Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2021

 

De raad van de gemeente Dalfsen;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 september 2020, nummer 1158;

 

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de: “Verordening op de heffing en de invordering van de precariobelasting 2021

 

Verordening op de heffing en de invordering van de precariobelasting 2021

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    een halve dag: een periode van 4 uren of een gedeelte daarvan

  • b.

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • c.

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • d.

    maand: een kalendermaand;

  • e.

    jaar: een kalenderjaar

  • f.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

 

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

 

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

 

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • 1.

    voorwerpen, welke ingevolge een wettelijk voorschrift, een overeenkomst of anderszins, rechtens moeten worden gedoogd;

  • 2.

    voorwerpen, waarvoor de gemeente een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • 3.

    voorwerpen, waarvoor de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • 4.

    wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB en van overeenkomstige instellingen;

  • 5.

    brievenbussen ten dienste van PostNL;

  • 6.

    voor voorwerpen, welke ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden gedoogd.

 

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven aan de hand van en naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

 

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

 

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

 

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

 

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht, die valt onder hoofdstuk 1 en 2 van de tarieventabel, in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de naar de jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel driehonderd vijfenzestigste gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle etmalen overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht, die valt onder hoofdstuk 1 en 2 van de tarieventabel, in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel driehonderd vijfenzestigste gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle etmalen overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

  • 4.

    Indien de belastingplicht, die valt onder hoofdstuk 3 en 4 van de tarieventabel, in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Indien de belastingplicht, die valt onder hoofdstuk 3 en 4 van de tarieventabel, in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

  • 6.

    De belasting wordt niet geheven, indien het totale belastingbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, minder dan € 5,00 bedraagt.

  • 7.

    Indien de belastingplicht is beëindigd na dagtekening van het aanslagbiljet, kan de belastingplichtige een aanvraag tot ontheffing indienen bij de ambtenaar belast met de heffing.

 

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moet de aanslag, die valt onder hoofdstuk 1 en 2 van de tarieventabel, dan wel op één aanslagbiljet verenigde aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt twee maanden na dagtekening van de aanslag.

  • 2.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moet de aanslag, die valt onder hoofdstuk 3 en 4 van de tarieventabel, worden betaald in één termijn die vervalt binnen 30 dagen na dagtekening van de aanslag.

  • 3.

    Voor belastingaanslagen, die vallen onder hoofdstuk 1 en 2 van de tarieventabel, kan een machtiging tot automatische incasso worden afgegeven. Voor aanslagen, die vallen onder hoofdstuk 3 en 4 van de tarieventabel, is dit niet mogelijk. Belastingaanslagen waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, worden betaald in tien maandelijkse termijnen. Als de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen voor of op de 15de van een kalendermaand, vervalt de eerste incassotermijn nog in diezelfde kalendermaand. In alle andere gevallen vervalt de eerste incassotermijn aan het einde van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen.

  • 4.

    Indien het totaal te betalen bedrag zoals vermeld op het aanslagbiljet € 10,00 of minder bedraagt, wordt dit bedrag in afwijking van lid van dit artikel in één termijn afgeschreven twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel lid gestelde termijnen.

 

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 12 Nadere regels

  • 1.

    Het dagelijks bestuur van GBLT kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting, vallende onder hoofdstuk 1 en 2 van de tarieventabel.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting, vallende onder hoofdstuk 3 en 4 van de tarieventabel.

 

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    De ‘Verordening precariobelasting 2020’ van 7 november 2019 wordt ingetrokken met ingang van het in het derde lid bedoelde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor 1 januari 2021 hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4.

    De verordening wordt aangehaald als ‘Verordening precariobelasting 2021’.

 

 

 

TARIEVENTABEL

 

 

Tarieventabel, behorende bij de “Verordening precariobelasting 2021”.

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

1.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van een terras waarvoor geen privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen, per m²:

 

 

1.1.1

per dag

0,70

1.1.2

per week

1,40

1.1.3

per maand

2,90

1.1.4

per jaar

24,35

 

Hoofdstuk 2 Aankondigingsborden en automaten

2.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van (licht) reclame- of andere aankondigingsborden alsmede voor het hebben van automaten per object per m²:

 

 

2.1.1

per week

1,50

2.1.2

per maand

3,65

2.1.3

per jaar

43,00

 

Hoofdstuk 3 Wekelijkse warenmarkt

3.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van kramen, auto’s, verkoop- en winkelwagens, als voor goederen die op de grond ten verkoop worden uitgestald, op de wekelijkse warenmarkt, als bedoeld in hoofdstuk 5, afdeling 11, van de Algemene plaatselijke verordening per 4 strekkende meter:

 

 

3.1.1

standplaatsgeld per dag

1,00

3.1.2

standplaatsgeld per week

4,80

3.1.3

standplaatsgeld per halfjaar

82,55

3.1.4

standplaatsgeld per jaar

122,70

3.2

Het tarief bedraagt voor elektriciteit (220 V) per standplaats

 

 

3.2.1

per dag

0,50

3.2.2

per week

2,40

3.2.3

per half jaar

59,10

3.2.4

per jaar

118,05

3.3

Het tarief bedraagt voor elektriciteit (krachtstroom) per standplaats

 

 

3.3.1

per dag

1,00

3.3.2

per week

4,75

3.3.3

per half jaar

118,25

3.3.4

per jaar

236,10

 

Hoofdstuk 4 Standplaatsen

4.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van kramen, auto’s, verkoop- en winkelwagens, als voor goederen die op de grond ten verkoop worden uitgestald, als bedoeld in hoofdstuk 5 afdeling 4 van de Algemene plaatselijke verordening, artikel 5:17 en 5:18 waarvoor nadere regels zijn gesteld in de beleidsregels standplaatsvergunningen, per m².

 

 

4.1.1

standplaatsgeld per halve dag

0,35

4.1.2

standplaatsgeld per dag

0,70

4.1.3

standplaatsgeld per week

1,40

4.1.4

standplaatsgeld per halfjaar

11,05

4.1.5

standplaatsgeld per jaar

24,60

4.2

Het tarief bedraagt voor elektriciteit (220 V) per standplaats:

 

 

4.2.1

per halve dag

0,30

4.2.2

per dag

0,50

4.2.3

per week

2,40

4.2.4

per half jaar

59,10

4.2.5

per jaar

118,05

4.3

Het tarief bedraagt voor elektriciteit (krachtstroom) per standplaats:

 

 

4.3.1

per halve dag

0,60

4.3.2

per dag

1,00

4.3.3

per week

4,75

4.3.4

per half jaar

118,25

4.3.5

per jaar

236,10

 

 

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Dalfsen in zijn openbare vergadering 5 november 2020.

De raad voornoemd,

de voorzitter, de griffier,

drs. E. van Lente drs. J. Leegwater

Naar boven