Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam tot wijziging van het Bevoegdhedenbesluit ambtelijke organisatie Amsterdam (Eenentwintigste wijziging Bevoegdhedenbesluit ambtelijke organisatie Amsterdam)

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 160, eerste lid, aanhef en onder a en e, van de Gemeentewet,

besluit:

Artikel I  

Het Bevoegdhedenbesluit ambtelijke organisatie Amsterdam wordt als volgt gewijzigd:

 

Bijlage 4, onderdeel II, onder 13, onderdeel A wordt vervangen door:

Subsidieverstrekking

Gemandateerd aan de directeur Wonen worden de volgende bevoegdheden in het kader van subsidieverstrekking:

  • a.

    De bevoegdheden tot het nemen van besluiten op een aanvraag om subsidie worden uitgeoefend met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 en de bijzondere subsidieverordeningen of subsidieregelingen die behoren tot het werkterrein van de directie Wonen, zijnde:

    • -

      Subsidieregeling Stedelijke Vernieuwing, van Groot naar Beter en ouderenhuisvesting Amsterdam 2019;

    • -

      Bijzondere Subsidieverordening Basiskwaliteit Woningbouw Marktsector Amsterdam;

    • -

      Regeling Duurzame Zelfbouw;

    • -

      Subsidieregeling wonen boven winkels en bedrijven 2017.

  • b.

    Onder het nemen van besluiten op een aanvraag om subsidie wordt zowel het verlenen als het vaststellen van subsidie verstaan alsmede het weigeren, wijzigen of intrekken verstaan als mede het opleggen van verplichtingen en voorts de uitvoering van al die bepalingen in genoemde regelingen die zien op de verstrekking van subsidies.

  • c.

    Het nemen van beslissingen met betrekking tot het verstrekken van subsidies aan in de gemeentebegroting vermelde subsidieontvangers alsmede het verstrekken van subsidies waartoe het college ten laste van een begrotingspost heeft besloten op het beleidsterrein Wonen.

     

Bijlage 4, onderdeel II, onder 13, onderdeel B wordt vervangen door:

B. Woonruimteverdeling en woonruimtevoorraad: Huisvestingswet 2014, Huisvestingsverordening Amsterdam 2020

Gemandateerd aan de directeur Wonen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Huisvestingswet 2014 en de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020:

  • 1.

    Het verlenen van huisvestingsvergunningen en urgentieverklaringen

    • a.

      Het indelen van woningzoekenden in urgentiecategorieën alsmede het vaststellen van het zoekprofiel als bedoeld in artikel 13 van de Huisvestingswet en Hoofdstuk 2, Afdeling I, van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020, dan wel het wijzigen of intrekken daarvan.

    • b.

      Het nemen van besluiten op aanvragen voor een huisvestingsvergunning als bedoeld in artikel 15 van de Huisvestingswet 2014 en Hoofdstuk 2, Afdeling I, van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020, het vragen van nadere gegevens om de huisvestingsvergunningaanvraag te beoordelen als bedoeld in artikel 2.2.6 van de Huisvestingsverordening 2020, dan wel het opnemen van gegevens in de vergunning of het intrekken van de vergunning.

    • c.

      Het nemen van besluiten inzake vruchteloze aanbieding als bedoeld in artikel 17 van de Huisvestingswet 2014

    • d.

      Het beslissen dat een woningzoekende een woonruimte via directe bemiddeling wordt aangeboden als bedoeld in artikel 2.4.8, van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020.

    • e.

      Het nemen dan wel intrekken van besluiten omtrent het vaststellen van een peildatum als bedoeld in artikel 2.6.8, van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020).

    • f.

      Het nemen van de beslissingen om de beslistermijn te verlengen als bedoeld in Hoofdstuk 2, Afdeling I en II, van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020.

    • g.

      Het verlenen van ondermandaat aan eigenaren of beheerders van woonruimte voor het nemen van besluiten op een aanvraag voor een huisvestingsvergunning zoals bedoeld in artikel 19 van de Huisvestingswet 2014, dan wel het intrekken van het mandaat.

    • h.

      Het vaststellen van nadere vormvereisten ten aanzien van een aanvraag van een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 2.6.2 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020.

