Raadsbesluit

volgnummer : 20.073 / 20bs00100

datum raad : 15 december 2020

agendapunt :

onderwerp : Vaststellen 'Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening'

 

 

 

De raad van de gemeente Veldhoven;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 oktober 2020, nr.

 

 

gelet op artikel 147 en 149 van de Gemeentewet;

 

 

b e s l u i t :

 

Vast te stellen de Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening.

 

 

 

Artikel I

De Algemene plaatselijke verordening wordt als volgt gewijzigd:

Artikel nr.

Huidige tekst

Nieuwe tekst

2:12

Artikel 2:12 begripsbepaling

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoopvoorstellingen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160 eerste lid onder h Gemeentewet;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in artikel 2:5 van deze verordening;

    • g.

      sportwedstrijden binnen de reguliere competitie of binnen de eigen vereniging die plaatsvinden op sportterreinen, in sporthallen of sportzalen.

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      markten, anders dan bedoeld in het eerste lid onder b;

    • d.

      een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;

    • e.

      een feest, barbecue, muziekvoorstelling op of aan een openbare plaats;

    • f.

      een wedstrijd op of aan een openbare plaats, voor zover in het geregelde onderwerp niet wordt voorzien door artikel 10 jo. artikel 148 Wegenverkeerswet 1994.

  • 3.

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      risico-evenement: evenement met een verhoogd risico, gebaseerd op de door het bevoegd bestuursorgaan vastgestelde risicomatrix voor evenementen (categorie C);

    • b.

      evenement met verhoogde aandacht: evenement met een gemiddeld risico, waarvoor verhoogde aandacht moet zijn, gebaseerd op de door het bevoegd bestuursorgaan vastgestelde risicomatrix voor evenementen (categorie B);

    • c.

      regulier evenement: evenement met een laag risico, gebaseerd op de door het bevoegd bestuursorgaan vastgestelde risicomatrix voor evenementen (categorie A);

    • d.

      vrijgesteld evenement: evenement waarbij de risico’s van dien aard zijn dat het evenement vrijgesteld is van de melding- dan wel vergunningplicht, waarbij standaardmaatregelen en –voorschriften voldoen, gebaseerd op de door het bevoegd bestuursorgaan vastgestelde risicomatrix voor evenementen (categorie 0);

    • e.

      buurt-/wijkevenement: een evenement dat door en in de buurt c.q. wijk georganiseerd wordt;

    • f.

      schoolevenement: een evenement dat door een onderwijsinstelling wordt georganiseerd en dat gericht is op onderwijs gerelateerde activiteiten;

    • g.

      liefdadigheidsevenement: een evenement dat in hoofdzaak gericht is op en in het teken staat van liefdadigheid;

    • h.

      informatief evenement: een evenement dat in hoofdzaak gericht is op een of meerdere onderwerpen met als doel om er meer over te weten te komen of er iets van te leren.

Artikel 2:12 begripsbepaling

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

a. bioscoopvoorstellingen;

b. markten als bedoeld in artikel 160 eerste lid onder g Gemeentewet;

c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:5 van deze verordening;

g. sportwedstrijden binnen de reguliere competitie of binnen de eigen vereniging die plaatsvinden op sportterreinen, in sporthallen of sportzalen.

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

a. een herdenkingsplechtigheid;

b. een braderie;

c. markten, anders dan bedoeld in het eerste lid onder b;

d. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;

e. een feest, barbecue, muziekvoorstelling op of aan een openbare plaats;

f. een wedstrijd op of aan een openbare plaats, voor zover in het geregelde onderwerp niet wordt voorzien door artikel 10 jo. artikel 148 Wegenverkeerswet 1994.

  • 3.

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. risico-evenement: evenement met een verhoogd risico, gebaseerd op de door het bevoegd bestuursorgaan vastgestelde risicomatrix voor evenementen (categorie C);

b. evenement met verhoogde aandacht: evenement met een gemiddeld risico, waarvoor verhoogde aandacht moet zijn, gebaseerd op de door het bevoegd bestuursorgaan vastgestelde risicomatrix voor evenementen (categorie B);

c. regulier evenement: evenement met een laag risico, gebaseerd op de door het bevoegd bestuursorgaan vastgestelde risicomatrix voor evenementen (categorie A);

d. vrijgesteld evenement: evenement waarbij de risico’s van dien aard zijn dat het evenement vrijgesteld is van de melding- dan wel vergunningplicht, waarbij standaardmaatregelen en –voorschriften voldoen, gebaseerd op de door het bevoegd bestuursorgaan vastgestelde risicomatrix voor evenementen (categorie 0);

e. buurt-/wijkevenement: een evenement dat door en in de buurt c.q. wijk georganiseerd wordt;

f. schoolevenement: een evenement dat door een onderwijsinstelling wordt georganiseerd en dat gericht is op onderwijs gerelateerde activiteiten;

g. liefdadigheidsevenement: een evenement dat in hoofdzaak gericht is op en in het teken staat van liefdadigheid;

h. informatief evenement: een evenement dat in hoofdzaak gericht is op een of meerdere onderwerpen met als doel om er meer over te weten te komen of er iets van te leren.

