Gemeenteblad van Rotterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2020, 348344 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2020, 348344 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent het financiële beleid, het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie (Verordening financiën Rotterdam 2021)
De raad van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 november 2020 (raadsvoorstel nr. 20bb017063); raadsstuk 20bb018875;
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;
overwegende, dat voor de effectuering van deugdelijk financieel beleid en beheer en een deugdelijke financiële organisatie aanvullende regels nodig zijn;
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
apparaatslasten: lasten die geen directe relatie hebben met het realiseren van een programmadoel of de hiervan afgeleide taakvelddoelen of subtaakvelddoelen, waarbij het hierbij alle personele, materiële en overheadlasten betreft die verbonden zijn aan het functioneren van de ambtelijke organisatie, exclusief bestuur en bestuursondersteuning;
Per programma wordt een onderscheid gemaakt tussen de programmalasten en de apparaatslasten. De wijze waarop de apparaatslasten worden toegerekend aan de programma’s staat voor een begrotingsjaar vast en wordt in de ontwerpprogrammabegroting toegelicht. Een wijziging van de wijze van toerekening wordt expliciet toegelicht.
De bij staand beleid gedurende het begrotingsjaar binnen een programma van de vastgestelde programmabegroting ontstane tegenvallende lasten worden zonder voorafgaande begrotingswijziging opgevangen door direct gerelateerde meevallende baten binnen hetzelfde programma. De dekking van het restant vereist een begrotingswijziging.
De bij staand beleid gedurende het begrotingsjaar binnen een programma van de vastgestelde programmabegroting ontstane meevallende lasten worden zonder voorafgaande begrotingswijziging ingezet voor de dekking van direct gerelateerde tegenvallende baten binnen hetzelfde programma. Het restant komt ten gunste van de algemene dekkingsmiddelen en kan zonder voorafgaande begrotingswijziging niet voor een ander dan het vastgesteld beleid worden ingezet.
De bij staand beleid gedurende het begrotingsjaar binnen een programma van de vastgestelde programmabegroting ontstane tegenvallende baten worden zonder voorafgaande begrotingswijziging door direct gerelateerde meevallende lasten binnen hetzelfde programma opgevangen. De dekking van het restant vereist een begrotingswijziging.
De bij staand beleid gedurende het begrotingsjaar binnen een programma van de vastgestelde programmabegroting ontstane meevallende baten worden zonder voorafgaande begrotingswijziging ingezet voor de dekking van direct gerelateerde tegenvallende lasten binnen hetzelfde programma. Het restant komt ten gunste van de algemene dekkingsmiddelen en kan zonder voorafgaande begrotingswijziging niet voor een ander dan het vastgestelde beleid worden ingezet.
Bij het niet geheel kunnen uitvoeren van een programma van de programmabegroting in een begrotingsjaar t kan het goed in te schatten bijbehorende budget via een begrotingswijzigingsvoorstel van het college naar het begrotingsjaar t+1 worden overgeheveld. De raad besluit uiterlijk 31 december van het begrotingsjaar t een bestemmingsreserve te vormen voor het over te hevelen budget.
Indien de raad geen besluit als bedoeld in het zesde lid heeft genomen, neemt de raad vooruitlopend op de eerstvolgende begrotingswijziging én voorafgaand aan de uitvoering van deze werkzaamheden in het nieuwe begrotingsjaar t+1 zo snel mogelijk een besluit over deze overheveling. De over te hevelen werkzaamheden komen, al dan niet in eerste instantie, ten laste van de algemene reserve of het budget van het begrotingsjaar t+1.
Op materiële vaste activa met een meerjarig nut en bijdragen aan activa in eigendom van derden die beiden een beperkte gebruiksduur kennen wordt lineair afgeschreven. Hierbij:
kan bij de afschrijving van vastgoedobjecten en van materiële vaste activa, die als onderdeel van gebiedsontwikkeling zijn vervaardigd, die samengesteld zijn uit twee of meer componenten die in de afschrijvingstabel zijn opgenomen, één gezamenlijke afschrijvingstermijn worden gehanteerd, waarbij geldt dat deze gezamenlijke afschrijvingstermijn niet langer is dan de maximaal toegestane afschrijvingstermijn van de component met de langste afschrijvingstermijn;
Het college legt de raad jaarlijks, vooruitlopend op de jaarstukken, een besluit voor over de vaststelling van het totaal aan grondexploitaties, de looptijden van plannen langer dan 10 jaar en over het reëel en stellig voornemen van dan lopende initiatieven voor ontwikkeling van gronden, zoals bedoeld in artikel 8, derde lid.
