Besluit van de raad van de gemeente Amstelveen tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Amstelveen

Zaaknummer: Z20-074486

De raad van de gemeente Amstelveen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 november 2020;

gelet op APV wijzigingen op het gebied van de openbare orde en veiligheid;

gezien het raadsvoorstel van 16 december 2020;

besluiten:

Artikel I

De Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Amstelveen wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

In de artikelen 2:10, elfde lid, 2:29, tiende lid, 2:64, vijfde lid, 5:2, vijfde lid, 5:6, vierde lid, 5:7, derde lid, 5:8, vierde lid, 5:15, derde lid en 5:36, vierde lid wordt ‘Op de ontheffing’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een ontheffing’.

 

B.

In de artikelen 2.11, vijfde lid, 2.39, vierde lid, 5.13, zesde lid en 5.18, vierde lid wordt ‘Op de vergunning’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een vergunning’.

 

C.

In artikel 2.24, eerste lid, onder b, artikel 5.14, tweede lid, onder b en artikel 5.17, tweede lid, onder a wordt ‘onder h van de Gemeentewet’ vervangen door ‘onder g van de Gemeentewet.

 

D.

Artikel 2.25 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het achtste lid wordt ‘slecht levensgedrag’ vervangen door ‘in enig opzicht van slecht levensgedrag’.

2. In het tiende lid wordt ‘Op de vergunning’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een vergunning’.

 

E.

Artikel 2.28 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onder b wordt ‘de exploitant’ vervangen door ‘de exploitant of de leidinggevende’.

2. In het vijfde lid wordt ‘Op de vergunning’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een vergunning’.

 

F.

Na artikel 2:48 wordt het volgende artikel toegevoegd:

Artikel 2:48a Lachgasverbod

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.

  • 2.

    Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het eerste lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.

G.

Na artikel 2:49a wordt het volgende artikel toegevoegd:

Artikel 2:49b Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      Exploitant: natuurlijke persoon of personen of de bestuurder(s) van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

    • b.

      Beheerder: de exploitant alsmede andere natuurlijke personen die de algemene of onmiddellijke leiding hebben over de bedrijfsmatige activiteiten;

    • c.

      Bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor publiek toegankelijk gebouw, of een daarbij behorend perceel, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

  • 2.

    a. De burgemeester kan gebouwen, gebieden of/en bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied (ernstige) overlast dreigt of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot een of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar oordeel van de burgemeester (ernstige) overlast dreigt of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.

  • b. Besluiten onder lid 2 sub a gaan ter kennisgeving naar de raad.

  •  

  • 3.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

    • a.

      In een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester genoemde bedrijfsmatige activiteiten, of

    • b.

      Indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

  • 4.

    De burgemeester kan een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

    • a.

      In het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

    • b.

      Indien de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • c.

      Indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met de aanvraag in overeenstemming zal zijn;

    • d.

      Indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • e.

      Indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan of een geldende leefmilieuverordening;

    • f.

      Indien een of meer beheerders van het bedrijf binnen 3 jaar vóór de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren indien:

    • a.

      Door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast, of;

    • b.

      De het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed, of;

    • c.

      De voorwaarden uit de vergunning niet worden nageleefd, of;

    • d.

      De exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is, of;

    • e.

      De exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf dan wel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed, of;

    • f.

      Er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden, of;

    • g.

      Er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde, of;

    • h.

      De bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd, of;

    • i.

      Redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.

  • 6.

    De burgemeester kan de sluiting van het bedrijf bevelen indien een bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd.

  • 7.

    Het is eenieder verboden een overeenkomstig het zesde lid van deze bepaling gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.

  • 8.

    De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

  • 9.

    Indien er een verandering van omstandigheden optreedt, waardoor er een wijziging van de vergunning dient te komen, moet de exploitant onverwijld een wijzigingsaanvraag indienen. Indien deze aanvraag niet binnen een maand is ingediend na de verandering van omstandigheden, kan de burgemeester de verleende vergunning intrekken. Een vergunning vervalt, wanneer de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden.

  • 10.

    Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat een op de vergunning vermelde beheerder in het bedrijf aanwezig is.

  • 11.

    In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.

  • 12.

    Op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

     

H.

In artikel 2:65 wordt ‘op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw’ vervangen door ‘op een openbare plaats’.

 

I.

In artikel 2:67, vierde lid wordt ‘Op de vrijstelling’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een vrijstelling’.

 

J.

In artikel 3:5, eerste lid onder a wordt “staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij” vervangen door “staan niet onder curatele”.

 

K.

In artikel 3:13, eerste lid wordt “De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien” vervangen door “De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, geweigerd indien”.

 

L.

In artikel 5:1, aanhef en onder a, wordt ‘voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990)  met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;’ vervangen door ‘voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens, zoals kruiwagens en kinderwagens, enrolstoelen;’

 

M.

In artikel 5.32, eerste lid wordt na ‘met een motorvoertuig of een bromfiets’ ingevoegd ‘te crossen buiten wedstrijdverband’.

 

N.

Artikel 6:1, tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10 en 2:11 als sprake is van een omgevingsvergunningplichtige activiteit, artikel 2:12, eerste lid, en artikel 4:11, tweede lid.

 

O.

Na artikel 2:73 worden de volgende artikelen toegevoegd:

Artikel 2:73a Carbidschieten

  • 1.

    Het is verboden acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumcarbide (carbid) en water, of een gasmengsel met vergelijkbare eigenschappen op explosieve wijze te verbranden.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie of het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2:73b Vervoeren of bij zich hebben van carbid of soortgelijke stoffen

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats carbid of soortgelijke stoffen [of voorwerpen] als bedoeld in artikel 2:73a te vervoeren of bij zich te hebben, waarvan gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder deze worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze zullen worden gebruikt in strijd met het bepaalde in artikel 2:73a.

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 16 december 2020.

De griffier,

Bert Schouten

De voorzitter,

Tjapko Poppens

Naar boven