Verordening tot wijziging van de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad (VFL) per 31 december 2020

De raad van de gemeente Zaanstad,

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,

Besluit vast te stellen de “Verordening tot wijziging van de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad (VFL) per 31 december 2020”.

 

Dit besluit treedt in werking op 31 december 2020 om 23.45uur.

 

 

 

Artikel I Wijziging verordening

De Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A.

    Aan de inhoudsopgave wordt na Inhoud toe gevoegd :

  • Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

  • B.

    Aan de inhoudsopgave wordt aan de titel van artikel 2.5 toe gevoegd :

  • onroerend cultureel erfgoed

  •  

  • C.

    In de inhoudsopgave komt artikel 2.8 te luiden:

    Artikel 2.8 Zorgplicht voor (telecom)kabels en leidingen

     

  • D.

    Aan de inhoudsopgave wordt na artikel 2.10 toegevoegd:

    Artikel 2.11 Verbod houtopstand of objecten onder hoogspanningslijn

    Artikel 2.15 Meldplicht bij brand of broei

  •  

  • E.

    In de inhoudsopgave komt artikel 3.2 te luiden:

    Artikel 3.2 Indienen aanvraag en melding

  •  

  • F.

    Aan de inhoudsopgave wordt aan de titel van hoofdstuk 4 toegevoegd:

    en beschermde boom

     

  • G.

    Aan de inhoudsopgave wordt na paragraaf 4.1 toegevoegd:

    Paragraaf 4.2 Aanwijzing als beschermde boom

    Artikel 4.10 Doel van aanwijzen van beschermde bomen

  • Artikel 4.11 Aanwijzing als beschermde boom

  •  

  • H.

    Aan de inhoudsopgave wordt na paragraaf 4.2 toegevoegd:

  • Paragraaf 4.3 Aanwijzing ligplaats voor vaartuigen

  • Artikel 4.12 Doel van aanwijzen ligplaatsen voor vaartuigen

  • Artikel 4.13 Aanwijzing van ligplaats voor vaartuigen

  •  

  • I.

    Aan de inhoudsopgave wordt na paragraaf 5.2 toe gevoegd :

  • Paragraaf 5.3 A Telecomkabels

    Artikel 5.12 Aanleggen, in stand houden of opruimen van telecomkabels

    Artikel 5.13 Spoedeisende werkzaamheden

    Artikel 5.14 Aanvraag en melding

    Artikel 5.15 Voorschriften en beperkingen

    Artikel 5.16 Wijziging en intrekking

    Artikel 5.17 Overleg en afstemming tijdens planvorming

    Artikel 5.18 Medegebruik van voorzieningen

    Artikel 5.19 Verplichtingen telecomaanbieder

    Artikel 5.20 Meldplicht verontreiniging, gevaar, schade en hinder

    Artikel 5.21 Herstraat- en degeneratiekosten

    Paragraaf 5.3 B Kabels en leidingen

    Artikel 5.22 Aanleggen, in stand houden en opruimen van kabels en leidingen

    Artikel 5.23 Spoedeisende werkzaamheden

    Artikel 5.24 Aanvraag en melding

    Artikel 5.25 Voorschriften en beperkingen

    Artikel 5.26 Weigeringsgronden

    Artikel 5.27 Wijziging en intrekking

    Artikel 5.28 Overleg en afstemming tijdens planvorming

    Artikel 5.29 Verplichtingen netbeheerder

    Artikel 5.30 Meldplicht verontreiniging, gevaar, schade en hinder

    Artikel 5.31 Nadeelcompensatie

  • Artikel 5.32 Herstraat- en degeneratiekosten

    Paragraaf 5.4 Aansluiten op gemeentelijke riolering

  • Artikel 5.33 Doel van de regels in deze paragraaf

  • Artikel 5.34 Aanleggen rioolaansluiting

  • Artikel 5.35 Eigendom rioolaansluiting

  • Artikel 5.36 Kosten rioolaansluitingen

  • Artikel 5.37 Verwijderen septic tanks

  •  

  • J.

    Aan de inhoudsopgave wordt na artikel 5.52 toe gevoegd :

  • Artikel 5.53 Maken en onderhouden geveltuintjes

 

  • K.

    Aan de inhoudsopgave wordt na paragraaf 5.2 toe gevoegd :

  • Paragraaf 5.7 Activiteiten bij of op openbaar water

  • Artikel 5.60 Doel en reikwijdte van regels over openbaar water

  • Artikel 5.61 Plaatsen objecten in, bij, boven of op openbaar water

  • Artikel 5.62 Innemen ligplaats voor vaartuigen

  • Artikel 5.63 Beschadigen waterstaatswerken

  • Artikel 5.64 Gebruiken vaartuigen als opslagplaats of bedrijfsruimte

  • Artikel 5.65 Breken van ijs

  • Artikel 5.66 Opleggen vaartuigen

  • Artikel 5.67 Baggeren

  • Artikel 5.68 Bouwen, herstellen, droogzetten en slopen vaartuigen

  • Artikel 5.69 Gebruiken hoofdmotor of hulpmotor op ligplaatsen

  •  

  • L.

    In de inhoudsopgave wordt de naam van paragraaf 5.9 gewijzigd:

  • Paragraaf 5.9 Bouw en gebruik van bouwwerken

  •  

  • M.

    Aan paragraaf 5.9 wordt toegevoegd:

  • Artikel 5.78 Energieprestatiecoëfficiënt (EPC)

  • Artikel 5.79 [gereserveerd]

  •  

  • N.

    Aan de inhoudsopgave wordt na paragraaf 5.9 ingevoegd:

    Paragraaf 5.10 Activiteiten met betrekking tot planten en dieren

    Artikel 5.80 Vellen van boom

    Artikel 5.81 Herplantplicht

    Artikel 5.82 Specifieke indieningsvereisten

    Artikel 5.83 Specifieke weigeringsgronden

    Artikel 5.84 Snoeien, knotten of kandelaberen

    Artikel 5.85 Bestrijden iepziekte

     

  • O.

    In artikel 1.1 worden met behoud van alfabetische volgorde toegevoegd de volgende begrippen:

    • -

      dunnen: beheersmaatregel waarbij een of meerdere bomen geveld worden om te zorgen dat de overgebleven bomen kunnen groeien;

    • -

      gebiedenkaart beschermde bomen: een door de raad vastgestelde kaart waarop de gebieden zijn aangewezen waarin een omgevingsvergunning voor het vellen van een of meerdere bomen noodzakelijk is. De gebiedenkaart beschermde bomen wordt ook genoemd gebiedenkaart kapvergunning;

    • -

      gemeentelijke riolering: de gemeentelijke voorziening voor het beheer van stedelijk afvalwater en regenwater;

    • -

      herplantplan: plan waarin staat hoe de te vellen boom vervangen wordt door nieuwe aanplant;

    • -

      houtopstand: één of meerdere bomen, hakhout, een houtwal of stoof. Hakhout is een stronk die opnieuw uitloopt nadat de stronk is gekapt. Houtwal is lijnvormige beplanting op een kunstmatige aarden verhoging. Stoof is het deel van de boom dat na kappen in de grond achterblijft en weer uitloopt. Deze uitlopers (stammen) worden aangemerkt als één boom;

    • -

      infrastructuur: openbare wegen en vaarwegen, waaronder routenetwerken voor wandelen, fietsen en varen, spoorwegen, havens, luchthavens, energie-infrastructuur, telecommunicatie- infrastructuur, buisleidingen, openbare hemelwater- en ontwateringsstelsels en openbare vuilwaterriolen, infrastructuur voor watervoorzieningswerken als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drinkwaterwet en andere vitale infrastructuur;

    • -

      kabels en leidingen: één of meer kabels of leidingen, daaronder in ieder geval begrepen lege buizen, ondergrondse en bovengrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie als het geen telecomkabel betreft;

    • -

      ligplaats voor vaartuigen: dit omvat diverse categorieën van ligplaatsen voor vaartuigen, waaronder afmeerplaatsen, wachtplaatsen en pleisterplaatsen;

    • -

      lijst van beschermde bomen: een door de raad vastgestelde lijst van bomen waarvoor een omgevingsvergunning voor het vellen van een of meerdere bomen noodzakelijk is;

    • -

      openbare grond: dit omvat de openbare weg en openbaar water met inbegrip van de daartoe behorende stoepen, pleinen, plantsoenen, glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, tunnels, duikers, beschoeiingen en andere werken. Ook andere plaatsen die voor eenieder toegankelijk zijn vallen onder het begrip openbare gronden.

    • -

      openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn met inbegrip van de daartoe behorende bruggen, tunnels, duikers, beschoeiingen, kades en andere werken;

    • -

      pleisterplaats: een ligplaats voor een recreatievaartuig met een totale lengte kleiner dan 20 meter (met een maximale toegestane gebruiksduur van 3x24 uur;

    • -

      recreatievaartuig: vaartuig met sport- en vrijetijdsdoeleinden met een romplengte tot 20 meter, ongeacht het type of de wijze van voortstuwing;

    • -

      rioolaansluiting: de rioolleiding tussen de gemeentelijke riolering en het perceel waar afvalwater en regenwater vrijkomt;

    • -

      spoedeisende werkzaamheden: werkzaamheden waarvan uitstel niet mogelijk is als gevolg van een calamiteit, een ernstige belemmering of een storing in de dienstverlening;

    • -

      telecomaanbieder: de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in de Telecommunicatiewet;

    • -

      telecomkabel: een kabel als bedoeld in artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet;

    • -

      vaartuigen: alle vaartuigen, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, glijboten en ponten, met uitzondering van woonschepen;

    • -

      vellen: het kappen, rooien of het verrichten van een andere handeling (zowel bovengronds als ondergronds), die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering tot gevolg kan hebben, zoals de eerste keer knotten en kandelaberen;

    • -

      waterstaatswerken: dat wat daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Waterwet;

  •  

  • P.

    Artikel 2.8 Meldplicht bij brand of broei wordt Artikel 2.15

    Artikel 2.8 komt te luiden:

    Artikel 2.8 Zorgplicht voor (telecom)kabels en leidingen

    • 1.

      De netbeheerder is verplicht zorg te dragen voor een goede staat en onderhoud van kabels en leidingen.

    • 2.

      De telecomaanbieder is verplicht zorg te dragen voor een goede staat en onderhoud van telecomkabels.

       

  • Q.

    Artikel 2.9 wordt gewijzigd en komt te luiden:

  • Artikel 2.9 Gedoogplicht en zorgplicht voor voorzieningen voor verkeer, verlichting, nummering en naamgeving

    • 1.

      De eigenaar of een andere rechthebbende op een bouwwerk of een perceel is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk of op dat perceel door burgemeester en wethouders objecten, borden of voorzieningen voor het verkeer, openbare verlichting, huisnummering, wijk-, buurt- of straatnaamgeving worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

    • 2.

