Gemeenteblad van Velsen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Velsen | Gemeenteblad 2020, 344081 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Velsen | Gemeenteblad 2020, 344081 | Verordeningen |
Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen gemeente Velsen 2021
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
a. college: het college van burgemeester en wethouders van Velsen;
c. bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 35 van de wet die bestemd is voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten die niet kunnen worden voldaan uit het relevante inkomen of het in aanmerking te nemen aanwezige vermogen;
d. individuele inkomenstoeslag: de toeslag bedoeld in artikel 36, eerste lid van de wet voor personen die langdurig een laag inkomen hebben, geen in aanmerking te nemen vermogen en geen uitzicht op inkomensverbetering;
e. individuele studietoeslag; een toeslag voor personen, die studeren en van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn om het minimumloon te verdienen;
f. bijstandsnorm: de norm zoals bedoeld in de artikelen 19a tot en met 28 van de wet;
g. vermogen: de waarde van de bezittingen waarover iemand redelijkerwijs kan beschikken boven de in artikel 34 van de wet genoemde grenzen;
h. inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 31 van de wet;
i. draagkracht: dat deel van het inkomen, vermogen of andere middelen waarmee rekening wordt gehouden bij bijstandsverlening.
In afwijking van het eerste lid geldt voor kosten van bewindvoering dat deze zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen één maand na ontvangst van de uitspraak van de rechtbank moet worden aangevraagd. Voor griffiekosten, kosten eigen bijdrage rechtsbijstand en kosten budgetbeheer geldt dat de aanvraag binnen een maand na ontvangst van de nota moet worden ingediend. De aanvraag van bijzondere bijstand voor eigen bijdragen van medische kosten moet binnen een maand na ontvangst van het declaratiebesluit van de zorgverzekeraar, en uiterlijk binnen zes maanden na dagtekening van de nota van de zorgaanbieder worden ingediend.
Artikel 4 Beoordeling van de aanvraag
Bij de vaststelling van het bedrag van de bijzondere noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen wordt, behoudens individuele omstandigheden en tenzij in deze beleidsregels anders is aangegeven, ten hoogste uitgegaan van 60% van de Nibudprijzen. Zijn de daadwerkelijke kosten lager dan het vastgestelde maximum, dan wordt bijzondere bijstand verstrekt ter hoogte van de daadwerkelijke kosten.
Artikel 5 In aanmerking te nemen middelen
Tenzij in deze beleidsregels anders is bepaald, hebben belanghebbenden draagkracht met een (gezamenlijk) inkomen boven 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm en/of een vermogen boven de in artikel 34, lid 3 van de wet genoemde vermogensgrens, en kunnen zij geheel of gedeeltelijk zelf in de kosten voorzien waarvoor met inachtneming van deze beleidsregels bijzondere bijstand wordt verleend.
Artikel 7 Algemene bepalingen over toeslagen
De toeslagen in de vorm van bijzondere bijstand als bedoeld in dit hoofdstuk worden verstrekt in aanvulling op de in de concrete situatie geldende bijstandsnorm. In afwijking van artikel 5 eerste lid wordt bij de berekening van de toeslag het inkomen boven 100% van de bijstandsnorm meegenomen. Het (netto) inkomen boven deze norm en het vermogen boven de in de wet genoemde vrijlatinggrenzen wordt volledig in aanmerking genomen.
1. Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar wordt verleend indien en voor zover:
a. de noodzakelijk kosten van bestaan hoger zijn dan de voor de jongere geldende bijstandsnorm;
b. in de hogere bestaanskosten niet kan worden voorzien door het delen van deze kosten met (een) ander(en);
c. voor deze kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouder(s), omdat:
- de middelen van de ouder(s) niet toereikend zijn, of
- de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouder(s) niet te gelde kan maken.
2. De vraag of de jongere bedoeld in het eerste lid zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouder(s) niet te gelde kan maken, dient op grond van individuele omstandigheden te worden beoordeeld. Criteria daarvoor zijn onder meer:
a. de ouder (s) is/ zijn overleden of woont/ wonen in het buitenland;
b. de jongere is in het kader van de Wet op de jeugdzorg buiten het gezin geplaatst;
c. er is sprake van een acute crisissituatie of er is anderszins sprake van een ernstig verstoorde relatie met de ouder(s).
3. Voor de alleenstaande jongere van 18 tot 21 jaar en voor de alleenstaande ouder van 18 tot 21 jaar als bedoeld in het eerste lid, wordt de bijzondere bijstand vastgesteld op ten hoogste het verschil tussen de norm als bedoeld in artikel 20, lid 1 sub a. van de wet en de norm als bedoeld in artikel 21 sub a van de wet.