Artikel 13 Reserves en voorzieningen
De administratie dient procesmatig en systeemtechnisch zodanig te zijn ingericht, gevoerd, beveiligd, onderhouden én bewaard, dat deze te allen tijde op een systematische wijze juiste, volledige, tijdige en controleerbare informatie levert, die in ieder geval dienstbaar is voor:
Het college zorgt voor een zodanige opzet en werking van een intern beheersingsstelsel dat de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur, alsmede de getrouwheid en rechtmatigheid van de daarbij tot stand gekomen verantwoordingsinformatie gewaarborgd is. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 december 2020.
De griffier,
I.C.M. Broeders
De voorzitter,
A. Aboutaleb
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 18 december 2020 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)
Bijlage 1: Afschrijvingstabel vaste activa als bedoeld in artikel 11
Onderstaande tabel is ingedeeld naar kenmerken van activa. Als een activum niet expliciet in de tabel is opgenomen wordt aansluiting gezocht op kenmerkniveau.
Deze verordening volgt uit artikel 212 van de Gemeentewet. In dit artikel is de verplichting opgenomen voor de raad om bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast te stellen.
De verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.
Bij het opstellen van deze verordening zijn de bepalingen in hogere regelgeving, voor zover in dit kader relevant, als uitgangspunt genomen. Hierbij moet met name worden gedacht aan bepalingen in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV), de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido), de ministeriële Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) en de Wet markt en overheid. Voor een goed inzicht in alle regels inzake het financiële beleid, het financiële beheer en de financiële organisatie moet dus ook in deze hogere regelgeving te rade worden gegaan.
Om éénduidige toewijzing van delen van de bij ministerieel besluit vastgestelde, landelijk geldende, taakvelden aan collegeleden en aan clusters mogelijk te maken zijn meerdere taakvelden opgedeeld. Deze zogenoemde Rotterdamse taakvelden zijn in praktische zin deeltaakvelden.
Eén of meer Rotterdamse taakvelden tellen op tot een landelijk geldend taakveld. Het totaal van de Rotterdamse taakvelden is gelijk aan het totaal van de landelijke taakvelden. Omdat de sturing op en verantwoording over taakvelden gericht is op de Rotterdamse taakvelden, worden deze in de begrotings- en verantwoordingsdocumenten toegelicht.
De gemeenteraad bepaalt aan het begin van een nieuwe bestuursperiode de indeling van de begroting in programma’s. Deze indeling geldt in beginsel voor de gehele bestuursperiode.
Uitgangspunt bij het BBV is dat raad en college gediend zijn met een inrichting van de begroting en spiegelbeeldig de jaarstukken, die zoveel mogelijk is toegesneden op de eigen situatie en wensen.
De voorjaarsnota is een beschrijving van verwachte ontwikkelingen die van invloed zijn op de financiële positie van het concern als gevolg van autonome en/of beleidsmatige ontwikkelingen in het komende begrotingsjaar. Ontwikkelingen die zich in het lopende begrotingsjaar voordoen worden verantwoord in de bestuursrapportages. Met de vaststelling van de voorjaarsnota doet de raad richtinggevende uitspraken over de op te stellen programmabegroting voor het komende begrotingsjaar en de drie daaropvolgende begrotingsjaren.
De voorjaarsnota wordt in beginsel gecombineerd met de eerste herziening van de lopende begroting en de technische, beleidsneutrale begrotingswijzigingen uit de interne budgetronde. De interne budgetronde wordt uitgevoerd vóór de eerste herziening en wordt in de eerste herziening van de lopende begroting verwerkt. Het college kan een voorstel aan de raad doen om van dit principe af te wijken en de voorjaarsnota en de eerste herziening (inclusief technische begrotingswijzigingen) apart aan de raad aan te bieden.