      De rechthebbende draagt er zorg voor dat de objecten, borden of voorzieningen niet in de werking belemmerd worden en vanaf de openbare weg duidelijk zichtbaar blijven.

    • 3.

      Het eerste lid is niet van toepassing voor zover in het onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de onteigeningswet of de Belemmeringenwet Privaatrecht.

  •  

  • R.

    Na artikel 2.10 wordt toegevoegd het huidige artikel 5.20 dat luidt:

    Artikel 2.11 Verbod houtopstanden of objecten onder hoogspanningslijn

    • 1.

      Het is verboden binnen een afstand van zes meter aan weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen opgaande houtopstanden of objecten die niet zijn aan te merken als bouwwerken, hoger dan twee meter te plaatsen of te hebben.

    • 2.

      Het verbod is niet van toepassing op objecten die deel uitmaken van de hoogspanningslijn.

    • 3.

      Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van dit verbod indien de elektrische spanning van de bovengrondse hoogspanningslijn dat toelaat. Over de mogelijkheid voor ontheffing wordt overleg gevoerd met de netbeheerder.

    • 4.

      Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijd beslissen) niet van toepassing.

    • 5.

      Dit artikel is niet van toepassing voor zover in dit onderwerp is voorzien in het bestemmingsplan.

       

  • S.

    Artikel 3.2 titel en eerste lid komen te luiden:

  • Artikel 3.2 Indienen aanvraag en melding

    • 1.

      Een aanvraag voor een beschikking of een melding en de daarbij behorende gegevens en documenten worden ingediend bij burgemeester en wethouders via de vastgestelde indieningsprocedure en het daarvoor bestemde digitale formulier op de website van Zaanstad.

       

  • T.

    Artikel 3.3, tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      Burgemeester en wethouders kunnen de beslistermijnen eenmaal met ten hoogste zes weken verlengen, tenzij in deze verordening of in een andere wettelijke regeling een andere specifieke beslistermijn is gesteld. Dit besluit wordt bekendgemaakt binnen de beslistermijn.

  •  

  • U.

    Hoofdstuk 4 komt te luiden:

    Aanwijzen van gemeentelijk monument, gemeentelijk archeologisch monument, beschermd stads- of dorpsgezicht, beschermde boom, ligplaats voor vaartuigen

  •  

  • V.

    Artikel 4.1, eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Het doel van de regels in deze paragraaf is het verlenen van de bevoegdheid aan burgemeester en wethouders om gemeentelijk onroerend cultureel erfgoed aan te wijzen. Dit draagt bij aan het behouden en beschermen van onroerend cultureel erfgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of van uitzonderlijke schoonheid is en dat onvervangbaar is. Door de aanwijzing als gemeentelijk monument, archeologisch monument of beschermd stads- of dorpsgezicht krijgt het betreffende erfgoed een beschermde status.

  •  

  • W.

    Na artikel 4.9 wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd, die luidt:

    Paragraaf 4.2 Aanwijzing als beschermde boom

     

  • X.

    Aan paragraaf 4.2 worden toegevoegd twee nieuwe artikelen die luiden:

    Artikel 4.10 Doel van aanwijzen van beschermde bomen

  • Het doel van de regels in deze paragraaf is het verlenen van de bevoegdheid aan burgemeester en wethouders om bomen aan te wijzen, die hiermee een beschermde status krijgen. Dit draagt bij aan het behouden en beschermen van bomen. Wanneer de boom beschermd is, is voor het kappen van een boom een vergunning nodig. Ook is een vergunning nodig voor andere handelingen waardoor de boom beschadigd kan raken.

  • De gemeente wil bomen zoveel als mogelijk behouden, omdat bomen een belangrijke bijdrage leveren aan een goede en gezonde fysieke leefomgeving.

  •  

  •  

    Artikel 4.11 Aanwijzing als beschermde boom

    • 1.

      Een boom wordt aanwezen als beschermde boom op grond van:

      • a.

        de cultuurhistorische waarde van de boom;

      • b.

        de stedelijke en landschappelijke waarde van de boom;

      • c.

        de natuurwaarde van de boom;

      • d.

        de recreatieve waarde van de boom;

      • e.

        de klimaatwaarde van de boom.

    • 2.

      De beschermde boom wordt opgenomen op de lijst van beschermde bomen.

    • 3.

      Op dezelfde gronden als genoemd in het eerste lid worden gebieden aanwezen waarin alle bomen beschermd zijn. De aangewezen gebieden worden opgenomen op de gebiedenkaart beschermde bomen.

    • 4.

      Voor het vellen van een boom op de lijst beschermde bomen of in een gebied op de gebiedenkaart beschermde bomen is een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand nodig.

  •  

  • Y.

    Na artikel 4.11 wordt toegevoegd een nieuwe paragraaf die luidt:

    Paragraaf 4.3 Aanw ijzing ligplaats voor vaartuigen

  •  

  • Z.

    Aan paragraaf 4.3 worden toegevoegd twee nieuw e artikel en die luiden:

    Artikel 4.12 Doel van aanwijzen ligplaatsen voor vaartuigen

  • Het doel van de regels in deze paragraaf is het verlenen van de bevoegdheid aan burgemeester en wethouders om ligplaatsen voor vaartuigen aan te wijzen. Door het aanwijzen van categorieën van ligplaatsen wordt het mogelijk om voor deze ligplaatsen regels te stellen om de fysieke leefomgeving zowel te benutten als te beschermen.

  •  

  • Artikel 4.13 Aanwijzing van ligplaatsen voor vaartuigen

    • 1.

      Burgemeester en wethouders wijzen gedeelten van openbaar water aan waar het is toegestaan met een vaartuig een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen.

    • 2.

      Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen aan de ligplaatsen in het belang van de veiligheid, het milieu en het uiterlijk aanzien van de omgeving. In ieder geval kunnen per categorie van ligplaatsen regels worden gesteld over het type of het aantal vaartuigen per ligplaats, de maximale verblijfsduur van een vaartuig, het in werking hebben van de hoofdmotor of hulpmotor en aan het wonen op het vaartuig.

  •  

  • AA.

    Na artikel 5.11 wordt toegevoegd een nieuwe paragraaf die luidt:

    Paragraaf 5.3 A Telecomkabels

     

  • BB.

    Aan paragraaf 5.3 A worden toegevoegd tien nieuwe artikelen die luiden:

    Artikel 5.12 Aanleggen, in stand houden of opruimen van telecomkabels

    • 1.

      Het is verboden zonder of in afwijking van een instemmingsbesluit van burgemeester en wethouders als bedoeld in de Telecommunicatiewet, werkzaamheden uit te voeren in verband met de aanleg, instandhouding of opruiming van telecomkabels in of op openbare gronden.

    • 2.

      In afwijking van het eerste lid kan voor kleine werkzaamheden worden volstaan met een melding aan burgemeester en wethouders. In bijlage 5.12 zijn de categorieën van kleine werkzaamheden aangewezen.

    • 3.

      Burgemeester en wethouders kunnen gebieden aanwijzen waarbinnen niet volstaan kan worden met een melding maar altijd een instemmingsbesluit nodig is.

       

  • Artikel 5.13 Spoedeisende werkzaamheden

    • 1.

      Spoedeisende werkzaamheden worden onmiddellijk gemeld aan burgemeester en wethouders.

    • 2.

      Na ontvangst van de melding kunnen de werkzaamheden plaatsvinden, tenzij de burgemeester besluit dat de werkzaamheden op een ander tijdstip moeten plaatsvinden in verband met de openbare orde, gevaar of vrees voor het ontstaan van gevaar voor de uitvoering van de werkzaamheden.

    • 3.

      Het besluit als bedoeld in het vorige lid wordt onmiddellijk na het tijdstip van ontvangst van de melding genomen.

    • 4.

      In het geval van spoedeisende werkzaamheden worden de melding en de werkzaamheden uitgevoerd zoals beschreven in bijlage 5.13.

       

    • Artikel 5.14 Aanvraag en melding

      • 1.

        De aanvraag bevat alle gegevens en documenten die genoemd zijn in bijlage 5.14.

      • 2.

        In afwijking van artikel 3.2 wordt de aanvraag voor een instemmingsbesluit als bedoeld in de Telecommunicatiewet ingediend via het daarvoor bestemde digitale meldsysteem op de website ‘Meldpunt Openbrekingen Openbare Ruimte’.

      • 3.

        De aanvrager stelt burgemeester en wethouders op de hoogte wanneer voor de aanleg, instandhouding of opruiming van telecomkabels zowel een aanvraag op grond van deze verordening als een aanvraag op grond van een andere wet of een andere publiekrechtelijke regeling is ingediend bij een ander bestuursorgaan.

      • 4.

        Een melding op grond van artikel 5.12, tweede lid wordt minimaal vijf werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden aan burgemeester en wethouders gedaan.

         

    • Artikel 5.15 Voorschriften en beperkingen

      • 1.

        Burgemeester en wethouders kunnen aan het instemmingsbesluit voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van:

        • a.

          de openbare orde;

        • b.

          de veiligheid, waaronder de verkeersveiligheid en een goede doorstroming van het verkeer;

        • c.

          het voorkomen of beperken van overlast;

        • d.

          de bereikbaarheid, veiligheid, bruikbaarheid, onderhoud en beheer van gronden en gebouwen.

        • e.

          de ondergrondse ordening en de bescherming van in de grond aanwezige werken;

        • f.

          de bescherming van archeologische vondsten en van groenvoorzieningen, bomen en beplantingen; of

        • g.

          Het uiterlijk aanzien van de omgeving.

      • 2.

        De werkzaamheden moeten zijn voltooid binnen zes maanden na aanvang, tenzij in het instemmingsbesluit anders is bepaald.

      • 3.

        De uitvoering van de werkzaamheden aan de telecomkabels worden verricht volgens de in bijlage 5.15-I en 5.15-II beschreven bepalingen.

    •  

    • Artikel 5.16 Wijziging en intrekking

      • 1.

        Burgemeester en wethouders kunnen het instemmingsbesluit in aanvulling op de in artikel 3.6 genoemde gronden ook wijzigen of intrekken, indien:

        • a.

          de telecomaanbieder niet binnen zes maanden na verlening van het instemmingsbesluit of de in het instemmingsbesluit opgenomen termijn met de werkzaamheden is begonnen;

        • b.

          de werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van zes maanden stilliggen.

      • 2.

        Burgemeester en wethouders kunnen aan de wijziging of intrekking van het instemmingsbesluit de verplichting verbinden om de betreffende telecomkabels aan te passen of te verwijderen.

         

    • Artikel 5.17 Overleg en afstemming tijdens planvorming

      • 1.

        Burgemeester en wethouders initiëren en faciliteren overleg tussen betrokken partijen over projecten in openbare gronden. Dit overleg vindt periodiek en tenminste eenmaal per jaar plaats.

      • 2.

