de desbetreffende openbare plaats betreedt;

  • 6.

    De beelden mogen maximaal 4 weken worden opgeslagen.

 

Ad 1.

De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde. Hieronder wordt begrepen een verstoring van enige betekenis van de normale gang van zaken in of aan de desbetreffende openbare ruimte. Dit houdt in dat er sprake moet zijn van een openbaar gebied waarin zich regelmatig onveilige situaties of met enige regelmaat wanordelijkheden of verstoringen van de openbare orde voordoen en waar eerdere maatregelen niet het gewenste effect hebben gehad. Middels een grondige analyse van de veiligheidssituatie door de politie van het aan te wijzen gebied in de aanvraag, moet duidelijk worden in hoeverre dit van toepassing is en of cameratoezicht noodzakelijk is in dat gebied.

 

Ad 2.

De noodzakelijkheid van de inzet van cameratoezicht moet worden aangetoond middels een toets aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit.

 

Subsidiariteit

Aangezien cameratoezicht een sluitstuk van de veiligheidsaanpak is, moet er worden aangetoond dat minder vergaande maatregelen niet voldoende gebleken zijn om de openbare orde te handhaven. De inzet van camera’s staat dus niet op zichzelf, maar gebeurt altijd in combinatie met andere maatregelen.

 

Proportionaliteit

Daarnaast mag de inbreuk die cameratoezicht eventueel op de privacy van betrokkenen pleegt niet onevenredig zijn in verhouding tot het te dienen doel, namelijk het handhaven van de openbare orde. Dit houdt in dat bij iedere aanwijzing en plaatsing nauwkeurig zal moeten worden afgewogen of deze hieraan voldoet.

 

Ad 3.

In de veiligheidsanalyse van de politie, welke een onderdeel is van de aanvraag, wordt het aan te wijzen gebied benoemd en getoetst aan de hierboven genoemde beginselen. Na positieve besluitvorming in de driehoek wordt het cameragebied opgenomen in het vigerende aanwijzingsbesluit. Dit aanwijzingsbesluit wordt voor 3 jaar vastgesteld en wordt geactualiseerd na het uitvoeren van de evaluatie voor alle cameragebieden.

 

Ad 4.

Ieder cameragebied wordt driejaarlijks geëvalueerd en hierbij wordt beoordeeld of cameratoezicht in het desbetreffende gebied nog noodzakelijk is. Om hierbij tot een volledig beeld te komen, worden er voor deze evaluatie adviezen gevraagd bij politie en bij de gebiedscommissies, wijkcomités en wijkraden. In de evaluatie wordt met name beoordeeld of de beweegredenen voor invoering nog steeds van toepassing zijn of dat er een camera weggehaald of verplaatst dient te worden. Naast de hierboven genoemde adviezen, wordt in de analyse gebruik gemaakt van de waarnemingen door de operators van cameratoezicht en het wijkprofiel. Indien uit de evaluatie blijkt dat de inzet van camera’s in een gebied niet langer noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde trekt de burgemeester het besluit om in dat gebied camera’s in te zetten in en wordt het aanwijzingsbesluit geactualiseerd.

 

Ad 5.

De inzet van cameratoezicht vereist dat het op een duidelijke wijze kenbaar wordt gemaakt aan de burgers; de burgers moeten in kennis worden gesteld van het feit dat het mogelijk is dat zij op beelden kunnen voorkomen zodra zij het cameragebied betreden. Aan de burgers moet dus in ieder geval aan de randen van het cameragebied kenbaar worden gemaakt dat zij een cameragebied betreden. Daarnaast wordt het aanwijzingsbesluit gepubliceerd en bekend gemaakt.

 

Ad 6.

Volgens de wet mogen de beelden maximaal 4 weken worden opgeslagen. In Rotterdam wordt een termijn van 2 weken gehanteerd.

 

Procedure

De procedure om een cameragebied aan te wijzen, begint met een verzoek van de politie met een gedegen veiligheidsanalyse als basis. Hierin wordt de situatie van het aan te wijzen gebied geschetst en worden in elk geval de volgende onderdelen opgenomen:

  • Probleembeschrijving en analyse;

  • Maatregelen die reeds ingezet worden;

  • Incidentenbeeld;

  • Noodzaak;

  • Doel;

  • Omvang van het cameragebied;

  • Duur en evaluatie;

  • Privacy.