    • i.

      het nemen van besluiten inzake het in volgorde indelen van woningzoekenden op grond van Hoofdstuk 2, Afdeling I, van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020.

       

2. Standplaatsen woonwagens

  • a.

    Het bijhouden van een inschrijvingsregister van standplaatszoekenden die in aanmerking willen komen voor een woonwagenstandplaats.

  • b.

    Het verstrekken, verlengen dan wel doorhalen van een bewijs van inschrijving aan woningzoekenden die in aanmerking willen komen voor een woonwagenstandplaats.

  • c.

    Het nemen van besluiten inzake het verlenen van een huisvestingsvergunning voor het betrekken van een woonwagenstandplaats als bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling II van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 dan wel het intrekken daarvan.

  • d.

    Het beslissen omtrent het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen nodig bij het beheer van woonwagenlocaties, standplaatsen en woonwagens.

3. Hardheidsclausules

Het nemen van besluiten omtrent het toepassen van hardheidsclausules als bedoeld in Hoofdstuk 2 paragraaf 6, hoofdstuk 3, paragraaf 1 en hoofdstuk 4, paragraaf 3 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020.

 

4. Handhaving

Het nemen van besluiten omtrent het opleggen van een bestuurlijke sanctie bij overtreding van artikel 8, 21, 23a, 23b, 23c, 24 van de Huisvestingswet 2014 en Hoofdstuk 2 en 3 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020, waaronder begrepen de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 35 van de Huisvestingswet 2014 en Hoofdstuk 4 paragraaf 2 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020, het opleggen van een last onder dwangsom als bedoeld in 5:32 Awb en het opleggen van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 Gemeentewet en artikel 33, derde lid, van de Huisvestingswet 2014.

 

Bijlage 4, onderdeel II, onder 13, onderdeel G. wordt vervangen door: 

G. Verordening Energieleningen Amsterdam 2012

Gemandateerd aan de RVE-manager Wonen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012:

  • a.

    Het beslissen op een aanvraag voor een energielening voor het treffen van duurzaamheidsmaatregelen (artikel 4, 7, 8 en 9 van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).

  • b.

    Het wijzigen van de “Duurzaam Bouwen Lijst Amsterdam” (artikel 5, tweede lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).

  • c.

    Het beslissen over het afwijken van de isolatiewaarden genoemd onder 1 van bijlage 1 (artikel 5, vierde lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).

  • d.

    Het vaststellen van het toepasselijke rentepercentage (artikel 14, eerste lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).

  • e.

    Het beslissen over het verlengen van de onder e. en f. genoemde termijnen (artikel 14, zevende lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).

  • f.

    Het beslissen over het geheel of gedeeltelijk intrekken van de toegekende energielening (artikel 16 van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).

  • g.

    Het vaststellen van nadere regels voor de uitvoering (artikel 17, eerste lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).

  • h.

    Het beslissen over het wijzigen van de in artikel 1, onder a, genoemde maximum aantal huurwoningen (artikel 17, tweede lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).

  • i.

    Het beslissen over het wijzigen van de in artikel 2, lid 2 genoemde doelgroepen (artikel 17, derde lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).

  • j.

    Het beslissen over het toepassen van de hardheidsclausule (artikel 18 van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).

  • k.

    Het afwijken van bijlage 1 ten behoeve van duurzaamheidsmaatregelen die gelijkwaardig of beter zijn dan de duurzaamheidsmaatregelen opgenomen in bijlage 1 (artikel 5, derde lid van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).

  • l.

    Het afwijken van bijlage 1 ten behoeve van een monumentale karakter van een pand indien de aanvraag van de Energielening betrekking heeft op een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht (artikel 8a van de Verordening Energieleningen Amsterdam 2012).

Bijlage 4, onderdeel II, onder 13, onderdeel K. wordt vervangen door:

K. Diversen

Gemandateerd aan de directeur Wonen worden de volgende bevoegdheden:

  • a.

    Het voorbereiden, inclusief het horen van belanghebbenden voor te nemen besluiten op bezwaarschriften in het kader van de aan de directeur Wonen gemandateerde bevoegdheden.

  • b.