        Burgemeester en wethouders initiëren in de planfase van een door of namens de gemeente uit te voeren project overleg met de desbetreffende netbeheerders en telecomaanbieders om de gevolgen van dat project voor de ligging en het onderhoud van (telecom)kabels en leidingen te onderzoeken. Burgemeester en wethouders doen per project een voorstel over het aantal overleggen en de regelmaat daarvan.

      • 3.

        Op initiatief van burgemeester en wethouders wisselen alle betrokken partijen voorafgaand aan de start van een werk dat gevolgen heeft voor de ondergrondse infrastructuur de noodzakelijke informatie met elkaar uit.

         

    • Artikel 5.18 Medegebruik van voorzieningen

      • 1.

        Een telecomaanbieder is verplicht om bij de aanleg van telecomkabels in openbare gronden zoveel mogelijk medegebruik te maken van bestaande aangelegde voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, of kabel- en leidingentunnels.

      • 2.

        Het eerste lid is niet van toepassing indien de telecomaanbieder aannemelijk kan maken dat medegebruik op technische of economische gronden niet haalbaar is.

      • 3.

        Indien het gekozen tracé niet kan worden uitgevoerd, is het aan de telecomaanbieder om een alternatief tracé te kiezen. Ook kunnen burgemeester en wethouders een alternatief tracé aanwijzen.

    •  

    • Artikel 5.19 Verplichtingen telecomaanbieder

      • 1.

        Indien de eigendom, de exploitatie, het beheer of het gebruik van telecomkabels wijzigt, stelt de telecomaanbieder burgemeester en wethouders onmiddellijk schriftelijk van deze wijziging op de hoogte op de wijze als bedoeld in bijlage 5.19.

      • 2.

        De telecomaanbieder levert op verzoek van burgemeester en wethouders informatie over een telecomkabel.

         

    • Artikel 5.20 Meldplicht verontreiniging, schade, gevaar en hinder

      • 1.

        De telecomaanbieder is verplicht verontreiniging, gevaar, schade, hinder onmiddellijk te melden aan burgemeester en wethouders en alle maatregelen te treffen om verdere verontreiniging, gevaar, schade en hinder te voorkomen.

      • 2.

        De telecomaanbieder is verplicht storingen waarbij verontreiniging, gevaar, schade of hinder kunnen optreden onmiddellijk te melden aan burgemeester en wethouders.

      • 3.

        Burgemeester en wethouders kunnen bij gebleken of ernstige dreiging van verontreiniging, gevaar, schade of hinder in of nabij het tracé van kabels en leidingen en telecomkabels de aanleg of de exploitatie van de betreffende telecomkabels stilleggen.

         

    • Artikel 5.21 Herstraat- en degeneratiekosten

      • 1.

        Burgemeester en wethouders brengen de kosten voor herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van openbare gronden die rechtstreeks het gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden aan kabels en leidingen bij de telecomaanbieder in rekening.

      • 2.

        Het uitgangspunt bij het herstel van gronden is dat de grond wordt teruggebracht in de oude staat.

      • 3.

        De herstraat- en degeneratiekosten voor elementverhardingen en bermen worden berekend op basis van de ’Richtlijn tarieven (graaf)werkzaamheden’ van de VNG.

      • 4.

        De herstraat- en degeneratiekosten voor gesloten verharding worden berekend op basis van ‘Straatwerktarieven Noord-Holland’.

      • 5.

        De herstraat- en degeneratiekosten voor bijzondere verharding en groenvoorzieningen worden per geval door de gemeente bepaald en in rekening gebracht.

      • 6.

        Burgemeester en wethouders kunnen besluiten om bij convenant af te wijken van het gestelde in het derde en vierde lid.

      • 7.

        Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over de uitoefening van de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid.

         

    • CC.

      De reservering van de artikelen 5.21 – 5.39 vervalt.

    •  

    • DD.

      Na artikel 5.21 wordt toegevoegd een nieuwe paragraaf die luidt:

      Paragraaf 5.3 B Kabels en leidingen

       

    • EE.

      Aan paragraaf 5.3 B worden toegevoegd elf nieuwe artikelen die luiden :

      Artikel 5.22 Aanleggen, in stand houden, opruimen van kabels of leidingen

      • 1.

        Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders kabels of leidingen in of op openbare gronden aan te leggen, te verplaatsen, te verwijderen en in stand te houden.

      • 2.

        In afwijking van het eerste lid kan voor kleine werkzaamheden worden volstaan met een melding aan burgemeester en wethouders. In bijlage 5.12 zijn de categorieën van kleine werkzaamheden aangewezen.

      • 3.

        Burgemeester en wethouders kunnen gebieden aanwijzen waarbinnen niet volstaan kan worden met een melding maar altijd een vergunningplicht geldt.

      • 4.

        Het in het eerste lid opgenomen verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de provinciale wegenverordening.

      • 5.

        Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

         

Artikel 5.23 Spoedeisende werkzaamheden

  • 1.

    Spoedeisende werkzaamheden worden onmiddellijk gemeld aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Na ontvangst van de melding kunnen de werkzaamheden plaatsvinden, tenzij de burgemeester besluit dat de werkzaamheden op een ander tijdstip moeten plaatsvinden in verband met de openbare orde, gevaar of de vrees voor het ontstaan van gevaar door de uitvoering van de werkzaamheden.

  • 3.

    Het besluit als bedoeld in het vorige lid wordt onmiddellijk na het tijdstip van ontvangst van de melding genomen.

  • 4.

    In het geval van spoedeisende werkzaamheden worden de melding en de werkzaamheden uitgevoerd zoals beschreven in bijlage 5.13.

     

  • Artikel 5.24 Aanvraag en melding

    • 1.

      De aanvraag bevat de gegevens die zijn genoemd in bijlage 5.14.

    • 2.

      In afwijking van artikel 3.2 wordt de aanvraag voor een instemmingsbesluit als bedoeld in de Telecommunicatiewet ingediend via het daarvoor bestemde digitale meldsysteem op de website ‘Meldpunt Openbrekingen Openbare Ruimte’.

    • 3.

      De aanvrager stelt burgemeester en wethouders op de hoogte wanneer voor de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels of leidingen zowel een aanvraag op grond van deze verordening als een aanvraag op grond van een andere wet of een andere publiekrechtelijke regeling is ingediend bij een ander bestuursorgaan.

    • 4.

      Een melding op grond van artikel 5.22, tweede lid wordt minimaal vijf werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden aan burgemeester en wethouders gedaan.

  •  

  • Artikel 5.25 Voorschriften en beperkingen

    • 1.

      Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning of melding voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van:

      • a.

        de openbare orde;

      • b.

        de veiligheid, waaronder de verkeersveiligheid of een goede doorstroming van het verkeer;

      • c.

        het voorkomen of beperken van overlast;

      • d.

        de bereikbaarheid, veiligheid, bruikbaarheid, onderhoud en beheer van gronden en gebouwen;

      • e.

        de ondergrondse ordening en de bescherming van in de grond aanwezige werken;

      • f.

        de bescherming van archeologische vondsten en van groenvoorzieningen, bomen en beplantingen; of

      • g.

        het uiterlijk aanzien van de omgeving.

    • 2.

      De werkzaamheden moeten zijn voltooid binnen zes maanden na aanvang, tenzij in de vergunning anders is bepaald.

    • 3.

      De uitvoering van de werkzaamheden aan kabels en leidingen worden verricht volgens de bijlage 5.15-I en 5.15-II beschreven bepalingen.

       

  • Artikel 5.26 Weigeringsgronden

    Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning of melding weigeren in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de veiligheid, waaronder de verkeerveiligheid of een goede doorstroming van het verkeer;

    • c.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • d.

      de bereikbaarheid, veiligheid, bruikbaarheid, onderhoud en beheer van gronden en gebouwen;

    • e.

      de ondergrondse ordening en de bescherming van reeds in de grond aanwezige werken;

    • f.

      de bescherming van archeologische vondsten en van groenvoorzieningen, bomen en beplantingen; of

    • g.

      het uiterlijk aanzien van de omgeving.

       

  • Artikel 5.27 Wijziging en intrekking

    • 1.

      Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning in aanvulling op de in artikel 3.6 genoemde gronden wijzigen of intrekken, indien:

      • a.

        de netbeheerder niet binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning, of de in de vergunning opgenomen termijn, met de werkzaamheden is begonnen;

      • b.

        de werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van zes maanden stilliggen;

      • c.

        de netbeheerder de leiding definitief buiten gebruik heeft gesteld;

      • d.

        dit naar het oordeel van burgemeester en wethouders redelijkerwijs nodig is vanwege de rechtmatige uitoefening van hun publiekrechtelijke bevoegdheid of taak.

    • 2.

      Aan de wijziging of intrekking van de vergunning kan de verplichting worden verbonden om de betreffende kabels of leidingen aan te passen of deze te verwijderen.

    • 3.

      Een vergunning geldt voor een specifieke kabel of leiding en is overdraagbaar, tenzij in de vergunning anders is bepaald. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning op schriftelijk verzoek van de houder op naam stellen van een andere netbeheerder.

       

  • Artikel 5.28 Overleg en afstemming tijdens planvorming

    • 1.

      Burgemeester en wethouders initiëren en faciliteren overleg tussen betrokken partijen over projecten in openbare gronden. Dit overleg vindt periodiek en tenminste eenmaal per jaar plaats.

    • 2.

      Burgemeester en wethouders initiëren in de planfase van een door of namens de gemeente uit te voeren project overleg met de desbetreffende netbeheerders en telecomaanbieders om de gevolgen van dat project voor de ligging en het onderhoud van (telecom)kabels en leidingen te onderzoeken. Burgemeester en wethouders doen per project een voorstel over het aantal overleggen en de regelmaat daarvan.

    • 3.

      Op initiatief van burgemeester en wethouders wisselen alle betrokken partijen voorafgaand aan de start van een werk dat gevolgen heeft voor de ondergrondse infrastructuur de noodzakelijke informatie met elkaar uit.

       

  • Artikel 5.29 Verplichtingen netbeheerder

    • 1.

      Indien de eigendom, de exploitatie, het beheer of het gebruik van kabels of leidingen wijzigt, stelt de netbeheerder burgemeester en wethouders onmiddellijk schriftelijk van deze wijziging op de hoogte op de wijze als bedoeld in bijlage 5.19.

    • 2.

      De netbeheerder levert op verzoek van burgemeester en wethouders informatie over een kabel of leiding.

       

  • Artikel 5.30 Meldplicht verontreiniging, gevaar, schade en hinder

    • 1.

      De netbeheerder is verplicht verontreiniging, gevaar, schade, hinder onmiddellijk te melden aan burgemeester en wethouders en alle maatregelen te treffen om verdere verontreiniging, gevaar, schade en hinder te voorkomen.

    • 2.

      De netbeheerder is verplicht storingen waarbij verontreiniging, gevaar, schade of hinder kunnen optreden, onmiddellijk te melden aan burgemeester en wethouders.

    • 3.

