VERORDENING TOERISTENBELASTING 2021

De raad van de gemeente Apeldoorn;

 

Gelezen het voorstel van het college;

 

gelet op de artikel 224 van de Gemeentewet;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2021.

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    vakantie-onderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • c.

    niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;

  • d.

    vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan;

  • e.

    groepsaccommodaties: (een samenstel van) vakantie-onderkomens, mobiele kampeeronder-komens en niet-beroepsmatig verhuurde ruimten welke bestemd zijn voor gebruik door groepen van meer dan 15 personen.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

  • 3.

    Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    door degene, die:

    • a.

      verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

    • b.

      tijdelijk in de gemeente verblijft als deelnemer aan een zogenaamde schoolwerkweek, dan wel aan een zogenaamd landgoedwerkkamp;

    • c.

      verblijf houdt in een groepsaccommodatie als bedoeld in artikel 1, onder e van deze verordening.

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h. van voornoemde wet, en voorzover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal orgaan opvang asielzoekers.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het werkelijke aantal overnachtingen. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

Artikel 6 Opteren voor forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Op een door de belastingplichtige vóór aanvang van het belastingjaar gedane aanvraag, wordt het aantal overnachtingen in afwijking van artikel 5 forfaitair bepaald, waarbij:

    • 1.

      het aantal personen dat heeft overnacht met betrekking tot:

      • a.

        mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen wordt bepaald op 2,5 personen;

      • b.

        mobiele kampeeronderkomens op niet-vaste standplaatsen wordt bepaald op 2,8 personen;

      • c.

        hotels en pensions wordt bepaald op 1 persoon per slaapplaats;

    • 2.

      het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht:

      • a.

        in geval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen wordt bepaald op 59;

      • b.

        in geval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op niet-vaste standplaatsen wordt bepaald op 58;

      • c.

        in geval verblijf wordt gehouden in hotels en pensions wordt bepaald op 203;

    • 3.

      ingeval verblijf wordt gehouden op een terrein met meer dan honderd vakantie-onderkomens wordt het aantal overnachtingen per onderkomen bepaald op:

      • a.

        603 indien het aantal slaapplaatsen vier of minder bedraagt;

      • b.

        741 indien het aantal slaapplaatsen vijf of zes bedraagt;

      • c.

        881 indien het aantal slaapplaatsen meer dan zes bedraagt;

    • 4.

      ingeval verblijf wordt gehouden op een terrein met honderd of minder vakantieonderkomens wordt het aantal overnachtingen per onderkomen bepaald op:

      • a.

        254 indien het aantal slaapplaatsen vier of minder bedraagt;

      • b.

        366 indien het aantal slaapplaatsen vijf of zes bedraagt;

      • c.

        464 indien het aantal slaapplaatsen meer dan zes bedraagt.

  • 2.

    Voor toepassing van het eerste lid wordt het aantal mobiele kampeeronderkomens bepaald op het aantal vaste standplaatsen op 1 januari van het belastingjaar.

  • 3.

    Voor de toepassing van het eerste lid worden niet als afzonderlijk onderkomen aangemerkt slaaptentjes van kinderen, welke tentjes behoren bij onderkomens of vakantiehuisjes, waarin gelijktijdig ouders of verzorgers van die kinderen overnachten.

Artikel 7 Belastingtarief

  • 1.

    Het tarief bedraagt per overnachting € 0,57.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt het tarief per overnachting:

    • a.

      in vakantie-onderkomens en niet-beroepsmatig verhuurde ruimten € 1,14;

    • b.

      in hotels en pensions die in 2014 gekwalificeerd waren als “hotels en pensions t/m 2 sterren” € 1,92;

    • c.

      in hotels en pensions die in 2014 gekwalificeerd waren als “hotels en pensions met 3 of meer sterren” € 2,58.

Artikel 8 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 10,= worden niet opgelegd.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in zes gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van de aanslag en elk van de volgende termijnen telkens een maand later, met dien verstande dat, indien na de kalendermaand, waarin de aanslag wordt opgelegd, minder dan zes kalendermaanden in het kalenderjaar overblijven, de aanslagen gezamenlijk moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog kalendermaanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met een minimum van één.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijnen.

Artikel 12 Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

Artikel 13 Nachtverblijfregister

  • 1.

    De belastingplichtige is gehouden per belastingjaar een vanwege de gemeente kosteloos ter beschikking gesteld nachtverblijfregister bij te houden.

  • 2.

    Het nachtverblijfregister bevat met betrekking tot ieder aan wie gelegenheid tot overnachten wordt verschaft tenminste de volgende gegevens:

    • -

      naam en woonplaats;

    • -

      datum van aankomst en datum van vertrek;

    • -

      het aantal overnachtingen ter zake waarvan belasting is verschuldigd.

  • 3.

    De gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet is bevoegd voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen van de in het eerste lid bedoelde verplichting gehele of gedeeltelijke ontheffing te verlenen, zonodig onder door hem te stellen voorwaarden.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening toeristenbelasting 2020, vastgesteld op 14 november 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening toeristenbelasting 2021’.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van 12 november 2020

De raad voornoemd,

drs. A. Oudbier

A.J.M. Heerts

Naar boven