Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Barendrecht houdende regels omtrent de heffing en invordering van hondenbelasting (Verordening Hondenbelasting 2021)

De raad van de gemeente Barendrecht;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 oktober 2020;

 

gelet op het advies van de commissie Planning en Control van 23 november 2020;

 

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

 

 

b e s l u i t :

 

 

vast te stellen de volgende

 

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN HONDENBELASTING 2021

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam “hondenbelasting” wordt een directe belasting geheven voor van het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is de houder van de hond.

  • 2.

    Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3.

    Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 Vrijstellingen

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

  • 2.

    De belasting wordt niet geheven voor honden:

    • a.

      die zijn of worden opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door een blind persoon, dan wel de opleider van de hond worden gehouden;

    • b.

      die zijn of worden opgeleid tot en dienen als assistentiehond en in hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon, dan wel de opleider van de hond worden gehouden;

    • c.

      die verblijven in een hondenasiel;

    • d.

      die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren;

    • e.

      die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moeder-hond worden gehouden;

    • f.

      waarvan de houder geen ingezetene van de gemeente is en de hond niet langer dan 106 dagen in de gemeente verblijft;

    • g.

      die gehouden worden door ambtenaren van de politie, ter verrichting van opsporingsdiensten, mits de houder in het bezit is van een geldend diploma der Koninklijke Politiehondenvereniging.

  • 3.

    Een verzoek tot vrijstellingen dient zoveel mogelijk gelijktijdig met de aangifte te worden ingediend bij de heffingsambtenaar.

  • 4.

    Op het verzoek wordt beslist bij een voor bezwaar vatbare beschikking.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting als bedoeld in artikel 1 van deze verordening, wordt geheven naar de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Aangifteplicht

  • 1.

    De belastingplichtige is verplicht van wijzigingen in het aantal honden dat hij houdt, of indien een vrijstelling niet meer van toepassing is, op een juiste wijze aangifte te doen, binnen 6 weken na datum van de wijziging. Dit geldt tevens voor wijzigingen die van invloed kunnen zijn op verkregen vrijstellingen.

  • 2.

    Indien geen aangifte is gedaan voor het houden van een hond of ter zake van het wijzigen van het aantal honden of het vervallen van de vrijstelling, waardoor de belasting hoger wordt, kan aan de houder een aanslag worden opgelegd. De verschuldigde belasting wordt berekend als ware de belastingplichtige de houder van deze hond gedurende het gehele belastingtijdvak, tenzij anders blijkt.

  • 3.

    Bij constatering van een onjuiste aangifte dan wel het nalaten van het doen van aangifte waardoor het belastingbedrag zou hoger zou worden, kan de heffingsambtenaar een verzuimboete opleggen naar het boetebedrag, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 9 Hondenpenning

  • 1.

    Voor elke hond wordt, nadat hiervoor aangifte is gedaan, door de Gemeente Barendrecht kosteloos een eerste penning uitgereikt. De hondenpenning blijft eigendom van de Gemeente Barendrecht

  • 2.

    De belastingplichtige dient ervoor zorg te dragen dat, indien de hond zich op de openbare weg bevindt, de penning als bedoeld in lid 1, duidelijk zichtbaar om de hals van de hond wordt gedragen. Bij het niet dragen van de penning kan aan de houder van de hond een verzuimboete worden opgelegd, die wordt geheven naar het boetebedrag, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 3.

    Bij verlies van de penning moet door de belastingplichtige, binnen vijf werkdagen een nieuwe penning worden aangevraagd. Voor vervangende penningen zijn leges verschuldigd, zoals opgenomen in de Verordening op de heffing en invordering van leges.

  • 4.

    Indien de belastingplichtige geen houder meer is van de hond, dient de penning gelijktijdig met de aangifte hiervan in de zin van artikel 8, te worden ingeleverd.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingtijdvak vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,--.

  • 4.

    Belastingbedragen van minder dan € 9,-- worden niet geheven.

  • 5.

    Voor de toepassing van de bepalingen in het derde en het vierde lid, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening hondenbelasting 2020” van 17 december 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Hondenbelasting 2021”.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 15 december 2020.

De griffier,

mw. mr. G.E. Figge

De burgermeester,

drs. J. van Belzen

Bijlage 1: Tarieventabel Hondenbelasting 2021

 

behorende bij de

 

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN HONDENBELASTING 2021

 

De belasting bedraagt per belastingjaar

1.

  • a.

    voor een eerste hond

  • het bedrag per maand is

€ 104,30

 

€ 8,70

  • b.

    indien gelijktijdig twee honden worden gehouden, wordt het bij a. genoemde bedrag verhoogd met

  • het bedrag per maand is

€ 143,30

 

 

€ 12,00

  • c.

    indien gelijktijdig meer dan twee honden worden gehouden, wordt per hond boven het aantal van twee gelijktijdig gehouden honden, de som van de bij a en b genoemde bedragen verhoogd met

  • het bedrag per maand is

€ 159,30

 

 

 

 

€ 13,30

2.

  • In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, per kennel

     

  • het bedrag per maand is

€ 406,70

 

 

 

 

€ 33,90

3.

  • Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden, indien blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag

4.

  • De verzuimboete die wordt opgelegd in het kader van de verordening Hondenbelasting bedraagt:

€ 102,70

 

 

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Tarieventabel hondenbelasting 2020” wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze tarieventabel treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Tarieventabel Hondenbelasting 2021”.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 15 december 2020.

 

De griffier,

mw. mr. G.E. Figge

 

De burgermeester,

drs. J. van Belzen

Naar boven