      Burgemeester en wethouders kunnen bij gebleken of ernstige dreiging van verontreiniging, gevaar, schade of hinder in of nabij het tracé van kabels en leidingen opschorting gelasten van de aanleg of de exploitatie van de betreffende kabels en leidingen.

       

  • Artikel 5.31 Nadeelcompensatie

    • 1.

      Burgemeester en wethouders kunnen een netbeheerder, die schade lijdt of zal lijden als gevolg van een besluit van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 5.27 eerste lid, onder d, of als gevolg van de rechtmatige uitoefening door burgemeester en wethouders van haar publiekrechtelijke bevoegdheid of taak, op verzoek een vergoeding toe, wanneer de schade uitstijgt boven het normale maatschappelijke risico en het hem in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft.

    • 2.

      Burgemeester en wethouders stellen een nadeelcompensatieregeling vast over de uitoefening van de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid.

       

  • Artikel 5.32 Herstraat- en degeneratiekosten

    • 1.

      Indien door de netbeheerder werkzaamheden aan kabels of leidingen in of op openbare gronden worden uitgevoerd, brengen burgemeester en wethouders de kosten voor herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van openbare gronden die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden bij de netbeheerder in rekening.

    • 2.

      Het uitgangspunt bij het herstel van gronden is dat de grond wordt teruggebracht in de oude staat.

    • 3.

      De herstraat- en degeneratiekosten voor elementverhardingen en bermen worden berekend op basis van de ‘Richtlijn tarieven (graaf)werkzaamheden” van de VNG.

    • 4.

      De herstraat- en degeneratiekosten voor gesloten verharding worden berekend op basis van ‘Straatwerktarieven Noord-Holland’.

    • 5.

      De herstraat- en degeneratiekosten voor bijzondere verharding en groenvoorzieningen worden per geval door de gemeente bepaald en in rekening gebracht.

    • 6.

      Burgemeester en wethouders kunnen besluiten om bij convenant af te wijken van het gestelde in het derde en vierde lid.

    • 7.

      Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over de uitoefening van de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid.

       

  • FF.

    Na artikel 5.32 wordt toegevoegd een nieuwe paragraaf die luidt:

    Paragraaf 5.4 Aansluiten op gemeentelijke riolering

 

  • GG.

    Aan paragraaf 5.4 worden toegevoegd vijf nieuwe artikelen die luiden:

  • Artikel 5.33 Doel van de regels in deze paragraaf

  • Het doel van de regels in deze paragraaf is het behouden en beschermen van de gemeentelijke voorziening voor het beheer van afvalwater en regenwater en daarmee het beschermen van bodem en water. Dit draagt bij aan een veilige en gezonde fysieke leefomgeving voor mens, dier en plant.

  •  

  • Artikel 5.34 Aanleggen rioolaansluiting

  • De gemeente legt de rioolaansluiting aan tot de perceelgrens. Het aanleggen van de rioolaansluiting en het herstel van de openbare ruimte gebeurt op kosten van de eigenaar of een andere rechthebbende op het perceel.

  •  

  • Artikel 5.35 Eigendom rioolaansluiting

    • 1.

      De grens tussen het gemeentelijke eigendom en het particuliere eigendom van een rioolaansluiting ligt ter plaatse van het ontstoppingsstuk in die rioolaansluiting.

    • 2.

      Als voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater een rioolwaterpomp is vereist ligt de grens, in afwijking van het eerste lid, ter plaatse van de uitmonding van de rioolwaterpomp.

    • 3.

      Bij afwezigheid van een ontstoppingsstuk en rioolwaterpomp ligt de grens in de rioolaansluiting op een afstand van 0,5 m buiten de perceelgrens.

  •  

  • Artikel 5.36 Kosten rioolaansluitingen

  • Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks vóór 1 december in een Tarievenbesluit rioolaansluitingen de bedragen vast waarvoor gedurende het daaropvolgende jaar een rioolaansluiting, met inbegrip van hulpstukken, aansluitingsputten en putdeksels en de kosten van eventuele herbestrating en plantsoenherstel, wordt verzorgd.

  •  

  • Artikel 5.37 Verwijderen septic tanks

  • De eigenaar of andere rechthebbende op het perceel dat wordt aangesloten op de gemeentelijke riolering verwijdert op eigen kosten de aanwezige septic tank.

  •  

  • HH.

    Artikel 5.40, vijfde lid komt te luiden:

    • 5.

      De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 5.42 gelden bij collectieve festiviteiten niet voor inrichtingen type A en B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer.

  •  

  • II.

    Artikel 5.43, vierde lid komt te luiden:

    • 4.

      Het verbod is niet van toepassing op wegonderhoud of onderhoud aan spoorwegen onder voorwaarden dat:

      • a.

        deze werkzaamheden niet langer dan vijf dagen duren;

      • b.

        de omwonenden tijdig op de hoogte zijn gebracht van de mogelijke geluidhinder; en

      • c.

        de geluidimmissie op de gevel van het dichtstbijzijnde geluidsgevoelige gebouw tussen 19.00 en 07.00 uur niet meer bedraagt dan 75 LAr,LT in dB(A).

  •  

  • JJ.

    Artikel 5.50, eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders objecten te plaatsen op een openbare plaats die in beheer is van de gemeente en daarmee de openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie en bestemming daarvan.

 

  • KK.

    Artikel 5.51, vierde lid komt te luiden:

    • 4.

      Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

  •  

  • LL.

    Artikel 5.52, eerste lid onder a komt te luiden:

    • a.

      een uitweg te maken naar een weg die in beheer is van de gemeente;

  •  

  • MM.

    Na artikel 5.52 wordt toegevoegd een nieuw artikel dat luidt:

  • A rtikel 5.53 Maken en onderhouden geveltuintje

    • 1.

      Een geveltuintje op de openbare weg is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:

      • a.

        burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van de eigenaar of huurder van een pand in het trottoir ruimte vrijmaken voor een geveltuintje;

      • b.

        de gevel van het pand grenst direct aan de voor voetgangers bestemde delen van de openbare ruimte, het trottoir;

      • c.

        het vrijmaken van ruimte in het trottoir voor een geveltuintje wordt gedaan door de gemeente;

      • d.

        een geveltuintje mag geen verzakking van het trottoir veroorzaken;

      • e.

        een geveltuintje wordt begrensd met een opstaande straatband;

      • f.

        er blijft een trottoir van minimaal 120 cm beschikbaar;

      • g.

        de maximale diepte van een geveltuintje is 45 cm. Dit is inclusief de opstaande straatband;

      • h.

        de maximale breedte is de perceelbreedte;

      • i.

        uitgangen en nooduitgangen worden vrijgehouden;

      • j.

        het zicht op verkeer, verkeersborden en andere verkeersaanwijzingen wordt niet belemmerd;

      • k.

        de verzoeker beplant en onderhoudt het geveltuintje. Hiervoor wordt een onderhoudsovereenkomst met de gemeente gesloten; en

      • l.

        er mogen geen bomen, doornige, snelgroeiende of giftige planten in een geveltuintje staan.

    • 2.

      Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen voor het aanleggen en onderhouden van geveltuintjes.

    • 3.

      Burgemeester en wethouders kunnen gebieden aanwijzen als gebied waarin geen geveltuintjes mogen worden aangelegd.

 

  • NN.

    Na artikel 5.59 wordt toegevoegd een nieuwe paragraaf die luidt:

  • Paragraaf 5.7 Activiteiten bij of op openbaar water

 

  • OO.

    Aan paragraaf 5.7 worden toegevoegd tien nieuwe artikelen die luiden:

  • Artikel 5.60 Doel en reikwijdte van regels over openbaar water

    • 1.

      Het doel van de regels in deze paragraaf is om de veiligheid en bruikbaarheid van de infrastructuur van het openbaar water, het milieu en het uiterlijk aanzien van de omgeving te beschermen.

    • 2.

      De regels van de Algemeen plaatselijke verordening over openbaar water zijn onverminderd van toepassing.

  •  

Artikel 5.61 Plaatsen objecten in, bij, boven of op openbaar water

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders een object in, bij, op of boven openbaar water te plaatsen of te hebben.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing voor zover in het onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Waterwet, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterverordening provincie Noord-Holland of de Telecommunicatiewet.

  • 3.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

  •  

  • Artikel 5.62 Innemen ligplaats voor vaartuigen

    • 1.

      Het is verboden een ligplaats voor vaartuigen in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen buiten de hiervoor aangewezen gedeelten van het openbaar water.

    • 2.

      Een pleisterplaats mag alleen door een recreatieschip en voor maximaal 3 x 24 uur als ligplaats worden ingenomen.

    • 3.

      Het is verboden om zonder ontheffing van burgemeester en wethouders met een recreatieschip meer dan 9 dagen aaneengesloten gebruik te maken van pleisterplaatsen in de gemeente.

    • 4.

      Het is verboden om te wonen op een ligplaats voor vaartuigen.

  •  

  • Artikel 5.63 Beschadigen waterstaatswerken

    • 1.

      Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van waterstaatswerken en openbaar water dat in beheer is van de gemeente.

    • 2.

      Dit artikel is niet van toepassing voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Waterverordening Noord-Holland.

  •  

  • Artikel 5.64 Gebruiken vaartuigen als opslagplaats of bedrijfsruimte

    • 1.

      Het is verboden een in openbaar water liggend vaartuig als opslagplaats, bedrijfsruimte of voor handelsdoeleinden te gebruiken.

    • 2.

      Burgemeester en wethouders kunnen een tijdelijke ontheffing verlenen van het verbod.

    • 3.

      Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

  •  

  • Artikel 5.65 Breken van ijs

    • 1.

      Het is verboden in openbaar water ijs te breken dat dikker is dan 3 centimeter.

    • 2.

      Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het verbod.

    • 3.

      Het verbod is niet van toepassing op:

      • a.

        het losmaken van ijs rond vaartuigen; of

      • b.

        het breken van ijs in opdracht van burgemeester en wethouders.

  •  

  • Artikel 5.66 Opleggen vaartuigen

    • 1.

      Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders een vaartuig op te leggen op een ligplaats voor vaartuigen.

    • 2.

      Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

  •  

  • Artikel 5. 67 Baggeren

    • 1.

      Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders te baggeren of naar voorwerpen te vissen.

    • 2.

      Het verbod is niet van toepassing op door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

    • 3.

      Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

  •  

  • Artikel 5.68 Bouwen, herstellen, droogzetten en slopen vaartuigen

    • 1.

      Het is verboden drijvende vaartuigen te slopen of droog te zetten op andere locaties dan scheepswerven of door burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen.

    • 2.

      Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders in openbaar water vaartuigen te bouwen, te verbouwen of te herstellen.

    • 3.

      Het verbod van lid 2 is niet van toepassing op noodreparaties en kleine reparaties aan vaartuigen gelegen op een ligplaats onder de voorwaarde dat geen gevaar, schade of hinder valt te verwachten.

    • 4.

      Burgemeester en wethouders kunnen de verplichting opleggen tot periodieke droogzetting van het vaartuig voor een inspectie onder de waterlijn.