    Het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten tot het verlenen, weigeren of intrekken van urgentieverklaringen aan stadsvernieuwingskandidaten, genomen door de woningcorporaties die aangesloten zijn bij de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties en verleende huisvestingsvergunningen door deze woningcorporaties.

  • c.

    De uitvoering van artikel 22 van de Wet op de lijkbezorging.

  • d.

    Het nemen dan wel intrekken van besluiten omtrent het aanwijzen van studentenwoningen als bedoeld in artikel 1 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020.

Bijlage 4, hoofdstuk III, onder 1, onderdeel B. wordt vervangen door:   B. Participatiewet en Re-integratieverordening Participatiewet Amsterdam Gemandateerd aan de RVE-manager Inkomen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Participatiewet en de Re-integratieverordening Participatiewet Amsterdam:  

  • a.

    Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 6b, 7, 8d, 9, 9a, 10, 10a, 10f, 10g, 15, 16, 17, 18, 18a, 18b, 19a, 27, 28, 31, 35, 36, 36b, 40, 41, 42, 43, 44, 44a, 45, 47c, 48, 49, 51, 52, 53a, 54, 55, 57, 58, 60, 60a, 60c, 61, 62b, 62c, 62e, 62f, 62g, 62h, 63, 64, 66, 67, 76a, 78j, 78o, 78y, en 78z van de Participatiewet.

  • b.

    Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de:

    • 1.

      Re-integratieverordening Participatiewet Amsterdam met uitzondering van het vaststellen van nadere regels als bedoeld in de artikelen 1.5, 3.1, 3.4, 3.6, 3.7 en 4.5.

    • 2.

      Maatregelenverordening Participatiewet.

    • 3.

      Verordening Tegenprestatie Participatiewet Amsterdam.

    • 4.

      Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet.

    • 5.

      Verordening WSW.

    • 6.

      Verordening Participatieraad Amsterdam.

    • 7.

      Amendement 2004/937 (motie Sargentini).

    • 8.

      Nadere regels Re-integratieverordening Participatiewet.

    • 9.

      Nadere regels Maatregelenverordening Participatiewet.

    • 10.

      Nadere regels financiële tegemoetkoming in de meerkosten voor mensen met een chronische ziekte of beperking.

    • 11

      Beleidsregels Participatie minimakinderen.

    • 12

      Beleidsregels vergoeding kosten kinderopvang Amsterdam.

    • 13

      Beleidsregels vervoersvoorzieningen minima ouderen.

    • 14

      Beleidsregels Participatiewet, IOAW en IOAZ vanaf 21 januari 2015, zoals luidend na toevoeging van de Beleidsregels voorbereidingskrediet zelfstandigen.

    • 15

      Beleidsregels Educatievoorzieningen volwassenen.

    • 16

      Beleidsregels Stadspas Amsterdam.

    • 17

      Beleidsregels volledige tegemoetkoming leges Nederlandse ID-kaart voor stadspashouders met een minimuminkomen.

    • 18

      Beleidsregels Investeringsfonds sociale firma’s Amsterdam.

    • 19

      Beleidsregels premie in het kader van het Amsterdams experiment Participatiewet.

    • 20

      Beleidsregels Re-integratieverordening vanaf 24 juli 2017.

    • 21

      Beleidsregels Individuele Inkomenstoeslag.

    • 22

      Beleidsregels Regeling tegemoetkoming kosten openbaar vervoer voor mantelzorgers.

    • 23

      Beleidsregels Amsterdamse Dierenhulp aan minima.

Bijlage 4, hoofdstuk III, onder 1, onderdeel C wordt vervangen door:  

C. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

Gemandateerd aan de RVE-manager Inkomen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW):

Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 4b, 5, 12, 13, 14, 15, 16a, 17, 17a, 18, 19, 20, 20a, 25, 28, 29a, 34, 36, 37, 37a, 38, 38a, 42, 44, 45, 47, 48, 48, 49, 53, 54, 55 van de IOAW en de daarbij behorende besluiten.