4. De in een inrichting verblijvende jongere van 18 tot 21 jaar kan onder de voorwaarden genoemd in het eerste en tweede lid bijzondere bijstand worden verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 23 van de wet.
1. Begripsbepalingen woonkosten
1. huur: de per maand geldende rekenhuur als bedoeld in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag;
2. kosten eigen woning: de verschuldigde hypotheekrente ten hoogste tot het bedrag van de marktrente behorend bij een hypotheek van € 350.000, de in verband met het eigendom van de woning te betalen zakelijke rechten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor groot onderhoud. Binnen de grenzen van de Wet op de huurtoeslag;
3. woning: woning zoals bedoeld in de Wet op de huurtoeslag.
2. Woonkosten voor een huurwoning of gehuurde woonwagen.
a. Als de huur valt binnen de grenzen van de Wet op de huurtoeslag, maar belanghebbende krijgt door buiten zijn schuld gelegen omstandigheden (nog) geen huurtoeslag, dan kan een tijdelijke woonkostentoeslag worden verleend ter hoogte van de huurtoeslag als deze wel zou zijn toegekend.
b. De onder a. bedoelde toeslag wordt in beginsel voor maximaal een jaar toegekend met de verplichting dat belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te vinden. Verlenging van de periode van een jaar wordt individueel beoordeeld en is afhankelijk van de inspanningen van belanghebbende.
3. Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom.
a. Voor de kosten van de door belanghebbende zelf bewoonde eigen woning die blijven binnen de grenzen van de Wet op de huurtoeslag voor huurwoningen met vergelijkbare kosten, kan een toeslag worden verleend ter hoogte van de huurtoeslag die bij een huurwoning met vergelijkbare kosten zou gelden.
b. De onder a. bedoelde toeslag wordt in beginsel voor maximaal een jaar toegekend met de verplichting dat belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te vinden. Verlenging van de periode van een jaar wordt individueel beoordeeld en is afhankelijk van de inspanningen van belanghebbende.
c. De belanghebbende dient zijn volledige medewerking te geven bij de verkoop van zijn woning. Dit betekent ook dat de belanghebbende de verkoop met een verlies moet accepteren.
4. Woonkosten boven de maximale huurprijs.
a. Als de woonkosten (huur of eigen woning) hoger zijn dan de maximale huurgrens waarvoor op grond van de Wet op de huurtoeslag toeslag kan worden verleend gelet op de financiële situatie van de belanghebbende (huurtoeslag), kan een tijdelijke woonkostentoeslag worden verleend.
b. De onder a. bedoelde woonkostentoeslag is het verschil tussen de werkelijke woonkosten en het maximale bedrag dat een persoon in gelijke financiële omstandigheden in het kader van de Wet op de huurtoeslag wordt geacht te kunnen bijdragen aan huurlasten. De woonkostentoeslag is dus gelijk aan de huurtoeslag bij de maximale huurgrens vermeerderd met het bedrag waarmee de werkelijke woonkosten de maximale huurgrens overschrijdt.
c. De onder a. bedoelde toeslag wordt in beginsel voor maximaal een jaar toegekend met de verplichting dat belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te vinden. Verlenging van de periode van een jaar wordt individueel beoordeeld en is afhankelijk van de inspanningen van belanghebbende.
Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen
In dit hoofdstuk wordt een aantal kostensoorten omschreven om zeker te stellen dat vergelijkbare gevallen gelijk worden behandeld. De opsomming is niet limitatief. In het individuele geval kunnen zich noodzakelijke kosten voordoen die niet in dit hoofdstuk zijn te vinden, maar waarvoor wel, gelet op de uitganspunten van de wet, bijzondere bijstand moet worden verleend.
De Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet langdurige zorg (Wlz), de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zijn passende en toereikende voorliggende voorzieningen. Kosten die onder deze regelingen vallen, maar waarvoor geen (volledige) vergoeding wordt gegeven, komen in beginsel niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Voor bijzondere bijstand kunnen, aan de hand van artikel 35 van de wet, onder de in de bijlage genoemde voorwaarden en met inachtneming van de daar genoemde bedragen, in elk geval in aanmerking komen de noodzakelijke (meer)kosten of eigen bijdrage van:
a. kleding en schoeisel bij calamiteit;
b. niet voorzienbare verhuizing met inbegrip van dubbele woonlasten;
c. vaste lasten bij dwangopname;
e. vervoer in verband met sociale of medische omstandigheden;
f. Rechtsbijstand bij toevoeging via de Raad voor Rechtsbijstand;
g. bewindvoering (beschermingsbewind), kosten curatele en mentorschap conform de criteria van het LOVCK dan wel de uitspraak van de rechter over deze kosten;
i. budgetbeheer op basis van de tarieven van de door ons gecontracteerde partij;
Artikel 13 Duurzame gebruiksgoederen
Duurzame gebruiksgoederen horen naar hun aard tot de incidenteel algemeen voorkomende bestaanskosten. Hierin dient de belanghebbende te voorzien door reservering of gespreide betaling. Uitsluitend in geval van bijzondere omstandigheden kan daarom bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen nodig zijn.