    • 5.

      Dit artikel is niet van toepassing voor zover in het gebied en in het onderwerp wordt voorzien door de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied.

    • 6.

      Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

  •  

Artikel 5.69 Gebruiken hoofdmotor of hulpmotor op ligplaatsen

  • 1.

    Het is verboden in door burgemeester en wethouders aangewezen gebieden op een vaartuig de hoofdmotor of hulpmotor in werking te hebben.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing bij het aanmeren of afmeren van het vaartuig.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen een tijdelijke ontheffing verlenen van het verbod.

  • 4.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

  •  

  • PP.

    Artikel 5.76, eerste lid sub d wordt gewijzigd en komt te luiden:

    • d.

      met een door burgemeester en wethouders goedgekeurd vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

 

  • QQ.

    De titel van paragraaf 5.9 wordt gewijzigd en komt te luiden:

  • Bouw en gebruik van bouwwerken

 

  • RR.

    In paragraaf 5.9 wordt toegevoegd een nieuw artikel 5.78 dat komt te luiden:

  • Artikel 5.78 Energieprestatiecoëfficiënt (EPC)

  • In afwijking van artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012 geldt voor te bouwen woningen een energieprestatiecoëfficiënt (EPC) van 0,2, als de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is ingediend op of na 1 januari 2021.

  •  

  • SS.

    In paragraaf 5.9 wordt artikel 5.79 gereserveerd.

  •  

  • TT.

    Na artikel 5.79 wordt toegevoegd een nieuwe paragraaf die luidt:

  • Paragraaf 5.10 Activiteiten met betrekking tot planten en dieren

     

  • UU.

    Aan paragraaf 5.10 worden toegevoegd zes nieuwe artikelen die luiden:

    Artikel 5.80 Vellen van boom

    • 1.

      Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand van burgemeester en wethouders een boom te vellen, voor zover de boom:

      • a.

        de boom als beschermd is aangewezen en staat op de lijst met beschermde bomen;

      • b.

        de boom als beschermd is aangewezen en staat op de gebiedenkaart beschermde bomen; of

      • c.

        staat op een openbare plaats.

    • 2.

      Het verbod geldt niet voor bomen met een stamomtrek van minder dan 31 centimeter of een stamdiameter van minder dan 10 centimeter. De stamomtrek en stamdiameter van een boom worden gemeten op een hoogte van 130 centimeter vanaf het maaiveld. Bij meerstammigheid wordt de stamomtrek van de dikste stam gemeten.

    • 3.

      Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning het voorschrift verbinden dat pas gebruik mag worden gemaakt van de vergunning indien de daarmee samenhangende vergunning onherroepelijk is en gestart wordt met de werkzaamheden.

    • 4.

      Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning het voorschrift verbinden dat de vergunning een beperkte geldigheidsduur heeft na het onherroepelijk worden van de vergunning.

    • 5.

      Het verbod is niet van toepassing op het vellen van een dode boom of het dunnen van bomen wanneer dit tenminste vier weken voor het begin ervan is gemeld bij burgemeester en wethouders.

    • 6.

      Het verbod is niet van toepassing als een boom moet worden geveld vanwege acuut gevaar in verband met instabiliteit of besmettelijke ziekte wanneer dit vooraf is gemeld bij burgemeester en wethouders.

  •  

  • Artikel 5.81 Herplantplicht

    • 1.

      Burgemeester en wethouders kunnen in de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand een herplantplicht opleggen.

    • 2.

      Burgemeester en wethouders kunnen als voorwaarde stellen dat de herbeplanting die niet goed aanslaat moet worden vervangen.

    • 3.

      Wanneer niet (volledig) kan worden voldaan aan de herplantplicht kunnen burgemeester en wethouders een financiële bijdrage opleggen.

    • 4.

      Bij overtreding van artikel 5.80, eerste lid kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar of aan een andere rechthebbende van het perceel de verplichting opleggen binnen een gestelde termijn te herbeplanten.

  •  

  • Artikel 5.82 Specifieke indieningsvereisten

    Naast de reguliere indieningsvereisten worden bij een melding en bij een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a.

      een aanduiding van de te vellen boom op een kaart, foto of tekening, ieder voorzien van een nummer of aanduiding;

    • b.

      een onderbouwing van de noodzaak daarvan; en

    • c.

      een herplantplan.

  •  

  • Artikel 5.83 Specifieke weigeringsgronden

    In aanvulling op artikel 3.5 kan de vergunning worden geweigerd op grond van:

    • a.

      de natuurwaarde van de boom;

    • b.

      de stedelijke en landschappelijke waarde van de boom;

    • c.

      de recreatieve waarde van de boom;

    • d.

      de cultuurhistorische waarde van de boom; of

    • e.

      de klimaatwaarde van de boom.

       

  • Artikel 5.84 Snoeien, knotten en kandelaberen

  • Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een boom voor meer dan 20% boven- of ondergronds te snoeien of voor de eerste keer te knotten of te kandelaberen, voor zover de boom:

    • a.

      de boom als beschermd is aangewezen en staat op de lijst met beschermde bomen;

    • b.

      de boom als beschermd is aangewezen en staat op de gebiedenkaart beschermde bomen;of

    • c.

      staat op een openbare plaats.

  •  

  • Artikel 5.85 Bestrijden iepziekte

    • 1.

      Wanneer op een perceel één of meer iepen staan die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gevaar opleveren voor de verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers is de eigenaar en een ander rechthebbende van het perceel verplicht binnen een termijn van tien werkdagen na aanschrijving van burgemeester en wethouders de iepen:

      • a.

        te vellen;

      • b.

        te ontschorsen; en

      • c.

        de schors te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

    • 2.

      Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren. Dit verbod is niet van toepassing op:

      • a.

        geheel ontschorst iepenhout;

      • b.

        iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 cm; of

      • c.

        vervoer van iepenhout door een erkend iepenaannemer.

    • 3.

      Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder lid 2 gestelde verbod.

       

  • VV.

    Artikel 7.1, tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.2 tot en met 2.11, 2.15, 5.20, 5.40 tot en met 5.44, 5.50 en 5.52 zijn belast:

      • a.

        de politieambtenaren Eenheid Noord-Holland, district Zaanstreek-Waterland;

      • b.

        de ambtenaren van de sector Veiligheid, vergunningen en handhaving;

      • c.

        de overige door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

  •  

  • WW.

    Aan artikel 7.1 wordt een derde en vierde lid toegevoegd die luiden :

    • 3.

      Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 5.12 tot en met 5.32 en artikel 5.80 tot en met 5.85 en 5.78 zijn belast:

      • a.

        de ambtenaren van de sector Veiligheid, vergunningen en handhaving;

      • b.

        de overige door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

    • 4.

      Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4.13, 5.61 tot en met 5.69 zijn belast:

      • a.

        de politieambtenaren Eenheid Noord-Holland, district Zaanstreek-Waterland;

      • b.

        de ambtenaren van de sector Veiligheid, vergunningen en handhaving;

      • c.

        de ambtenaren van de afdeling Havens en Vaarwegen;

      • d.

        de overige door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

 

  • XX.

    Artikel 7.2 Strafbaarstelling wordt gewijzigd en komt te luiden:

    • 1.

      Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.5 tot en met 2.11, 4.13, 5.8, 5.12 tot en met 5.32, 5.40 tot en met 5.44, 5.50 tot en met 5.52, 5.60 tot en met 5.69, 5.75, 5.76 en 5.80 tot en met 5.85 is een strafbaar feit en wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

    • 2.

      Dit artikel is niet van toepassing als in het onderwerp is voorzien door de Wet economische delicten.

       

  • YY.

    Artikel 8.2 wordt gewijzigd en komt te luiden:

    • 1.

      De volgende verordeningen zijn ingetrokken per 1 januari 2020:

      • a.

        Bouwverordening Zaanstad 2008;

      • b.

        Brandbeveiligingsverordening 2010;

      • c.

        Erfgoedverordening 2010 gemeente Zaanstad;

      • d.

        Verordening bodemsanering Zaanstad 2017;

    • 2.

      De volgende verordeningen zijn ingetrokken per 1 januari 2021:

      • a.

        Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur Zaanstad (AVOI);

      • b.

        Rioolaansluitingsverordening.

  •  

  • ZZ.

    Aan artikel 8.3 Nieuwe grondslag nadere regels en aanwijzingsbesluiten wordt een vijfde en zesde lid toegevoegd dat luidt:

    • 5.

      Burgemeester en wethouders hangen het ‘Aanwijzingsbesluit ligplaatsen vaartuigen conform artikel 5.25 en 5:43b van de Algemene Plaatselijke Verordening’ om naar ‘Aanwijzingsbesluit en nadere regels ligplaatsen vaartuigen bij de artikelen 4.12 en 5.69 van de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad’.

  •  

  • AAA.

    Aan artikel 8.4 Overgangsbepalingen wordt aan het tweede lid toegevoegd:

     

    Oud

    Nieuw

    Artikel 4:11 (vergunning)

    Artikel 5.80 en artikel 5.84 (vergunning)

    Artikel 4:11a (ontheffing)

    Artikel 5.85 (ontheffing)

    Artikel 5:24 (vergunning)

    Artikel 5.61 (vergunning)

    Artikel 5:25 (ontheffing)

    Artikel 5.62 (ontheffing)

    Artikel 5:37 (ontheffing)

    Artikel 5.64 (ontheffing)

    Artikel 5:38 (ontheffing)

    Artikel 5.65 (ontheffing)

    Artikel 5:39 (vergunning)

    Artikel 5.66 (vergunning)

    Artikel 5:40 (vergunning)

    Artikel 5.67 (vergunning)

    Artikel 5:41 (vergunning)

    Artikel 5.68 (vergunning)

    Artikel 5:43b (ontheffing)

    Artikel 5.69 (ontheffing)

  •  

  •  

  • BBB.

    Aan artikel 8.4 Overgangsbepalingen wordt aan het derde lid toegevoegd

    Oud

    Nieuw

    Artikel 4:11 (melding)

    Artikel 5.80 (melding)

  •  

  •  

  • CCC.

    Aan artikel 8.4 Overgangsbepalingen worden drie leden toegevoegd die luiden:

    • 8.

      Vergunningen verleend op grond van de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur Zaanstad (‘oud’), gelden als vergunning op grond van deze verordening (‘nieuw’) volgens het volgende schema:

      Oud

      Nieuw

      Artikel 2.1 (vergunning)

      Artikelen 5.22 (vergunning)

    • 9.

      Instemmingsbesluiten verleend op grond van de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur Zaanstad (‘oud’), gelden als instemmingsbesluit op grond van deze verordening (‘nieuw’) volgens het volgende schema:

       

      Oud

      Nieuw

      Artikel 2.1 (instemmingsbesluit)

      Artikel 5.12 (instemmingsbesluit)

    • 10.

