Wijzigingsbesluit Leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2e halfjaar 2020

Het hoofd van de afdeling Heffingen en Invordering van de gemeente Eindhoven, in zijn hoedanigheid als invorderingsambtenaar zoals bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel c, van de Gemeentewet,

 

gelet op de Invorderingswet 1990 en de artikelen 160 en 249 tot en met 257 van de Gemeentewet,

 

besluit:

Artikel I

De Leidraad invordering gemeentelijke belastingen, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven bij besluit van 19 mei 2020, wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 14.1.1 vervalt.

 

B

Artikel 14.1.10 vervalt.

 

C

Artikel 14.1.11 vervalt.

 

D

Artikel 14.2.4 komt te luiden:

“14.2.4. Omvang van het beslag op roerende zaken

1. Het beslag wordt gelegd op zoveel zaken als, naar het oordeel van de belastingdeurwaarder, in elk

geval nodig is voor dekking van de openstaande schuld inclusief rente en kosten.

2. Gezien het bepaalde in artikel 441, derde lid, Rv, wordt geen beslag gelegd op zaken indien

redelijkerwijs voorzienbaar is dat de opbrengst die gerealiseerd kan worden door het verhaal op die

zaken aanmerkelijk minder bedraagt dan de kosten van de beslaglegging en de daaruit voortvloeiende

executie. De belastingdeurwaarder kan wel beslag leggen op deze zaken als de belastingschuldige

door het beslag en de executie niet op onevenredig zware wijze in zijn belangen wordt getroffen.

Daarvan is sprake als het aannemelijk is dat het onbetaald blijven van de belastingschulden waarvoor

beslag wordt gelegd, te wijten is aan onwil van de belastingschuldige of als het aannemelijk is dat door

de executoriale verkoop van de betreffende zaken kan worden voorkomen dat belastingschulden

verder oplopen.”

 

E

In artikel 14.2.8 wordt de tweede zin in de alinea na de opsomming vervangen door:

“De belastingdeurwaarder betekent in dat geval een formulier als bedoeld in artikel 475, tweede lid,

Rv, binnen drie dagen nadat de derde zich erop heeft beroepen dat hij het beslag niet behoeft te

dulden.”

 

F

Artikel 14.4.6 vervalt.

 

G

Artikel 14.4.7 vervalt.

 

H

Artikel 14.4.8 vervalt.

 

I

Na artikel 22.8.9 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

22.9. Terughoudend beleid bij reëel eigendom derde

Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.

 

J

Artikel 25.7.1 wijzigt als volgt:

De eerste volzin van de eerste alinea wordt vervangen door:

“Als de belastingschuldige het niet eens is met een door de ontvanger genomen beslissing op grond van artikel 25, eerste lid of tweede lid, van de wet, kan de belastingschuldige daartegen administratief beroep instellen bij het college.”

 

K

Artikel 26.1.2 wijzigt als volgt:

De tweede volzin van de tweede alinea wordt vervangen door:

“De ontvanger stelt de belastingschuldige in dat geval in de gelegenheid het verzoek alsnog binnen twee weken op het daartoe bestemde formulier in te dienen.”

 

L

Artikel 73.5.1 wijzigt als volgt:

1. In de eerste volzin van de tweede alinea wordt ‘120 dagen’ vervangen door ‘een periode van maximaal 240 dagen’.

2. De vierde zin van de tweede alinea vervalt.

3. De aanhef onder ‘Schuldregelingsovereenkomst’ komt als volgt te luiden:

“Nadat de schuldhulpverlener de ontvanger schriftelijk heeft bericht dat de overeenkomst tot schuldregeling tot stand is gekomen, verleent de ontvanger uitstel van betaling voor een periode van maximaal 36 maanden als:”

4. De tweede en derde alinea onder de opsomming worden vervangen door een nieuwe alinea, luidende:

“Het uitstel vangt aan met ingang van de datum van de schuldregelingsovereenkomst. Na totstandkoming van een schuldregelingsovereenkomst onderzoekt de schuldhulpverlener of een schuldregeling met de schuldeisers tot stand kan worden gebracht. De schuldhulpverlener streeft ernaar dit onderzoek af te ronden binnen 120 dagen, maar uiterlijk binnen 240 dagen, gerekend vanaf de datum van de schuldregelingsovereenkomst. Wanneer de schuldregeling met de schuldeisers tot stand is gebracht, zet de schuldhulpverlener de schuldregelingsovereenkomst voort; hij stelt de schuldeisers daarvan schriftelijk op de hoogte. Slaagt de schuldhulpverlener niet tijdig in het tot stand brengen van de schuldregeling, dan beëindigt hij de schuldregelingsovereenkomst.”

 

M

Artikel 73.5.5 wijzigt als volgt:

1. In de zin achter het eerste gedachtestreepje wordt ‘120 dagen’ vervangen door ‘240 dagen’.

2. Na de opsomming wordt een nieuwe, tweede alinea toegevoegd, luidende:

“Het uitstel wordt in de situatie genoemd bij het eerste gedachtestreepje niet ingetrokken als blijkt dat een verzoek om een schuldregeling, als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet, is ingediend bij de rechter. De ontvanger trekt het uitstel in deze situatie niet eerder in, dan nadat de rechter heeft beslist op het verzoek.”

 

Artikel II

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 juli 2020.

2. Dit besluit wordt aangehaald als: Wijzigingsbesluit leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2e halfjaar 2020.

 

Aldus vastgesteld op 15 december 2020.

De invorderingsambtenaar van Eindhoven,

Mr. F.H.P.M. Laurense

Bijlage: toelichting

 

Naar boven