Voor een complete woninginrichting wordt een geldlening verstrekt ter hoogte van maximaal het bedrag zoals genoemd in de vergoedingenlijst. Voor de regels voor terugbetaling en eventuele kwijtschelding wordt verwezen naar de beleidsregels Terugvordering en Verhaal Participatiewet, IOAW en IOAZ 2019 gemeente Velsen.
Indien sprake van bijzondere omstandigheden kan bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen om niet worden versterkt. De beoordeling van de vraag of aanleiding bestaat om de bijstand voor duurzame gebruiksgoederen geheel of gedeeltelijk om niet te verlenen, dient plaats te vinden aan de hand van de omstandigheden, middelen en mogelijkheden van de belanghebbende.
Hoofdstuk 4 Minimaregelingen in Velsen
Artikel 15 Maatschappelijke participatie van kinderen
Voor het schoolgaande kind in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar van wie de ouder op de datum van de aanvraag een inkomen heeft van maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm, kan eenmalig aanspraak gemaakt worden op de noodzakelijke aanschaf van of een computer/tablet/laptop, onder de in de bijlage genoemde voorwaarden.
Voor het kind in de leeftijd van zes tot achttien jaar van wie de ouder op de datum van de aanvraag een inkomen heeft van maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm, kan aanspraak worden gemaakt op de noodzakelijke aanschaf of vervanging van een fiets onder de in de bijlage genoemde voorwaarden.
Om zeker te stellen dat de tegemoetkomingen als omschreven in de leden 2 en 3 ten gunste van het kind worden besteed, worden door de belanghebbende ouder betalingsbewijzen op verzoek van de gemeente overgelegd alvorens tot uitbetaling wordt overgegaan. Artikel 6 leden 1 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 17 Citeertitel, inwerkingtreding en overgangsbepalingen
Deze beleidsregels treden in werking per 1 januari 2021, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen gemeente Velsen 2019, met dien verstande dat de Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen gemeente Velsen 2019 nog van kracht blijven voor aanvragen die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze beleidsregels.
De beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen gemeente Velsen 2019 blijven van kracht voor bezwaarschriften die betrekking hebben op aanvragen die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze beleidsregels, tenzij toepassing van deze beleidsregels een positievere uitkomst heeft voor belanghebbende.
Toelichting op de Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen gemeente Velsen 2021
Deze bijlage maakt onderdeel uit van de Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen gemeente Velsen 2021.
Wanneer door een wijziging van de beleidsregels het recht op periodieke bijzondere bijstand wijzigt en dit is ten nadele van de klant, kan een overgangsregeling getroffen worden voor de duur van maximaal een half jaar.
Bijzondere bijstand kan aangevraagd worden bij de gemeente Velsen door het aanvraagformulier Bijzondere Bijstand in te vullen. Het formulier kan gedownload worden via de website, telefonisch opgevraagd worden of ophalen in het Klant Contact Centrum in het gemeentehuis.
Artikel 4 Beoordeling van de aanvraag
De criteria op basis waarvan een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt getoetst, zijn direct overgenomen uit artikel 35, lid 1 van de Participatiewet.
Uitgangspunt is, dat alleen kosten van de goedkoopste toereikende voorziening voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. De omvang van de gevraagde bijzondere bijstand kan als regel worden getoetst aan de bedragen zoals deze voorkomen in de meest recente uitgave van de Nibud-prijzengids. De kosten voor duurzame gebruiksgoederen worden vergoed tot maximaal 60% van de normen zoals die door Nibud zijn aangegeven. Vaak is het namelijk mogelijk om via goedkope alternatieven als Marktplaats en de kringloopwinkel artikelen aan te schaffen. Wanneer van deze 60% wordt afgeweken, staat dit in de vergoedingenlijst vermeld.