      Meldingen gedaan op grond van de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur Zaanstad (‘oud’), gelden als melding op grond van deze verordening (‘nieuw’) volgens het volgende schema:

       

      Oud

      Nieuw

      Artikel 2.1 lid 2 (melding)

      Artikel 5.12 of 5.22 (melding)

       

  • DDD.

    Artikel 8.5 Bouwverordening wordt gewijzigd en komt te luiden:

    De artikelen 3.7, 5.3, 5.4, 5.77 en 5.78 gelden als Bouwverordening in de zin van artikel 8 van de Woningwet.

  •  

  • EEE.

    Bijlagen bij de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad wordt toegevoegd een bijlage die luidt:

    Bijlage 5.12 Kleine w erkzaamheden ten aanzien van telecomkabels en kabels en leidingen

    • 1.

      Voor werkzaamheden die dusdanig beperkt zijn dat op grond van artikel 5.12 lid 2 en 5.22 lid 2 geen vergunning of instemmingsbesluit noodzakelijk is, kan worden volstaan met een melding aan burgemeester en wethouders. Het betreft de volgende werkzaamheden in of op openbare gronden:

      • a.

        het aanbrengen of verwijderen van kabels of leidingen in reeds aanwezige voorzieningen, zonder dat er een sleuf wordt gegraven;

      • b.

        werkzaamheden aan kabels of leidingen over een lengte van minder dan 25 meter, gerekend met een maximale sleufbreedte van 0,60 meter;

      • c.

        werkzaamheden aan kabels en leidingen die een oppervlakte van minder dan 15 m² beslaan;

      • d.

        het maken van huisaansluitingen, waaronder tijdelijke aansluitingen, met een gezamenlijke lengte van minder dan 25 meter.

    • 2.

      Met een melding voor kleine werkzaamheden worden gekruist;

      • c.

        bij het plaatsen van bovengrondse voorzieningen;

      • d.

        bij boringen of persingen;

      • e.

        bij het aanleggen van handholes.

         

  • FFF.

    Aan de Bijlagen bij de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad wordt toegevoegd een bijlage die luidt:

    Bijlage 5.13 Aanvullende bepalingen voor spoedeisende werkzaamheden aan telecomkabels en kabels en leidingen

    • 1.

      Bij spoedeisende werkzaamheden als gevolg van een calamiteit die noodzakelijk zijn om persoonlijk letsel of grote schade te voorkomen, of als gevolg van een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening als bedoeld in artikel 5.13 lid 4 en 5.23 lid 4 zijn de artikelen 5.12 en 5.22 niet van toepassing.

    • 2.

      Werkzaamheden in verband met calamiteiten of ernstige belemmeringen of storingen waarbij de openbare orde, veiligheid of gezondheid gevaar lopen dienen te allen tijde onverwijld gemeld te worden bij het landelijk alarmnummer 112 en bij de gemeentelijk toezichthouder.

    • 3.

      Bij spoedeisende werkzaamheden waarbij de openbare orde, veiligheid of gezondheid geen gevaar lopen wordt hiervan door de aanbieder voorafgaand aan de uit te voeren werkzaamheden melding gedaan bij de gemeentelijk toezichthouder.

    • 4.

      De netbeheerder die werkzaamheden verricht als bedoeld in voorgaande leden voert deze zoveel mogelijk op zorgvuldige wijze uit, rekening houdend met de urgentie van de werkzaamheden.

    • 5.

      De netbeheerder die graafwerkzaamheden verricht in verband met voorgaande leden wint, voor zover mogelijk bij de beheerders van netten die zijn gelegen op de locatie waar de werkzaamheden plaatsvinden, informatie in over de precieze ligging van netten op de graaflocatie.

    • 6.

      De kosten die hulpdiensten maken in verband met werkzaamheden op grond van het derde lid, worden verhaald op de netbeheerder.

       

  • GGG.

    Aan de Bijlagen bij de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad wordt toegevoegd een bijlage die luidt:

    Bijlage 5.14 Aanvullende gegevens voor aanvraag voor instemmingsbesluit, vergunning of melding voor telecomkabels en kabels en leidingen

    • 1.

      Een aanvraag of melding bevat in ieder geval de volgende gegevens:

      • -

        de naam, het adres, de contactgegevens en het factuuradres van de aanvrager of melder;

      • -

        het ACM-registratienummer, wanneer de aanvrager of melder een aanbieder betreft;

      • -

        het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van het project;

      • -

        een omschrijving van de aard en omvang van het project;

      • -

        indien de aanvraag of melding door een gemachtigde wordt ingediend: de naam, het adres en de contactgegevens van degene namens wie de aanvraag of melding wordt ingediend, alsmede een afschrift van de machtiging;

      • -

        indien het project wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager of melder: de naam, het adres en de contactgegevens van de uitvoerder;

      • -

        indien de werkzaamheden plaatsvinden op een locatie waar reeds kabels of leidingen van andere netbeheerders zijn aangelegd: een of meer verslagen waaruit overeenstemming tussen de aanvrager en de andere netbeheerder(s) blijkt over de voorgenomen werkzaamheden.

    • 2.

      Degene die een melding voor kleine werkzaamheden indient motiveert, aan de hand van een tekening, onder welk van de categorieën werkzaamheden als benoemd in bijlage 5.12, zijn werkzaamheden vallen.

    • 3.

      Bij de aanvraag van een instemmingsbesluit of een vergunning worden naast de in sub a genoemde gegevens door de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

      • a.

        voor werkzaamheden in bestaand gebied: één of meer tekeningen van het gewenste tracé, ingetekend op een GBKN-ondergrond, waarop de positionering van het tracé ten opzichte van de omgeving duidelijk zichtbaar is. Tekeningen moeten voldoen aan de volgende eisen:

        • de tekeningen zijn voorzien van een tekeninghoofd met een unieke referentie en voorzien van versiebeheer met datum;

        • de tekeningen zijn op schaal en voorzien van een noordpijl;

        • de maatvoering van het geplande tracé is eenduidig en volledig aangegeven ten opzichte van vaste punten in de omgeving;

        • het aantal kabels en leidingen is aangegeven inclusief materiaalsoorten en diameters van de leidingen.

      • b.

        voor gebieden die in ontwikkeling zijn bevatten de tekeningen daarnaast:

        • de begrenzing van het plangebied, inclusief indeling van het te ontwikkelen gebied;

        • maatvoering ten opzichte van toekomstige vaste punten;

      • c.

        de door de netbeheerder verkregen gebiedsinformatie naar aanleiding van een oriëntatieverzoek of een graafmelding. Deze informatie mag niet ouder zijn dan twintig dagen gerekend vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag.

    • 4.

      Naar aanleiding van de aanvraag tot het verlenen van een instemmingsbesluit of een vergunning kan door burgemeester en wethouders een werkplan of een onderdeel daarvan worden verlangd. Wanneer bij de werkzaamheden gebruik wordt gemaakt van een boring of persing is een werkplan verplicht. Het werkplan bestaat uit:

      • -

        een tekening van de indeling van het werkterrein;

      • -

        een tekening van de plaats van de op te stellen apparatuur en voertuigen;

      • -

        een tekening van de plaats waar de leiding(en) wordt uitgelegd;

      • -

        een beschrijving van de wijze van aan- en afvoer van materiaal;

      • -

        een verkeersplan;

      • -

        een boorplan met een mud-druk berekening en diagram;

      • -

        een communicatieplan;

      • -

        een bereikbaarheidsplan.

         

  • HHH.

    Aan de Bijlagen bij de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad wordt toegevoegd een bijlage die luidt:

    Bijlage 5.15 - I Aanvullende bepalingen ten aanzien van de uitvoering van werkzaamheden ten behoeve van tele comkabels en kabels en leidingen

    • 1.

      Vooroverleg

      • a.

        De netbeheerder die op eigen initiatief werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met burgemeester en wethouders teneinde een aanvraag voor te bereiden.

      • b.

        De netbeheerder die op eigen initiatief werkzaamheden wil verrichten als bedoeld in lid 3 van Bijlage 5.15-II, pleegt hierover minimaal 26 weken voorafgaande aan de tracébepaling vooroverleg met burgemeester en wethouders.

      • c.

        In de planfase van een door of namens de gemeente uit te voeren project, zoals bedoeld in artikel 5.17 lid 2 en 5.28 lid 2, initiëren burgemeester en wethouders het vooroverleg.

    • 2.

      Afstemming en verzoek tot aanpassing

      • a.

        In het vooroverleg dat wordt geïnitieerd door of vanwege de gemeente, inventariseert de gemeente gezamenlijk met de netbeheerder de bestaande situatie en oplossingsrichtingen voor eventuele maatregelen.

      • b.

        Elk van de partijen draagt er zorg voor dat de ander voorzien is van de meest actuele informatie.

      • c.

        Burgemeester en wethouders zenden, na de netbeheerder gehoord te hebben, een verzoek tot aanpassing aan de netbeheerder indien zij maatregelen aan kabels en leidingen noodzakelijk achten. Burgemeester en wethouders omschrijven in het verzoek het project, de noodzaak van de te nemen maatregel en de grondslag voor het verzoek.

      • d.

        Indien de werkzaamheden aan kabels of leidingen plaatsvinden op initiatief van de gemeente, vindt de coördinatie met betrekking tot afstemming, planning en samenhang plaats door burgemeester en wethouders.

    • 3.

      Voorbereiding en aanvraag instemmingsbesluit of vergunning

      • a.

        De netbeheerder stemt zijn ontwerp af met derde belanghebbenden. De afstemming dient te worden voorgelegd aan burgemeester en wethouders.

      • b.

        De netbeheerder vraagt het instemmingsbesluit of de vergunning aan met inachtneming van de vereisten van artikel 5.14 en 5.24.

      • c.

        Burgemeester en wethouders sturen een ontvangstbevestiging van de aanvraag naar de netbeheerder.

    • 4.

      Het werkplan

      • a.

        Afhankelijk van de mogelijke invloed die de werkzaamheden van de netbeheerder hebben op de omgeving, kan door burgemeester en wethouders een werkplan worden verlangd, waarin de onderwerpen opgesomd in bijlage 5.14, onder d beschreven dienen te worden.

      • b.

        Het werkplan behoort onlosmakelijk bij het instemmingsbesluit of de vergunning.

      • c.

        Het werkplan dient te worden goedgekeurd door burgemeester en wethouders.

    • 5.

      Voorschouw

      • a.

        De netbeheerder kan burgemeester en wethouders vragen om een voorschouw vast te stellen, waarbij de bestaande toestand van de openbare ruimte wordt vastgelegd.

      • b.

        De bestaande toestand wordt in beginsel door de netbeheerder opgenomen in een rapport, voorzien van omschrijvingen en beeldmateriaal. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten om de bestaande situatie zelf op te nemen in een rapport.

      • c.

        De rapportage als bedoeld in het vorige lid wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld.

      • d.

        Indien geen voorschouw heeft plaatsgevonden, wordt schade aan de openbare ruimte geacht te zijn veroorzaakt door de werkzaamheden van de netbeheerder, tenzij deze het tegendeel kan aantonen.