 

Artikel 2:55 Carbid schieten

  • 1.

    Het is verboden acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of een gasmengsel met vergelijkbare eigenschappen op explosieve wijze te verbranden.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet buiten de bebouwde kom van 31 december 18.00 uur tot 1 januari van het daaropvolgende jaar 02.00 uur.

  • 3.

    Het college is, met betrekking tot het bepaalde in het tweede lid, bevoegd nadere regels te stellen.

  • 4.

    Het college is bevoegd van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing te verlenen.

  • 5.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie en het Wetboek van Strafrecht.

  • 6.

    Paragaaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Artikel 2:55  Verbod carbid schieten

  • 1.

    Het is verboden acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water, of een gasmengsel met vergelijkbare eigenschappen op explosieve wijze te verbranden.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie en het Wetboek van Strafrecht.

3:7

Artikel 3:7 Weigeringsgronden

  • 1.

    Een vergunning wordt geweigerd als:

a. de exploitant of de beheerder onder curatele staat;

b. de exploitant of de beheerder is ontzet uit het ouderlijk gezag of de voogdij;

c. de exploitant of de beheerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel, of in enig ander opzicht van slecht levensgedrag is;

d. de exploitant of de beheerder de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;

e. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

f. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;

g. er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;

h. de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden;

i. de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

1° bepalingen, gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van deze Algemene Plaatselijke Verordening;

2°de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;

3°artikel 69 van de Algemene wet rijksbelastingen;

4°de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

5°de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; of

6°de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie;

j. een maximum als bedoeld in artikel 3:5 al is bereikt;

k. de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd op zal leveren met een geldend bestemmingsplan, een bestemmingsplan in ontwerp dat ter inzage is gelegd, een beheersverordening.

  • 2.

    Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder h, wordt gelijk gesteld:

a. een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf;

b. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid, onder a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375,- bedraagt.

  • 3.

    De periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder h en i, wordt bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

  • 4.

    Voor de berekening van de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder h en i, telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.

  • 5.

    Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:

a. voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met g, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;

b. als niet is voldaan aan een bij of krachtens artikel 3:6 gestelde eis met betrekking tot de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bevoegde bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen;

c. als de vergunning geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op het uitoefenen van een prostitutiebedrijf in een seksinrichting waarvoor eerder een vergunning is ingetrokken, of in die seksinrichting eerder zonder vergunning een prostitutiebedrijf is uitgeoefend;

d. als de openbare orde, de woon- en leefomgeving of de veiligheid en de gezondheid van prostituees of klanten nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de seksinrichting waarvoor de vergunning is aangevraagd;

e. als het bedrijfsplan niet voldoet aan artikel 3:15, eerste en tweede lid;

f. als onvoldoende aannemelijk is dat de exploitant de bij artikel 3:17 gestelde verplichtingen zal naleven.

Artikel 3:7 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 wordt een vergunning geweigerd als:

a. de exploitant of de beheerder onder curatele staat;

b. de exploitant of de beheerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel, of in enig ander opzicht van slecht levensgedrag is;

c. de exploitant of de beheerder de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;

d. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

e. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;

f. er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;

g. de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden;

h. de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

1° bepalingen, gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van deze Algemene Plaatselijke Verordening;

2°de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;

3°artikel 69 van de Algemene wet rijksbelastingen;

4°de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

5°de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; of

6°de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie;

i. een maximum als bedoeld in artikel 3:5 al is bereikt;

j. de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd op zal leveren met een geldend bestemmingsplan, een bestemmingsplan in ontwerp dat ter inzage is gelegd, een beheersverordening.

  • 2.

    Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder g, wordt gelijk gesteld:

a. een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf;

b. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid, onder a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375,- bedraagt.

  • 3.

    De periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder g en h, wordt bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

  • 4.

    Voor de berekening van de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder g en h, telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.

  • 5.

    Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:

a. voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met g, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;

b. als niet is voldaan aan een bij of krachtens artikel 3:6 gestelde eis met betrekking tot de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bevoegde bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen;

c. als de vergunning geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op het uitoefenen van een prostitutiebedrijf in een seksinrichting waarvoor eerder een vergunning is ingetrokken, of in die seksinrichting eerder zonder vergunning een prostitutiebedrijf is uitgeoefend;

d. als de openbare orde, de woon- en leefomgeving of de veiligheid en de gezondheid van prostituees of klanten nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de seksinrichting waarvoor de vergunning is aangevraagd;

e. als het bedrijfsplan niet voldoet aan artikel 3:15, eerste en tweede lid;

f. als onvoldoende aannemelijk is dat de exploitant de bij artikel 3:17 gestelde verplichtingen zal naleven.

3:9

Artikel 3:9 Intrekkingsgronden

  • 1.

    De vergunning wordt ingetrokken als:

a. de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

b. de vergunning in strijd met een wettelijk voorschrift is gegeven;

c. is gehandeld in strijd met de artikelen 3:10, 3:13, aanhef en onder a, 3:14, tweede lid, 3:15 en 3:17, eerste lid, en tweede lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1°;

d. zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde of veiligheid;

e. zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, onder a tot en met i;

f. de vergunninghouder dat verzoekt;

g. de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met een geldend bestemmingsplan of een beheersverordening.

  • 2.

    De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken als:

a. is gehandeld in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen;

b. in verband met gewijzigde wettelijke voorschriften, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningsvereiste is gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de vergunning;

c. een niet in de vergunning vermelde persoon exploitant of beheerder is geworden;

d. is gehandeld in strijd met een of meer van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde bepalingen, onverminderd het eerste lid, aanhef en onder c;

e. is gehandeld in strijd met de in het bedrijfsplan beschreven maatregelen;

f. ich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- en leefomgeving of de gezondheid van prostituees of klanten;

g. de exploitant of de beheerder het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt;

h. er bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel;

i. gedurende ten minste zes maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning.

Artikel 3:9 Intrekkingsgronden

  • 1.

    De vergunning wordt ingetrokken als:

a. de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

b. de vergunning in strijd met een wettelijk voorschrift is gegeven;

c. is gehandeld in strijd met de artikelen 3:10, 3:13, aanhef en onder a, 3:14, tweede lid, 3:15 en 3:17, eerste lid, en tweede lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1°;

d. zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde of veiligheid;

e. zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, onder a tot en meth;

f. de vergunninghouder dat verzoekt;

g. de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met een geldend bestemmingsplan of een beheersverordening.

  • 2.

    De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken als:

a. is gehandeld in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen;

b. in verband met gewijzigde wettelijke voorschriften, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningsvereiste is gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de vergunning;

c. een niet in de vergunning vermelde persoon exploitant of beheerder is geworden;

d. is gehandeld in strijd met een of meer van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde bepalingen, onverminderd het eerste lid, aanhef en onder c;

e.is gehandeld in strijd met de in het bedrijfsplan beschreven maatregelen;

f. ich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- en leefomgeving of de gezondheid van prostituees of klanten;

g. de exploitant of de beheerder het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt;

h. er bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel;

i. gedurende ten minste zes maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning.

5:9

Artikel 5:9 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

  • 1.

    Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of in een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing op:

a.de weg;

b.voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid;

c.voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.

  • 3.

    Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 4.

    Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Artikel 5:9 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

  • 1.

    Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of in een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing op:

a. de rijbaan;

b. voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid;

c. voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.

  • 3.

    Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 4.

    Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

5:15

Artikel 5:15 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder: Standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2.

    Onder standplaats wordt niet verstaan:

a. een vaste plaats op een markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid aanhef en onder h van de Gemeentewet;

b. een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:12.

Artikel 5:15 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder: Standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2.

    Onder standplaats wordt niet verstaan:

a. een vaste plaats op een markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid aanhef en onder gvan de Gemeentewet;

b. een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:12.

5:19

Artikel 5:19 Crossterreinen

  • 1.

    Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:

a. het voorkomen of beperken van overlast;

b. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

c. de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

Artikel 5:19 Crossterreinen

  • 1.

    Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:

a. het voorkomen of beperken van overlast;

b. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

c. de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

Artikel II

Deze verordening treedt in werking op de 1e dag na bekendmaking.

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Veldhoven in zijn openbare vergadering van 15 december 2020

mr. G.M.W.M. Wasser M.J.A. Delhez

griffier voorzitter

Naar boven