Artikel 5 In aanmerking te nemen middelen
Dit artikel bepaalt dat alle inkomen (op jaarbasis) boven de grens van 110% (bij individuele toeslagen 100%) worden betrokken bij de vaststelling van het recht op bijzondere bijstand. Ook het vermogen boven de wettelijke grens wordt geheel in aanmerking genomen.
De draagkracht kan enkel berekend worden over middelen waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft. Dit betekent concreet:
In geval van beslag op het inkomen wordt in de draagkrachtberekening geen rekening gehouden met het gedeelte van het inkomen waar beslag op ligt.
-Als belanghebbende is toegelaten tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) wordt in de draagkrachtberekening geen rekening gehouden met het gedeelte van het inkomen dat wordt ingehouden ten behoeve van de schuldeisers. Over dit inkomen heeft belanghebbende immers geen feitelijke beschikking.
-Als belanghebbende een minnelijk traject schuldhulpverlening volgt, dan wordt voor het vaststellen van de draagkracht aansluiting gezocht bij de bepaling van de draagkracht in de Wsnp. Men mag tijdens een minnelijk traject namelijk niet nadeliger uit zijn dan in een wettelijk traject.
- Als belanghebbende voldoende draagkracht heeft, maar een minnelijk traject schuldhulpverlening in gevaar dreigt te komen wegens lopende betalingsregelingen, kan gedurende maximaal zes maanden bijzondere bijstand worden verstrekt zodat het mogelijk is een minnelijk traject schuldhulpverlening op te starten.
Omdat het belangrijk is dat belanghebbende kan beschikken over de aangevraagde bijzondere bijstand, worden de aanvragen zo spoedig mogelijk afgehandeld, zodat er tot uitkering overgegaan kan worden. Hierbij wordt natuurlijk wel alle zorgvuldigheid in acht genomen.
Voor een aantal minimaregelingen (hoofdstuk 4), waaronder de vergoeding voor sociaal-culturele activiteiten, is een afwijkende werkwijze met betrekking tot uitbetaling en betalingsbewijzen. Deze afwijkende werkwijze is per kostensoort in de toelichting van de betreffende artikelen beschreven.
Artikel 7 Algemene bepalingen over toeslagen
Bij de vaststelling van het recht op deze toeslagen, wordt het volledige inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm in aanmerking genomen. Bij deze toeslagen wordt ervan uit gegaan dat de kosten gemaakt worden. Deze hoeven daarom niet te worden aangetoond.
De woonkostentoeslagen wordt alleen toegekend als sprake is van een zelfstandige woonruimte (dus niet bij kamerhuur).
Artikel 13 Duurzame gebruiksgoederen
Voor alleenstaande ouders geldt dat zij een hoger bedrag per maand af kunnen lossen, omdat zij de alleenstaande ouderkop als inkomen bovenop de bijstandsnorm ontvangen.
Voor verdere toelichting per kostensoort: zie de voorwaarden in de vergoedingenlijst.
Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen kan om niet worden verstrekt indien belanghebbende is toegelaten tot een wettelijk schuldhulpverleningstraject, voldoet aan de voorwaarden van dat traject en het verstrekken van bijzondere bijstand in de vorm van een lening het slagen van het traject in gevaar kan brengen.
Artikel 14 Sociaal-culturele activiteiten
Ter voorkoming van sociaal isolement kan een vergoeding worden verstrekt voor sociaal-culturele activiteiten. Sociaal isolement betekent dat iemand weinig of geen sociale contacten heeft. Onder sociaal-culturele activiteiten vallen in ieder geval toegang tot zwembad, theater, concert, museum, bioscoop, dierentuin of pretpark en lidmaatschap sportvereniging, muziekvereniging, toneelvereniging of bibliotheek.
Het gehele bedrag van maximaal € 75,- p.p.p.j. wordt na de aanvraag uitgekeerd. Betalingsbewijzen hoeven niet ingeleverd te worden.
Artikel 15 Maatschappelijke participatie voor kinderen
De vergoeding voor de indirecte schoolkosten is in elk geval bedoeld voor schoolactiviteiten en bijkomende kosten. Deze vergoeding wordt aan het begin van het schooljaar uitgekeerd. Er wordt steekproefsgewijs gecontroleerd of de kosten daadwerkelijk gemaakt zijn. Dit betekent dat betalingsbewijzen in alle gevallen ten minste een jaar bewaard dienen te worden.
Artikel 11 Medische voorzieningen
Artikel 13 Duurzame gebruiksgoederen
Artikel 14 Regeling sociaal-culturele activiteiten
Artikel 15 Maatschappelijke participatie van kinderen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-344081.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.