    • 6.

      Startmelding en inlichten belanghebbenden

      • a.

        De netbeheerder maakt minimaal vijf werkdagen voorafgaande aan de start van zijn werkzaamheden langs elektronische weg een startmelding via het door de gemeente gehanteerde meldsysteem.

      • b.

        De melding voor kleine werkzaamheden geldt tevens als startmelding als bedoeld in sub a.

      • c.

        Indien de startmelding niet langs elektronische weg wordt ingediend, wordt de startmelding schriftelijk in enkelvoud ingediend bij burgemeester en wethouders. Een afschrift van de vergunning of het instemmingsbesluit moet bij de startmelding worden bijgevoegd.

      • d.

        Minimaal vijf werkdagen voorafgaande aan de start van zijn werkzaamheden informeert de netbeheerder alle belanghebbenden, waarbij de volgende informatie wordt verstrekt:

        • -

          de contactgegevens van de netbeheerder;

        • -

          de contactgegevens van de uitvoerende partij;

        • -

          de start- en einddatum van de werkzaamheden;

        • -

          een omschrijving van de werkzaamheden;

        • -

          een omschrijving van de bereikbaarheid in verband met afzetting en omleiding;

        • -

          de contactgegevens van de gemeente.

      • e.

        Onder contactgegevens als bedoeld in sub d wordt in ieder geval verstaan een e-mailadres en telefoonnummer van degene die verantwoordelijk is voor de uit te voeren werkzaamheden of, waar het betreft de gemeente, is toegewezen als contactpersoon.

      • f.

        Een afschrift van de in sub d aan belanghebbenden verstrekte informatie dient aan burgemeester en wethouders te worden gezonden.

      • g.

        Indien de netbeheerder niet op de aangegeven datum start, meldt hij dit aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een nieuwe startmelding noodzakelijk is.

      • h.

        Indien de netbeheerder schade aan de openbare ruimte binnen zijn werkgebied aantreft, dan dient hij dat voor aanvang van de werkzaamheden aan de toezichthouder te melden.

    • 7.

      Uitvoering

      • a.

        Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een kopie van het instemmingsbesluit of de vergunning met alle bescheiden aanwezig te zijn op het werk.

      • b.

        De netbeheerder voert zijn werkzaamheden uit in overeenstemming met het instemmingsbesluit dan wel de vergunning en het eventuele werkplan.

      • c.

        Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient de toezichthouder van de gemeente te allen tijde een aanspreekpunt te hebben vanuit de uitvoerende partij die de verantwoordelijkheid draagt voor het naleven van de wet- en regelgeving en de door de gemeente gestelde voorwaarden.

      • d.

        De netbeheerder waarborgt de veiligheid op de werklocatie.

      • e.

        De netbeheerder waarborgt de toegang tot particuliere percelen tot aan de openbare weg gedurende de uitvoering van de werkzaamheden.

      • f.

        De netbeheerder zorgt ervoor dat wegen en voetpaden tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zoveel mogelijk schoon gehouden worden.

      • g.

        Ontwerpen, bouwstoffen en uitvoeringsmethoden dienen aantoonbaar te voldoen aan alle geldende wetten, normen en richtlijnen.

      • h.

        Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden in, op of in de nabijheid van bomen, bermen, gazons of groenvoorzieningen moet gehouden worden aan het gemeentelijk beleid op dit terrein.

      • i.

        Per dag mag er geen grotere sleuf worden gegraven dan op die dag kan worden hersteld.

      • j.

        Herstel van de weg dient in beginsel direct na voltooiing van de fysieke werkzaamheden plaats te vinden. Totdat de weg is hersteld blijft de netbeheerder verantwoordelijk voor de instandhouding van de bereikbaarheid en verkeersmaatregelen.

      • k.

        Naast de voorschriften als bedoeld in deze bijlage dient de uitvoering te geschieden conform de volgende voorschriften:

        • -

          Richtlijn zorgvuldig graafproces (CROW-publicatie 250);

        • -

          Kabels en leidingen in verontreinigde bodem (CROW-publicatie 307);

        • -

          Kabels en leidingen rond wateren en waterkering (CROW-publicatie 308);

        • -

          Combineren van onder- en bovengrondse infrastructuur met bomen (CROW-publicatie 280);

        • -

          Maatregelen op niet-autosnelwegen (CROW-publicatie 96b);

        • -

          Omgaan met vrijkomend asfalt (CROW-publicatie 210);

        • -

          Handleiding Wegenbouw, Ontwerp Onderbouw, Richtlijn Boortechnieken, (DWW-2003-047);

        • -

          Standaard RAW bepalingen 2015 (CROW publicatie 480).

    • 8.

      Werktijden

      • a.

        Werkzaamheden worden uitgevoerd op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, tussen 08:00 en 17:00 uur.

      • b.

        Burgemeester en wethouders kunnen afwijkende werktijden voorschrijven in het instemmingsbesluit of de vergunning.

    • 9.

      Graaf- en breekverbod

      • a.

        Burgemeester en wethouders kunnen in de volgende situaties een graaf- en breekverbod instellen:

        • bij extreme weersomstandigheden;

        • bij een gesloten sneeuwdek en vorst;

        • op de locatie waar een evenement plaatsvindt en in de directe omgeving daarvan;

        • indien onvoorziene omstandigheden leiden tot gevaar voor de openbare orde of de veiligheid.

      • b.

        Indien een graaf- en breekverbod wordt ingesteld op het moment dat er reeds werkzaamheden worden verricht, dan:

        • wordt op plaatsen waar de wegverharding is opgebroken tijdelijke bestrating aangebracht en dient losliggend puin en overtollig zand te worden afgevoerd door de netbeheerder;

        • dient opslag van materialen achter deugdelijk afgesloten bouwhekken plaats te vinden door de netbeheerder.

      • c.

        Indien zich tijdens een ingesteld graafverbod een calamiteit of ernstige belemmering of storing voordoet in de dienstverlening, als bedoeld in artikel 5.13 en 5.23, dient de procedure in bijlage 5.13 te worden gevolgd.

    • 10.

      Bereikbaarheid

      • a.

        De netbeheerder dient de bereikbaarheid voor hulpdiensten doorlopend te waarborgen, waarbij de hulpdiensten de gebouwen en werken op tenminste 40 m moeten kunnen benaderen. De minimale doorrijdbreedte bedraagt 3,5 m en de doorrijdhoogte 4,5 m.

      • b.

        Brandkranen, aansluitingen voor droge blusleidingen dienen te allen tijde zichtbaar en bereikbaar te zijn.

      • c.

        De netbeheerder is verantwoordelijk voor de bereikbaarheid van woningen, winkels, bedrijven en openbare gebouwen.

      • d.

        Alle (nood)uitgangen dienen over de volle breedte toegankelijk gehouden te worden.

      • e.

        De netbeheerder waarborgt de toegang tot particuliere percelen tot aan de openbare weg gedurende de uitvoering van de werkzaamheden.

    • 11.

      Bereikbaarheid voor personen met een functiebeperking

      Voor personen met een functiebeperking dient ten minste een route tussen de openbare weg en ten minste een toegang van een toegankelijkheidssector van een gebouw over een weg, pad of steiger te lopen met:

      • een breedte van ten minste 1,10 m, en

      • bij een te overbruggen hoogteverschil van meer dan 0,02 m, een hellingbaan als bedoeld in afdeling 2.6. van het Bouwbesluit 2012.

    • 12.

      Gereedmelding of dreigende overschrijding

      • a.

        De netbeheerder die zijn fysieke werkzaamheden heeft afgerond doet hiervan binnen vijf werkdagen langs elektronische weg een gereedmelding bij burgemeester en wethouders via het door de gemeente gehanteerde meldsysteem.

      • b.

        Bij dreigende overschrijding van de toegestane uitvoeringsduur dient voor verlenging van de uitvoeringsduur een melding te worden gedaan in het door de gemeente gehanteerde meldsysteem.

      • c.

        Aan de melding als bedoeld in sub b kunnen nadere voorschriften worden verbonden.

      • d.

        Indien de gereedmelding niet langs elektronische weg wordt ingediend, wordt de gereedmelding schriftelijk in enkelvoud ingediend bij burgemeester en wethouders. Een afschrift van de vergunning of het instemmingsbesluit moet bij de gereedmelding worden bijgevoegd.

    • 13.

      Opname eindsituatie

      • a.

        De eindsituatie kan door de toezichthouder worden opgenomen en vastgelegd in een eindrapport.

      • b.

        Ten behoeve van het eindrapport als bedoeld in sub a levert de netbeheerder, indien de werkzaamheden niet conform de voorschriften zijn uitgevoerd, een aangepaste tracétekening aan.

      • c.

        Het rapport wordt akkoord bevonden door de toezichthouder als de werkzaamheden zijn uitgevoerd conform de gestelde voorschriften dan wel als de aangepaste tracétekening is geaccordeerd en als er overeenstemming is over het herstel in de oude staat.

         

  • III.

    Aan de Bijlagen bij de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad wordt toegevoegd een bijlage die luidt:

    Bijlage 5.15 - II Aanvullende technische bepalingen ten aanzien van de uitvoering van werkzaamheden ten behoeve van telecomkabels en kabels en leidingen

    • 1.

      Herkenbaarheid

      Zowel bovengrondse als ondergrondse voorzieningen dienen te zijn voorzien van een kenmerk, waarop duidelijk te zien is wie de beheerder van de voorziening is.

    • 2.

      Tracébepaling algemeen

      • a.

        In het gehele beheergebied van de gemeente geldt bij plaatsbepaling van kabels en leidingen als uitgangspunt het gemeentelijk normprofiel (Technische Voorwaarden Beverwijk, paragraaf 3.11)5). De netbeheerder stemt zijn werkzaamheden af conform het gestelde in de NPR 7171-2 en de CROW500.

      • b.

        Het normprofiel bij herontwikkeling dan wel nieuwbouw wordt in onderling overleg tussen burgemeester en wethouders, de projectontwikkelaar en de netbeheerder afgestemd.

      • c.

        Bij het bepalen van een tracé dient te allen tijde rekening te worden gehouden met aanwezige objecten zoals langs liggende dan wel kruisende wegen, spoorwegen, waterlopen, voetpaden, kademuren, viaducten, tunnels, naastliggende kabels en leidingen, bomen, gebouwen, en lijnafwatering.

    • 3.

      Tracébepaling energietransitie en digitale connectiviteit

      • a.

        Indien in het kader van de energietransitie en/of verzwaren van elektriciteitskabels in combinatie met de verwijdering van gasleidingen tracés van meer dan 1000m, of werkzaamheden worden uitgevoerd in gebieden waar gemeente werken aan de openbare ruimte uitvoert, wordt voorafgaande aan de tracébepaling overleg gevoerd als bedoeld in lid 1 sub b van Bijlage 5.15-I.

      • b.