 

Bijlage 4, hoofdstuk III, onder 1, onderdeel D wordt vervangen door:

D. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen Gemandateerd aan de RVE-manager Inkomen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ):

Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 4b, 5, 12, 13, 14, 15, 16a, 17, 17a, 18, 19, 20, 20a, 25, 28, 29a, 34, 36, 37, 37a, 38, 38a, 42, 44, 45, 47, 48, 48, 49, 53, 54, 55 van de IOAZ en de daarbij behorende besluiten.

 

Bijlage 4, hoofdstuk III, onder 1, onderdeel E wordt vervangen door:

E. Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004

Gemandateerd aan de RVE-manager Inkomen worden de volgende bevoegdheden op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004:

  • 1.

    Het uitoefenen van de bevoegdheden en het uitvoeren van de taken als bedoeld in de artikelen 8, 12, 16, 17, 23, 35, 36, 38, 39, 40, 41, 42, 43a, 43b, 44 en 45 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004. 2. Gemandateerd aan de RVE-manager Inkomen worden de bevoegdheden op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers.

Bijlage 4, hoofdstuk III, onder 1, onderdeel G wordt vervangen door:

G. Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

Gemandateerd aan de RVE-manager Inkomen worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening:

  • a.

    Het opstellen van een plan alsmede het weigeren van een aanvraag (artikel 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening).

  • b.

    Het geven van inzicht (artikel 4, derde lid van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening). c. Verzoek om een afkoelingsperiode (artikel 5 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening).

  • d.

    Het vaststellen van de identiteit van een persoon (artikel 7 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening).

  • e.

    Het nemen van besluiten op aanvragen om schuldhulpverlening en het beëindigen van schuldhulpverlening (Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, het beleidsplan en de beleidsregels Schuldhulpverlening en de Wet schuldsanering natuurlijke personen en titel III van de Faillissementswet).

 

Bijlage 4, hoofdstuk III, onder 1, onderdeel L Gemeentewet, onder e., wordt vervangen door:

  • e.

    Het afgeven van een doelgroepverklaring aan de werkgever, als bedoeld in de Wet tegemoetkomingen loondomein (artikel 2.3 Wtl).

Bijlage 4, hoofdstuk III, onderdeel 2, onderdeel B, onder a., wordt vervangen door:

  • a.

    Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 6b, 7, 8d, 9, 9a, 10, 10b, 10c, 10d, 10f, 10g, 17, 18, 18a, 44a, 47c, 53a, 54, 55, 63, 67 en 78z van de Participatiewet.

     

Bijlage 4, hoofdstuk III, onderdeel 2, onderdeel C wordt vervangen door:

C. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

Gemandateerd aan de RVE-manager Werk worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW):

Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 20, 20a en34 van de IOAW en de daarbij behorende besluiten.

 

Bijlage 4, hoofdstuk III, onderdeel 2, onderdeel D wordt vervangen door:

D. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

Gemandateerd aan de RVE-manager Werk worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ):

Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 20, 20a en 34 van de IOAZ en de daarbij behorende besluiten.

 

Bijlage 4, hoofdstuk III, onderdeel 2, onderdeel I Gemeentewet , onder h., wordt vervangen door:

  • h.

    Het afgeven van een doelgroepverklaring aan de werkgever, als bedoeld in de Wet tegemoetkomingen loondomein (artikel 2.3 Wtl).

     

Bijlage 4, hoofdstuk III, onderdeel 3, onderdeel B, onder a., wordt vervangen door:   

  • a.

    Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 6b, 7, 8d, 9, 9a, 10, 10b, 10c, 10d, 10f, 10g, 17, 18, 18a, 44a, 47c, 53a, 54, 55, 67 en 78z van de Participatiewet.

 

Bijlage 4, hoofdstuk III, onderdeel 3, onderdeel C wordt vervangen door:

C. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

Gemandateerd aan de RVE-manager Participatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW):

Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 20, 20a en 34 van de IOAW en de daarbij behorende besluiten.

 

Bijlage 4, hoofdstuk III, onderdeel 3, onderdeel D wordt vervangen door:

D. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

Gemandateerd aan de RVE-manager Participatie worden de volgende bevoegdheden op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ):

Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 20, 20a en 34 van de IOAZ en de daarbij behorende besluiten.

