Verordening van de raad van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de Verordening op het binnenwater 2010 in verband met het aanvragen van een ontheffing en het uitbreiden van vergunningen voor vervoer van goederen naar vergunningen voor transport (Verordening tot wijziging van de Verordening op het binnenwater 2010)

De raad van de gemeente Amsterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 november 2020,

gelet op artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet,

 

besluit:

Artikel I  

De Verordening op het binnenwater 2010 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Het opschrift van hoofdstuk 2, paragraaf 5 komt te luiden:

 

Paragraaf 5 Exploitatievergunning voor transport

 

B

 

Artikel 2.5.1 wordt als volgt gewijzigd:

 

Het eerste lid komt te luiden:

 

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning anders dan om niet:

    • a.

      met een vaartuig of object goederen te vervoeren of te laten vervoeren;

    • b.

      een vaartuig of object ter beschikking te stellen voor goederenvervoer;

    • c.

      met een vaartuig of object diensten ten behoeve van watergebonden activiteiten te verlenen;

    • d.

      een vaartuig of object ter beschikking te stellen voor dienstverlening ten behoeve van watergebonden activiteiten.

Het tweede lid komt te luiden:

 

  • 2.

    Het is verboden de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, aan te bieden, voor zover:

    • a.

      voor die activiteiten geen vergunning is verleend;

    • b.

      die activiteiten betrekking hebben op Amsterdam.

C

 

Artikel 2.6.1 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • a.

    In het eerste lid wordt na 2.1.2, eerste lid, ingevoegd ‘2.1.4, eerste lid’.

 

  • b.

    In het tweede lid wordt na 2.1.2, eerste lid, ingevoegd ‘2.1.4, eerste lid’.

D

 

Artikel 5.1, vijfde lid, komt te vervallen.

Artikel II  

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking.

Artikel III  

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening tot wijziging van de Verordening op het binnenwater 2010.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 17 december 2020

De voorzitter

Femke Halsema

De raadsgriffier

Jolien Houtman

Toelichting  

 

Transport

Naar aanleiding van de Nota Varen Deel 2 (februari 2020) wil de gemeente het transport over water stimuleren. Om de onderhavige verordening aan te laten sluiten bij het nieuwe beleid is de reikwijdte van hoofdstuk 2, paragraaf 5, uitgebreid. Vervoer van goederen is vervangen door transport. Onder deze noemer valt vervoer van goederen en dienstverlening ten behoeve van watergebonden activiteiten, als bedoeld in artikel 1.1.1 van de verordening.

 

Onder transport over water vallen verschillende activiteiten: bouwtransport voor aan water gerelateerde werkzaamheden, bouwtransport voor werkzaamheden aan de wal, niet zijnde kades en bruggen, transport van afval, goederenvervoer naar één of enkele vaste locaties, goederenvervoer naar wisselende locaties en dienstverlenende vaart.

 

Onder bouwtransport voor aan water gerelateerde werkzaamheden wordt verstaan de aan- en afvoer van bouwmaterialen ten behoeve van werkzaamheden op of aan het water. Een voorbeeld hiervan is het onderhoud aan kades en bruggen. Werken vanaf het water is op deze locaties doorgaans noodzakelijk, bijvoorbeeld omdat de draagkracht van de kade ter plaatse niet toereikend is of anderszins niet uitvoerbaar is vanaf de wal. Afhankelijk van het soort werk en de mogelijkheden op de wal worden hierbij vaartuigen en objecten gebruikt die wisselen in aard en aantal.

 

Onder bouwtransport voor werkzaamheden aan de wal, niet zijnde kades en bruggen, wordt verstaan de aan- en afvoer van bouwmaterialen voor werkzaamheden op de wal. Een voorbeeld hiervan is de verbouwing van panden aan of nabij een gracht. Deze werkzaamheden hoeven niet op of via het water uitgevoerd te worden, maar als het mogelijk is, dan is dat een ontlasting van de wal en een beperking van het wegverkeer in de stad.

 

Onder transport van afval wordt verstaan transport van huishoudelijke en bedrijfsafvalstoffen, anders dan zaken als vervuilde grond of de afvoer van verpakkingsmateriaal. Hiervoor zal naast een exploitatievergunning moeten worden voldaan aan aanvullende eisen en voorwaarden, om te verzekeren dat gevaarlijke of schadelijke afvalstoffen niet in het water belanden. In die gevallen waar andere regelgeving niet voorziet kunnen aanvullende voorschriften worden verbonden aan de exploitatievergunning.

 

Onder goederenvervoer naar een of enkele vaste locaties wordt verstaan de aan- en afvoer van goederen naar een of enkele vaste locaties. Een voorbeeld hiervan is het vervoeren van fusten bier naar bepaalde horecagelegenheden of de afvoer van de productie van een lokale brouwerij.

 

Onder goederenvervoer naar wisselende locaties wordt verstaan de aan- en afvoer van goederen naar steeds wisselende locaties. Voorbeeld hiervan is het vervoeren van pakketpost. De sterke toename daarvan komt doordat mensen steeds meer goederen via internet kopen.

 

Onder dienstverlenende vaart wordt verstaan zaken als vervoer tussen twee locaties binnen hetzelfde bedrijf of het aanbieden van diensten vanaf een vaartuig. Tot op heden zijn deze vaartuigen alleen gereguleerd met een ligplaatsvergunning en de algemene regelgeving voor vaartuigen, maar verder niet. Met deze wijziging wordt dienstverlening ten behoeve van watergebonden activiteiten, als bedoeld in artikel 1.1.1 van de verordening, ook onder de noemer transport geschaard. Zodoende kan beter zicht worden gehouden op de bedrijven en vaartuigen die diensten aanbieden. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan werkboten die tot een werf behoren, vaartuigen die diensten aanbieden vergelijkbaar met de ANWB, maar dan op het water, vaartuigen die functioneren als laadstation voor accu’s, bevoorradingsvaartuigen voor het rondbrengen van goederen of personeel binnen een rederij, cateringvaartuigen voor de bevoorrading van eten en drinken van verschillende rederijen en sleepboten of andere vaartuigen die duwbakken en dekschuiten de stad in en uit slepen.