 

Het verzoek komt binnen bij de beleidsadviseur van de Directie Veiligheid met de portefeuille Cameratoezicht en beoordeelt dit verzoek op grond van de hierboven genoemde onderdelen. Na beoordeling van de aanvraag wordt deze met de Adviesgroep Cameratoezicht gedeeld. Deze adviesgroep bestaat uit de Politie, Openbaar Ministerie en de Gemeente en wordt gezien als afstemming in driehoeksvorm op ambtelijk niveau.

 

De adviesgroep beoordeelt het verzoek en geeft naar aanleiding hiervan een advies aan de leden van de driehoek. Daar wordt de inzet beoordeeld en vindt er besluitvorming plaats. Naar aanleiding van dit besluit worden een aanwijzingsbesluit vastgesteld, de opdracht tot uitvoering gegeven en het besluit gepubliceerd. Eenmaal per jaar wordt de Gemeenteraad geïnformeerd over onder meer de nieuwe aanwijzingen in de stad en daarnaast op hoofdlijnen via het jaarverslag.

 

Bewoners

In de aanvraag voor cameratoezicht worden de zware openbare orde delicten van de laatste periode door de politie in kaart gebracht. Ook relevante leefbaarheidssignalen of overlast kunnen hierin worden meegenomen. Bewoners die bijvoorbeeld al geruime tijd overlast ervaren, hier melding van hebben gemaakt ten behoeve van dossieropbouw en draagvlak hebben voor het plaatsen van toezichtcamera’s, kan op deze wijze worden opgenomen in de aanvraag. Dit kan de inhoud van de aanvraag verder versterken. Bewoners kunnen hiertoe de bestaande kanalen gebruiken, zoals het contact met de wijkagent of via het algemene politienummer 0900-8844. Tevens kan het contact via de gebiedscommissie of de accounthouder van de gemeente verlopen.

 

Indien een aanvraag door de driehoek wordt goedgekeurd, dan zal de uitvoering van het cameraproject middels een bewonersbrief met de omwonenden worden gecommuniceerd en wordt het aangepaste aanwijzingsbesluit gepubliceerd in het gemeenteblad. Tevens zal na afronding van het project in de directe omgeving bebording worden geplaatst om het cameratoezicht kenbaar te maken.

 

Evaluatie

Zoals hierboven aangegeven, is een van de voorwaarden van cameratoezicht dat er periodiek geëvalueerd wordt. In Rotterdam is ervoor gekozen om die driejaarlijks te doen, waarbij er getoetst wordt aan de hierboven genoemde wettelijke voorwaarden.

 

Daarbij wordt er onder andere gekeken naar de volgende punten:

  • Wat was de aanleiding om cameratoezicht in te voeren?

  • Bestaat deze aanleiding nog?

  • Is de inzet van het instrument nog noodzakelijk?

  • Hoe kan de veiligheidssituatie in het gebied getypeerd worden?

  • Aangegeven moet worden wat voor soort cameragebied het betreft (bijvoorbeeld veel druk op de openbare orde door uitgaansconcentratie, winkelcentrum, treinstation etc.).

  • Er dient aangegeven te worden of het aanwijzen van het cameragebied een positief effect heeft gehad op de veiligheid.

  • In kaart brengen wat de gevolgen zijn bij het verwijderen van cameratoezicht.

  • Acties naar aanleiding van cameratoezicht: wat heeft het uitkijken van de beelden uiteindelijk opgeleverd.

 

Mobiel Cameratoezicht

De inzet van mobiel cameratoezicht kan plaatsvinden op grond van twee verschillende grondslagen, namelijk:

  • art. 151c Gemeentewet;

  • art. 3 Politiewet.

 

Toepassing artikel 151c Gemeentewet

Per 1 juli 2016 mag de burgemeester mobiel cameratoezicht inzetten om de openbare orde te handhaven. Bij de toepassing van mobiel cameratoezicht zal er altijd maatwerk geleverd worden. Zo dienen beschikbare stroomvoorzieningen en de wijze waarop de verbinding met het gemeentelijk netwerk (het uitkijkcentrum) tot stand kan worden gebracht ter plaatse te worden onderzocht.

 

Eind 2016 heeft de driehoek besloten een gebied binnen de wijken Bospolder – Tussendijken aan te wijzen als pilotgebied voor de inzet van mobiel cameratoezicht. Het hoofddoel betrof om de rust op het plein voor omwonenden terug te laten keren na een lange periode van diverse zware incidenten. Gezien het succes van deze pilot, heeft de gemeente Rotterdam nu 3,5 jaar later 7 mobiele masten en 7 kleinere mobiele camera’s om in te zetten in dit kader. Het is een belangrijk onderdeel van het cameratoezicht instrumentarium. Voor de inzet van mobiel cameratoezicht worden de volgende kaders gehanteerd.

