Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Culemborg houdende regels omtrent de heffing en de invordering van rioolheffing (Verordening op de heffing en invordering rioolheffing 2021)

De Gemeenteraad van de gemeente Culemborg;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 november 2020;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

 

“Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2021”

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater;

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam 'rioolheffing' wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

De belasting wordt geheven:

  • 1.

    van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel;

  • 2.

    voor het eigenarendeel wordt, als het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstop geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 4 Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

Artikel 6 Belastingtarieven

Het tarief voor het eigenarendeel bedraagt € 246,00.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar.

  • 2.

    Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven.

  • 3.

    Voor de toepassing van het bepaalde in lid 2 wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 10 Vrijstellingen

De rioolheffing wordt niet geheven ter zake van percelen die in zelfstandig gebruik zijn als zijnde:

  • a.

    garagebox (WOZ-objectsoortcode 1700);

  • b.

    parkeerplaats (dienstbaar aan wonen) (WOZ-objectsoortcode 1720)

  • c.

    volkstuin (WOZ-objectsoortcode 4113)

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt dat betaling via automatische incasso in acht termijnen mogelijk is, mits wordt voldaan aan de daaraan verbonden en in het Incasso Reglement van Belastingsamenwerking Rivierenland (BSR) opgenomen voorwaarden.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande gestelde termijnen.

Artikel 12 Overgangsrecht

De “Verordening op de heffing en invordering rioolheffing 2020” van 19 december 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening op de heffing en invordering rioolheffing 2021”.

Aldus besloten in de vergadering van de Raad,

gehouden op 3 december 2020

De griffier

A.N. van Aarsen

De voorzitter

G. van Grootheest

Naar boven