Het budgetrecht van gemeenten ligt bij de raad. Dit is verankerd in artikel 189 van de Gemeentewet. De essentie van het budgetrecht is dat de raad door middel van de vaststelling van de programmabegroting het college machtigt tot uitvoering conform deze begroting. De programmabegroting is daarmee ook de basis voor de bedrijfsvoering en de basis voor de verantwoording door middel van de jaarstukken. Het college moet de raad in staat stellen om zijn budgetrecht goed te kunnen uitoefenen. Het college dient daartoe bij de raad een ontwerpprogrammabegroting in.
De toewijzing van middelen aan concrete bedrijfsprocessen en taakvelden is een bevoegdheid van het college en komt tot uitdrukking in de taakveldenraming.
Met het vaststellen van de programmabegroting autoriseert de raad per programma de geraamde baten en lasten, de mutaties in de reserves en het investeringskrediet dat ten behoeve van het begrotingsjaar wordt gevoteerd. Afgezien van het investeringskrediet dat ten behoeve van het begrotingsjaar wordt gevoteerd, wordt het ‘overzicht van investeringen’, zoals bedoeld in het vierde lid sub b, dus ter kennisname aan de raad aangeboden.
Conform het BBV wordt in de paragraaf ‘Onderhoud kapitaalgoederen’ met betrekking tot de kapitaalgoederen inzicht gegeven in het beleidskader, de hieruit voortvloeiende financiële consequenties en de vertaling van deze financiële consequenties in de begroting.
In het programmaplan wordt per programma expliciet ingegaan op de maatschappelijke effecten en de wijze waarop ernaar gestreefd zal worden die effecten te verwezenlijken. Dit vindt plaats door middel van de drie W-vragen: Wat willen we bereiken? Wat gaan we ervoor doen? Wat gaat het kosten? Hierbij worden per programma de baten uitgesplitst naar inkomstenbronnen, waarbij in ieder geval onderscheid wordt gemaakt naar ‘bijdragen rijk en medeoverheden’, ‘opbrengsten derden’ en ‘overige baten’. De lasten per programma worden, na uitsplitsing in programma- en apparaatslasten, gespecificeerd naar kostencategorieën, waarbij in ieder geval onderscheid wordt gemaakt naar ‘subsidies en inkomensoverdrachten’, ‘inkopen en uitbestede werkzaamheden’, ‘kapitaallasten’, ‘personeelslasten’ en ‘inhuur’.
Door de wettelijke paragrafen in de beleidsbegroting te baseren op afzonderlijke beleidsdocumenten, wordt voorkomen dat hierin uitgebreid verslag moet worden gedaan van de beleidsuitgangspunten van beheersmatige activiteiten en de lokale heffingen.
Er kan worden volstaan met een verwijzing naar deze beleidsdocumenten. Met het oog hierop is het van belang dat kort na aanvang van een raadsperiode de nieuw geïnstalleerde raad deze beleidsdocumenten vaststelt.
Het college kan, indien opportuun, de raad via een 10-maandsrapportage informeren over de prognoses ten aanzien van de lopende begroting en over mogelijke risico’s op begrotingsonrechtmatigheden. Via de brief kan het college aan de raad het voorstel doen om, op het niveau van de begrotingsprogramma’s, de geraamde baten en lasten en mutaties in reserves voor het lopend jaar te wijzigen. De 10-maandsrapportage kan ook het voorstel aan de raad bevatten om bestaande investeringskredieten bij te stellen en/of nieuwe investeringskredieten toe te wijzen.
Artikel 6 Verantwoording: jaarstukken
Door middel van de jaarstukken legt het college verantwoording af aan de raad. De controle door de accountant is geregeld in de gemeentelijke Controleverordening. De normen voor de controle zijn opgenomen in het Besluit accountantscontrole decentrale overheden. In de gemeentelijke Kadernota accountantscontrole worden aanvullende kaders voor de rechtmatigheidscontrole door de accountant voorgeschreven.