 

Bijlage 4, hoofdstuk III, onderdeel 3, onderdeel G vervalt en de onderdelen H. t/m J. worden hernummerd naar:

G. Faillissementswet

H. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

I. Gemeentewet

 

Bijlage 4, hoofdstuk III, onderdeel 3, onderdeel I Gemeentewet, onder d., wordt vervangen door:

  • d.

    Het afgeven van een doelgroepverklaring aan de werkgever, als bedoeld in de Wet tegemoetkomingen loondomein (artikel 2.3 Wtl).

     

Bijlage 4, hoofdstuk III, onderdeel 7, wordt vervangen door:

  • 7.

    RVE-manager Subsidies, Inkoop en Juridisch Bureau Sociaal

     

Bijlage 4, hoofdstuk III, onderdeel 7, onderdeel B wordt vervangen door:

B. Participatiewet

Gemandateerd aan de rve-directeur Subsidies, Inkoop en Juridisch Bureau Sociaal worden de volgende bevoegdheden op grond van de Participatiewet:

  • a.

    Het uitoefenen van de bevoegdheden en het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 7, 9, 10,17, 63, 67, 78e en 78z van de Participatiewet.

  • b.

    Het uitoefenen van de bevoegdheden en het uitoefenen van taken als bedoeld in de:

    • 1.

      Re-integratieverordening Participatiewet Amsterdam met uitzondering van het vaststellen van nadere regels als bedoeld in de artikelen 1.5, 3.1, 3.4, 3.6, 3.7, en 4.5.

    • 2.

      Amendement 2004/937 (Gemeenteblad 2009, afd. Nr. 937, motie Sargentini).

    • 3.

      Nadere regels Re-integratieverordening Participatiewet, hoofdstuk 4. Tijdelijke loonkostensubsidie.

 

Bijlage 4, hoofdstuk III, onderdeel 7, onderdeel C wordt vervangen door:   

C. Diverse wetten

Gemandateerd aan de rve-directeur Subsidies, Inkoop en Juridisch Bureau Sociaal worden de volgende bevoegdheden op grond van de diverse wetten:

  • a.

    Het nemen van besluiten over vergoeding van geleden schade als gevolg van feitelijk handelen en genomen beschikkingen door het cluster Sociaal (kosten rechtsbijstand, wettelijke rente en gevolgschade) met inachtneming van de Beleidsregels wegingsfactoren kosten rechtsbijstand in bezwaarfase.

  • b.

    Het treffen van een regeling voor de behandeling van klachten over een gedraging van een zorgaanbieder of van voor hem werkzame personen jegens een cliënt (artikel 2 van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector).

  • c.

    Het beslissen op ingebrekestellingen en het vaststellen van de hoogte van de dwangsom met betrekking tot de Participatiewet, de Wi, het Bbz 2004, de IOAW, de IOAZ, de Wbp, de Wet kinderopvang, artikel 12 Wet sociale werkvoorziening en artikel 8 Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken, schadebesluiten, de Subsidieregelingen ESF 2014-2020, alsmede de uitvoering van het amendement 2004/937 (motie-Sargentini), subsidies op het gebied van armoedebeleid.

Artikel II  

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Artikel III  

Deze regeling wordt aangehaald als: Eenentwintigste wijziging Bevoegdhedenbesluit ambtelijke organisatie Amsterdam.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 15 december 2020.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting  

Algemeen deel

In het Bevoegdhedenbesluit ambtelijke organisatie Amsterdam, dat op 16 december 2014 is vastgesteld, zijn de bevoegdheden opgenomen die door het college en de burgemeester aan de verschillende directeuren zijn gemandateerd of waarvoor een privaatrechtelijke volmacht is verleend. Vanwege nieuwe bevoegdheden en wijzigingen in de ambtelijke organisatie is het om de zoveel tijd noodzakelijk om het Bevoegdhedenbesluit ambtelijke organisatie Amsterdam te wijzigen of aan te vullen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel I

Het mandaat voor de directeur wonen wordt aangepast vanwege nieuwe en gewijzigde regelgeving op het beleidsterrein wonen. Het mandaat voor de directeuren Inkomen, Werk, Participatie en wordt aangepast vanwege nieuwe en gewijzigde wet- en regelgeving op het beleidsterrein sociale zaken.

 

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

 

Naar boven