 

Om zowel goederenvervoer als dienstverlening onder transport te scharen is artikel 2.5.1 aangepast. Voortaan kan een exploitatievergunning worden aangevraagd voor transport over water. Op grond van het eerste lid is het niet toegestaan zonder vergunning tegen betaling of een andersoortige vergoeding met een vaartuig of object goederen te vervoeren of te laten vervoeren of een vaartuig of object daartoe ter beschikking te stellen. Daarnaast is het niet toegestaan zonder vergunning tegen betaling of een andersoortige vergoeding met een vaartuig of object diensten ten behoeve watergebonden activiteiten te verlenen of een vaartuig of object daartoe ter beschikking te stellen.

 

Op grond van het tweede lid van artikel 2.5.1 is het evenmin toegestaan deze activiteiten aan te bieden als daarvoor geen exploitatievergunning is verleend, voor zover die activiteiten betrekking hebben op de gemeente Amsterdam.

 

Op grond van artikel 2.5.2 jo. artikel 2.4.7 kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de vergunningverlening. Deze nadere regels worden opgenomen in de Regeling op het binnenwater 2020.

 

Ontheffing

 

Het college kan ontheffing verlenen van artikel 2.1.4, eerste lid, bijvoorbeeld op basis van de historische waarde van een pleziervaartuig. Voorheen was de mogelijkheid ontheffing te verlenen in ieder artikel apart geregeld. Bij de wijziging van de verordening in 2019 is ervoor gekozen de vrijstellings- en ontheffingsbevoegdheden samen te brengen in één artikel. Bij deze wijziging is artikel 2.1.4, eerste lid, per abuis niet meegenomen. Met de wijziging van artikel 2.6.1 wordt deze omissie hersteld. Voor de volledigheid is ook de mogelijkheid vrijstelling te verlenen van artikel 2.1.4, eerste lid, opgenomen in het tweede lid van artikel 2.6.1.

 

Overgangsbepalingen

 

Op grond van artikel 2.1.4, eerste lid, onder b, geldt een afmeerverbod voor pleziervaartuigen langer dan 10 meter. In 2013 is de maximale lengte teruggebracht van 12 naar 10 meter. De maximale lengtemaat van 10 meter geldt per 1 januari 2015. Bij het bepalen van deze lengte is aangesloten bij de ervaring in de praktijk: de meeste (echte) pleziervaartuigen bleken niet langer te zijn dan 10 meter. De reden voor het afmeerverbod voor pleziervaartuigen langer dan 10 meter is dat er steeds meer grote vaartuigen werden afgemeerd die eigenlijk geen pleziervaartuig waren, maar in toenemende mate illegaal werden bewoond.

 

Volgens artikel 5.1, vijfde lid, is het afmeerverbod niet van toepassing op een vaartuig met een lengte, over het dek gemeten, van ten hoogste 12 meter, waarvoor de eigenaar kan aantonen dat in 2013 een vignet op grond van de Verordening Binnenhavengeld Pleziervaart van gemeentewege is afgegeven.

 

Vanaf 2020 worden nieuwe vignetten uitgegeven. Daarmee komen de oude vignetten te vervallen. De eigenaar van een vaartuig is verplicht alle oude vignetten van het vaartuig te verwijderen. De oude vignetten worden vervangen door een vignet met een RFID-chip. Hierdoor is het voor Nautisch Toezicht niet meer mogelijk te bepalen of de overgangsbepaling al dan niet van toepassing is op een pleziervaartuig, langer dan 10 meter. Daarom is ervoor gekozen deze overgangsbepaling te laten vervallen en te vervangen door een ander systeem.

 

Uit een analyse van de beschikbare gegevens blijkt dat de overgangsbepaling van toepassing is op ongeveer 30 vaartuigen. De gemeente zal contact opnemen met de eigenaars van deze vaartuigen. Desgewenst kunnen zij een ontheffing of een vrijstelling krijgen van artikel 2.1.4, eerste lid, onder b. Op die manier wordt meteen in kaart gebracht op welke vaartuigen deze overgangsbepaling van toepassing is. Bij de ontheffing of vrijstelling gelden de volgende voorwaarden: iedereen wordt geacht vanaf 2020 jaarlijks het Binnenhavengeld Pleziervaart te voldoen. Als iemand besluit gedurende een bepaalde periode geen Binnenhavengeld Pleziervaart (meer) te betalen, komt hij niet meer in aanmerking voor de ontheffing of vrijstelling. Daarnaast moet het vaartuig eigendom blijven van dezelfde eigenaar. Een ontheffing of vrijstelling is immers niet alleen vaartuig gebonden, maar ook eigenaar gebonden. Bij de verkoop van het vaartuig komt de ontheffing of vrijstelling te vervallen. Een nieuwe eigenaar kan geen aanspraak maken op deze uitzondering.

 

Dit systeem heeft twee voordelen. Ten eerste wordt de handhaafbaarheid vergroot, omdat Nautisch Toezicht tijdens een controle beschikt over alle benodigde informatie. Ten tweede zal het aantal pleziervaartuigen tot 12 meter in de toekomst steeds verder afnemen, bijvoorbeeld omdat iemand de stad verlaat en geen Binnenhavengeld Pleziervaart meer betaalt of omdat een vaartuig wordt verkocht.

Naar boven