In het tweede lid worden de begrotingsregels beschreven met betrekking tot mee- en tegenvallende baten en lasten. De algemene dekkingsmiddelen vormen een uitzondering op de in dit artikel beschreven dwingende verbanden tussen mee- en tegenvallende baten en lasten.
Artikelen 8 t/m 11 Activeren, waarderen en afschrijven
Investeringsuitgaven worden, in overeenstemming met landelijke regelgeving, geactiveerd. Deze regel geldt voor investeringen in activa met zowel maatschappelijk nut als met economisch nut. Voor het activeren geldt een uniform drempelbedrag van € 100.000 per investering.
Bijdragen aan activa van derden kunnen worden geactiveerd; dat gebeurt onder de balanscategorie Immateriële vaste activa. Op deze geactiveerde bijdragen wordt afgeschreven over de door de investerende (derde) partij geschatte gebruiksduur.
In lid 5 van artikel 12 staat beschreven dat de gemeenteraad jaarlijks een besluit neemt over lopende initiatieven voor ontwikkeling van gronden en het reëel en stellig voornemen om plannen ook daadwerkelijk in uitvoering te nemen. Dit gebeurt als onderdeel van een door het college voor te leggen besluit over het geheel van grondexploitaties, de looptijden en nieuwe initiatieven. In het geval de raad het voornemen niet bekrachtigt met een daartoe strekkend besluit, worden de geactiveerde kosten in het lopend jaar ten laste van de exploitatie gebracht.
Investeringen in materiële vaste activa omvatten de verkregen, vervaardigde maar ook de financial geleasede vaste activa waarop tevens afgeschreven moet worden. Een eventuele restwaarde van een actief wordt per actief bepaald. Voor activa met een wettelijke onderhoudsplicht, zoals monumentale panden, wordt altijd een restwaarde bepaald.
Investeringen in gronden en terreinen worden ongeacht het investeringsbedrag geactiveerd en worden niet afgeschreven. Hiermee wordt enerzijds de volledigheid van de grondadministratie gewaarborgd. Anderzijds hebben de gronden en terreinen een onbeperkte levensduur of vertonen nauwelijks een waardeverlies, zodat afschrijving op deze activa niet op zijn plaats is.
Homogene groepen materiële vaste activa, waarvoor de raad per jaarschijf of per raadsperiode een kredietbesluit neemt, kunnen als één investering worden geactiveerd, waarbij wordt aangenomen dat de investeringen jaarlijks per 31/12 in gebruik worden genomen. Als homogene groepen activa worden bijvoorbeeld aangemerkt, lichtmasten, oplaadpalen, verkeersinstallaties en parkeermeters.
Het budgetrecht van de raad omvat ook besluiten over investeringskredieten. Uit doelmatigheidsoverwegingen is er in Rotterdam voor gekozen om besluiten over de toewijzing van kredieten onderdeel te laten zijn van de reguliere P&C-documenten: voorjaarsnota, programmabegroting (beiden inclusief herzieningen van de lopende begroting) en 10-maandsrapportage. Artikel 10 borgt dat de financiële effecten van het voorgelegde investeringsbesluit ook verwerkt zijn in de lopende begroting en meerjarenraming. Bij uitzondering kan het nodig zijn dat de raad gevraagd wordt om tussentijds investeringskrediet toe te wijzen. In dat geval moeten de financiële effecten van dat besluit in het eerstvolgende P&C-document verwerkt worden.
Jaarkredieten en kredieten voor een raadsperiode dan wel voor een programma, gekoppeld aan een bepaalde periode, worden altijd afgesloten bij de eerstvolgende jaarrekening na het verstrijken van de periode waar het krediet betrekking op heeft.
Het startmoment van afschrijvingen op geactiveerde investeringen is 1 januari volgend op het moment van ingebruikname, met uitzondering van vervoermiddelen in eigen beheer. Voor deze laatstgenoemde categorie geldt als startdatum, de datum van ingebruikname. De aan de investeringen toe te rekenen rentelasten worden tot de startdatum van afschrijven toegevoegd aan de boekwaarde van de investering.