 

Bij inzet van mobiele camera’s op grond van artikel 151c Gemeentewet wijst de burgemeester een gebied aan waarbinnen mobiele camera’s kunnen worden geplaatst of verplaatst. Dat gebied mag niet groter zijn dan strikt noodzakelijk voor de handhaving van de openbare orde. Verder gelden dezelfde voorwaarden als hierboven genoemd onder het kopje ‘Wettelijk kader en voorwaarden voor inzet.’ Hieronder een paar voorbeelden waarin mobiel cameratoezicht krachtens art. 151c Gemeentewet kan worden ingezet:

  • In een periode voorafgaand aan het plaatsen van vast cameratoezicht;

  • In een gebied waar de problematiek niet enkel op één locatie is, maar zich verplaatst;

  • In situaties waarin een tijdelijke inzet naar verwachting kan volstaan.

De inzet van flexibel cameratoezicht is wettelijk behandeld bij de aanpassing van artikel 151c Gemeentewet en voor inzet zijn dezelfde voorwaarden van toepassing als hierboven genoemd onder ‘Wettelijk kader en voorwaarden voor inzet’.

 

Toepassing artikel 3 Politiewet

Naast inzet op grond van art. 151c Gemeentewet, kunnen gemeentelijke mobiele camera’s kortstondig door de politie worden ingezet op basis van art. 3 Politiewet ter handhaving van de rechtsorde. Het kan dan gaan om onvoorziene ordeverstoringen of (de vrees voor) ordeverstoringen van tijdelijke aard, bijvoorbeeld bij een risicowedstrijd in het betaalde voetbal of bij evenementen of demonstraties. Dit is toegestaan zolang het niet stelselmatig plaatsvindt en ter handhaving van de openbare orde noodzakelijk is (proportioneel en subsidiair) en slechts een beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer oplevert.

 

Randvoorwaardelijk

De randvoorwaarden van de toepassing van de mobiele camera’s krachtens de Politiewet zijn:

  • Enkel inzetbaar bij onvoorziene ordeverstoringen of (de vrees voor) ordeverstoringen van tijdelijke aard;

  • Veelal kortstondige inzet (in beginsel 3 t/m 14 dagen, met een mogelijkheid tot verlenging) en kan binnen 24 uur te plaatsen zijn;

  • Er moet een veiligheidsanalyse aan ten grondslag liggen, waarin de noodzaak van de inzet beargumenteerd moet worden;

  • De afdeling Team Technisch Toezicht van de politie toetst op proportionaliteit en subsidiariteit en kent het gebruik op grond van art. 3 Politiewet toe;

  • Beelden komen binnen bij het uitkijkcentrum. De collega’s aldaar zullen de beelden uitkijken conform de gebruikelijke gang van zaken en de politie voorzien van terugkoppeling indien nodig. Dit gebeurt te allen tijde onder regie van de politie.

 

Privacy

Bij de inzet van (flexibel) cameratoezicht wordt de rechtmatigheid, de proportionaliteit en de subsidiariteit van dit instrument uitvoerig getoetst om te waarborgen dat er ongeoorloofde inbreuk op de privacy van betrokkenen kan worden gepleegd. Bij de totstandkoming van wetgeving met betrekking tot cameratoezicht en bij de aanvulling met flexibele camera’s is hier uitgebreid bij stilgestaan. De gemeente Rotterdam past dan ook de bovenvermelde kaders bij de inzet van dit instrument. Door borden te plaatsen en aanwijzingsbesluiten te publiceren, worden betrokkenen geïnformeerd over dit instrument.

 

Met de privacy van betrokkenen wordt dan ook zeer zorgvuldig omgegaan. Er zijn passende technische en organisatorische maatregelen genomen om de privacy te waarborgen. De camerabeelden worden uitgekeken door een selecte groep van gespecialiseerde medewerkers van Stadsbeheer en er is wordt gewaarborgd dat de camera’s niet in niet-toegestane ruimten (huiskamers/tuinen) registreren. Dit gebeurt onder regie van de politie in het uitkijkcentrum op het Kleinpolderplein, waarvoor toegangsautorisatie vereist is. Tevens is er een verwerkersovereenkomst. Conform de Gemeentewet wordt uitgekeken ter handhaving van de openbare orde. Enkel politiemedewerkers kunnen ten behoeve van opsporingszaken bij de opgeslagen camerabeelden.

Naar boven