Investeringen in bestaande activa worden afgeschreven over de eventueel nieuwe geschatte gebruiksduur met inachtneming van de maximale termijnen die zijn opgenomen in de afschrijvingstabel, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze verordening. Het in artikel 9, lid 3, genoemde grensbedrag wordt ook gehanteerd voor investeringen in bestaande activa en bijdragen aan activa van derden.
Op grond van artikel 12, lid 1, besluit de gemeenteraad over het in exploitatie nemen van bouwgronden. Het besluit omvat mede de relatie tussen de activiteiten en uitgaven in de grondexploitatie en het nut voor de grondexploitatie. Hiervoor wordt bij de betreffende grondexploitatie een toelichting opgenomen over de causaliteit waaruit de verhouding tussen het algemeen nut en het nut voor de grondexploitatie blijkt.
Het college is bevoegd om binnen gestelde kaders nieuwe grondexploitaties en wijzigingen in bestaande grondexploitaties goed te keuren, mét borging van controle- en sturingsmogelijkheden voor de raad. Het college mag (wijzigingen in) grondexploitaties die niet groter zijn dan 50 woningen en/of 5.000 m2 bruto vloeroppervlakte (bvo) of € 1 mln. (netto contante waarde) zelfstandig goedkeuren. Het college kan (wijzigingen in) grondexploitaties met een omvang van tussen de 50 en 120 woningen (en maximaal 5.000 m2 bvo en € 1 mln. NCW) goedkeuren, mits niet ten minste 1/5 van de raadsleden heeft aangegeven in een dergelijk geval een verklaring van geen bedenkingentraject te willen doorlopen.
Dit zal per project worden beoordeeld.
Artikel 15 Prijzen en tarieven
De gemeente brengt kosten in rekening voor het leveren van producten en diensten die alleen door de overheid worden geleverd. Te denken valt aan de leges die in rekening worden gebracht voor het leveren van een identiteitsbewijs, de behandeling van een aanvraag van een vergunning of een verzoek tot ontheffing, alsook aan de bestemmingsheffingen wegens het inzamelen en verwerken van afvalstoffen en het onderhouden van het riool. De raad stelt hiertoe tarieven vast.
De gemeente kan ook kosten in rekening brengen voor het leveren van producten, diensten en werken die ook door bedrijven worden geleverd. Te denken valt aan het verhuren van vastgoed, het in lease geven van vervoermiddelen of de dienstverlening van het ingenieursbureau aan derden. Het college stelt hiertoe prijzen vast.
In de Gemeentewet is voorgeschreven dat de tarieven van leges en bestemmingsheffingen zo moeten worden bepaald, dat de baten de lasten niet overstijgen. Dus: de kosten mogen volledig worden gedekt, maar de gemeente mag er in ieder geval niet aan verdienen. In dit artikel is bepaald dat het college in zijn voorstel tot vaststelling van tarieven uitgaat van kostendekkendheid. Dit laat onverlet dat de raad, eventueel op voorstel van het college, kan besluiten tot een lager tarief.
In de Wet markt en overheid is voorgeschreven dat de prijzen van economische activiteiten, waarbij de overheid concurreert met de private markt, behoudens enkele uitzonderingen, zo moeten worden bepaald, dat de kosten tenminste volledig worden gedekt. Dus: de kosten moeten volledig worden gedekt; de gemeente mag niet oneerlijk concurreren met de markt door zijn economische activiteiten deels te bekostigen met geld dat is verkregen door belastingheffing. In dit artikel is bepaald dat het college bij het vaststellen van prijzen uitgaat van kostendekkendheid. Dit laat onverlet dat het college kan besluiten tot een hogere prijs of, in geval van een wettelijke uitzondering, een lagere prijs.
In dit artikel worden de kaders gegeven voor de inrichting van de administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn, want dat is aan het college.
Het doel van de treasuryfunctie is om te voorzien in de gemeentelijke financieringsbehoefte en om het gemeentelijke vermogen tegen financiële risico’s te beschermen. Onder de treasuryfunctie worden alle activiteiten verstaan die zich richten op het aantrekken van de benodigde financiële middelen die moeten voorzien in de vermogensbehoefte van de gemeente. Er moeten op elk moment voldoende middelen aanwezig zijn om aan de financiële verplichtingen te kunnen voldoen. Ook heeft de treasuryfunctie tot doel om het gemeentelijk vermogen en de (rente)resultaten te beschermen tegen ongewenste financiële risico’s, zoals renterisico’s, kredietrisico’s en interne liquiditeitsrisico’s. De belangrijkste regelgeving voor de gemeentelijke treasuryfunctie is opgenomen in de Wet fido en de Ruddo. De treasuryfunctie is voor de gemeente niet een zelfstandige kerntaak. Ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak kan de gemeente een beroep doen op de geld- en kapitaalmarkt, middelen uitzetten (in de vorm van het verstrekken van leningen en het nemen van deelnemingen) of garanties verlenen. De omschrijving van de publieke taak is de verantwoordelijkheid van de raad. De gemeente is primair overheid en geen bank. Het doel van de treasuryfunctie is expliciet gekoppeld aan de uitvoering van de programmabegroting. Het in- en doorlenen van middelen met als doel hiermee inkomsten te genereren (bankieren) wordt in elk geval niet tot de publieke taak gerekend. Het college legt nadere regels voor de uitvoering van de treasuryfunctie vast in het treasurystatuut.
De gemeente past totaalfinanciering toe. De liquiditeitsbehoefte is het saldo van uitgaven en ontvangsten. Als de raad besluit tot het doen van nieuwe investeringen zal hij eerst investeringskredieten dienen te voteren met bijbehorende dekking in de begroting voor de kapitaallasten. Daarbij wordt tegelijkertijd de publieke taak verantwoord. Wanneer deze investeringen meer concreet worden, leidt dit tot een planning van uitgaven en ontvangsten. Deze worden onderdeel van de totale liquiditeitsbehoefte. Op basis van de liquiditeitsbehoefte kan worden geleend (of uitgezet bij de schatkist). Bij een structurele liquiditeitsbehoefte kunnen langlopende leningen worden aangetrokken. Alleen bij het verstrekken van substantiële leningen kan de gemeente 1-op-1 financiering aantrekken, als dit past binnen de totale liquiditeitsbehoefte.
Er kunnen twee soorten financieringsmiddelen worden onderscheiden, namelijk interne en externe financieringsmiddelen. De interne financieringsmiddelen omvatten onder andere de reserves en voorzieningen. De externe financieringsmiddelen zijn kort- en langlopende geldleningen die worden aangetrokken op de geld- en kapitaalmarkt. De financiering van de investeringen vindt in eerste instantie plaats met de interne financieringsmiddelen, zodat minder rentedragend vreemd vermogen aangetrokken hoeft te worden.
De financiering van de vaste activa maakt onderdeel uit van de hierboven genoemde totaalfinanciering. Hiertoe wordt omslagrente berekend over de boekwaarde van de vaste activa. In het zevende en achtste lid worden de uitzonderingen hierop aangegeven. Dit heeft te maken met de looptijd en het risicoprofiel van dergelijke investeringen. In lid 6a is bepaald dat de omslagrente wordt berekend over de boekwaarde van de (im)materiële en financiële vaste activa aan het begin van de maand. Wegens beperkingen van het administratieve systeem wordt de omslagrente voor de (im)materiële en financiële vaste activa die volgens de annuïtaire methode worden afgeschreven, berekend over de boekwaarde aan het begin van het kalanderjaar. Zodra het administratieve systeem de berekening per maand wel toelaat zal dit worden aangepast.
De bespaarde rente over de interne financieringsmiddelen wordt binnen de financieringsfunctie als een last opgenomen. De bespaarde rente is echter geen uitgave zoals de werkelijke rente op opgenomen geldleningen, maar blijft binnen de eigen begroting en kan weer worden aangewend voor andere doeleinden. De bespaarde rente komt dus weer ten goede aan de gemeentelijke producten. In dit artikel wordt weergegeven op welke wijze dat gebeurt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-348344.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.