        Indien in het kader van de energietransitie het ruimtebeslag in de ondergrond door innovatieve elektriciteits- en/of warmtevoorzieningen afwijkt van het gemeentelijk normprofiel, wordt voorafgaande aan de tracébepaling overleg gevoerd als bedoeld in lid 1 sub b van Bijlage 5.15-I.

      • c.

        Indien in het kader van digitale connectiviteit een interlokale telecomkabel of een nieuw (glasvezel)net wordt aangelegd in openbare gronden van de gemeente, wordt voorafgaande aan de tracébepaling overleg gevoerd als bedoeld in lid 1 sub b van Bijlage 5.15-I.

    • 4.

      Horizontale indeling

      Bij de tracébepaling gelden ten aanzien van de horizontale indeling de volgende algemene uitgangspunten:

      • a.

        in de berm langs de rijbaan wordt dezelfde afstand tussen de aan te leggen kabel of leiding en de berm gehanteerd als de diepteligging, met een minimum van 0,50 m.

      • b.

        huisaansluitingen en tijdelijke aansluitingen worden zo veel mogelijk haaks op het net aangelegd.

      • c.

        bij het indelen van kabels of leidingen in de nabijheid van bomen moet rekening worden gehouden met gemeentelijk beleid op dit terrein.

      • d.

        bij het kruisen van (water)wegen worden kabels of leidingen zo veel mogelijk haaks aangelegd.

    • 5.

      Verticale indeling

      Bij de tracébepaling gelden ten aanzien van de verticale indeling de volgende algemene uitgangspunten:

      • Er geldt een minimale dekking van 0,60 m.

      • Vrijvervalleidingen hebben voorrang boven overige leidingen.

      • Distributieleidingen worden niet dieper aangelegd dan transportleidingen.

      • Leidingen worden in principe horizontaal gelegd, behoudens vrijvervalleidingen.

      • Bij kruisingen van leidingen met andere leidingen in open ontgraving bedraagt de tussenruimte (verticale dagmaat) ten minste 0,20 m.

      • Beschermingswerken, zoals mantelbuizen, dienen minimaal 0,50 m aan weerszijden van het te kruisen vlak door te lopen.

      • Bij sleufloze technieken is de diepteligging afhankelijk van de situatie ter plaatse. De verticale dagmaat ten opzichte van de te kruisen leidingen bedraagt ten minste 0,50 m, waarbij de te boren/persen leiding onder de bestaande leiding(en) dient te worden gevoerd. Genoemde minimale verticale dagmaat dient aantoonbaar te worden gegarandeerd om schade aan de te kruisen leidingen te voorkomen.

      • Watergangen worden gekruist volgens de regels van de keur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Kabels, die een watergang kruisen, worden ommanteld dan wel op een gelijksoortige wijze van een beschermingsbuis te worden voorzien.

    • 6.

      Afwijkende voorschriften leidingstroken

      Door de gemeente kunnen afwijkende leidingstroken worden vastgesteld, waarin afwijkende voorschriften gelden.

    • 7.

      Bovengrondse voorzieningen

      • a.

        De locatie van bovengrondse voorzieningen die verband houden met kabels en leidingen wordt vooraf afgestemd met burgemeester en wethouders.

      • b.

        De netbeheerder is verantwoordelijk voor een goed beheer van de bovengrondse voorzieningen en dient op aanschrijven van burgemeester en wethouders bij beschadigingen, vervuiling en/of bekladding de bovengrondse voorzieningen binnen de door burgemeester en wethouders gestelde termijn te herstellen.

    • 8.

      Handholes

      • a.

        De locatie van handholes wordt vooraf afgestemd met burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders kunnen alvorens in te stemmen met de locatie van de aanvrager een spitprofiel eisen.

      • b.

        Handholes worden altijd buiten het kabel of leiding tracé aangelegd.

      • c.

        Handholes worden niet geplaatst in de rijbanen het fietspad en niet binnen een afstand van 3 meter vanaf bomen en buiten de kroonprojectie van bomen.

      • d.

        Leidingen van en naar de handhole dienen in beginsel de overige netten onderlangs te kruisen om verweving te voorkomen.

      • e.

        Handholes die maximaal 2 x per jaar geopend worden, worden aangebracht met een minimale dekking van 0,40 m onder het maaiveld en afgedekt met straatzand.

      • f.

        Handholes die meer dan 2 x per jaar geopend worden, worden voorzien van een geprofileerde putdekselconstructie conform verkeersklasse D400 NEN-EN 124. Na zetting dient de putdekselconstructie op dezelfde hoogte te liggen als het omringend maaiveld en/of (bovenkant) elementenverharding.

    • 9.

      Uitnemen en terugplaatsen grond en groenvoorzieningen

      • a.

        De graafwerkzaamheden moeten zo worden uitgevoerd dat beschadiging van in de grond aanwezige kabels en leidingen en overige objecten wordt voorkomen.

      • b.

        Het is niet toegestaan om wegbedekking te ondergraven.

      • c.

        De uitkomende grond moet zo worden opgeslagen dat bij het later aanvullen van de werkput de oorspronkelijke opbouw van het bodemprofiel zo veel mogelijk wordt hersteld.

      • d.

        Op het moment dat de uitkomende grond niet direct langs de sleuf opgeslagen kan worden dient opslag in overleg met burgemeester en wethouders op een andere locatie plaats te vinden.

      • e.

        Bij het terugplaatsen van de grond dient het bodemprofiel zoveel mogelijk te worden hersteld. De werkput hoeft niet verder verdicht te worden dan de naastliggende grond en dient om de 0,25m te worden verdicht.

      • f.

        De grond dient op zodanige wijze te zijn afgewerkt dat er na klink sprake is van een vlakke aansluiting op de ongeroerde grond.

      • g.

        Bij het dichten van een sleuf moet de aangevulde grond mechanisch worden verdicht in twee of drie lagen.

      • h.

        Bij wateroverlast wordt de verdichting van de ondergrond in een later stadium door de netbeheerder definitief hersteld.

      • i.

        Bevroren grond en sneeuw mag niet worden verwerkt in de aanvulling.

      • j.

        Materiaal dat vrijkomt en niet kan worden hergebruikt, dient door de netbeheerder voor eigen rekening te worden afgevoerd naar een erkend verwerker.

      • k.

        Uitgenomen te handhaven groenvoorzieningen dienen ruim te worden uitgestoken, gescheiden van de te ontgraven grond en te worden beschermd tegen uitdroging en binnen 24 uur na het gereedkomen van de werkzaamheden te worden terug geplant.

    • 10.

      Elementverharding

      • a.

        Het opnemen en terugplaatsen van elementverharding dient zorgvuldig plaats te vinden, waarbij schade zo veel mogelijk wordt voorkomen.

      • b.

        De uitgenomen elementverharding dient altijd binnen de afzetting te worden opgeslagen.

      • c.

        Herstel dient van dezelfde kwaliteit te zijn als de kwaliteit van de verharding voordat er gegraven werd.

      • d.

        Bij het aanvullen van de sleuf dient de aanvulling te bestaan uit tenminste 0,50m verdicht zand.

      • e.

        Uitgevoerd straatwerk dient te worden afgetrild en ingeveegd met brekerzand.

      • f.

        In die gevallen dat het niet mogelijk dan wel wenselijk is om het herstel van de elementverharding in dezelfde kwaliteit uit te voeren als de kwaliteit van de verharding voordat er gegraven werd, dient de uitvoering en de daarbij behorende kostenverdeling van het herstel voorafgaande aan de werkzaamheden in overleg met burgemeester en wethouders te zijn overeengekomen.

    • 11.

      Gesloten verharding

      • a.

        Werkzaamheden aan kabels en leidingen onder gesloten verharding worden uitgevoerd met behulp van een sleufloze techniek en worden voorzien van een mantelbuis.

      • b.

        Bij gebruik van een mantelbuis moet de mantelbuis minimaal 0,50m buiten de fundering van de gesloten verharding uitsteken. De ruimten tussen de mantelbuis en kabel of leiding moeten aan de uiteinden volledig worden afgedicht conform de daarvoor geldende normen.

      • c.

        Wanneer een sleufloze techniek niet mogelijk is, kunnen burgemeester en wethouders besluiten dat de gesloten verharding gedeeltelijk verwijderd mag worden door middel van zagen.

      • d.

        Bij ingraven wordt, na verdichting van de sleuf en herstel van de funderingslaag de sleuf tijdelijk dicht geblokt met standaard betonstenen. De betonstenen dienen te worden gelegd met de vlakke kant boven. Er mogen alleen hele betonstenen verwerkt worden. De bovenzijde van de stenen dient gelijk te zijn met de omliggende verharding.

      • e.

        Gemeente stelt op aanvraag van de netbeheerder betonstenen ter beschikking.

    • 12.

      Bijzondere verharding

      • a.

        Als uitgangspunt geldt dat kabels en leidingen niet worden gelegd onder bijzondere verharding.

      • b.

        In die gevallen dat aanleg onder bijzondere verharding onvermijdelijk is, dient aanleg plaats te vinden in overleg met burgemeester en wethouders.

    • 13.

      Lijnafwatering

      • a.

        Als uitgangspunt geldt dat kabels en leidingen niet worden gelegd binnen 1,00 m afstand van lijnafwatering.

      • b.

        In die gevallen dat aanleg onder of nabij lijnafwatering onvermijdelijk is, dient aanleg plaats te vinden in overleg met burgemeester en wethouders.

    • 14.

      Voorzieningen die hun functie verliezen

      • a.

        Tijdelijke voorzieningen, waaronder damwanden en heipalen, dienen in beginsel te worden verwijderd.

      • b.

        Indien leidingen definitief buiten gebruik worden gesteld en niet verwijderd kunnen worden, dienen deze te worden vol geschuimd en aan weerszijden te worden afgedicht ter voorkoming van indringend water, grond en vuil.

      • c.

        Over het achterlaten van voorzieningen dient overeenstemming te zijn met burgemeester en wethouders.

         

  • JJJ.

    Aan de Bijlagen bij de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad wordt toegevoegd een bijlage die luidt:

    Bijlage 5.19 Aanvullende bepalingen voor de overdracht of de wijziging van de eigendom, de exploitatie, het beheer of het gebruik van kabels en leidingen

    • a.

      Indien een instemmingsbesluit of vergunning wordt overgedragen aan een ander dan de aanvrager of de houder, meldt de aanvrager of houder dat ten minste een maand voordien aan burgemeester en wethouders, onder vermelding van de volgende gegevens:

      • -

        zijn naam en adres en contactgegevens;

      • -

        het nummer van het over te dragen instemmingsbesluit of vergunning;

      • -

        de naam en het adres van degene aan wie het instemmingsbesluit of de vergunning wordt overgedragen;

      • -

        een contactpersoon van degene voor wie het instemmingsbesluit of de vergunning zal gaan gelden;

      • -

        de beoogde datum van overdracht.

    • b.

      Bij de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in artikel 5.19 en 5.29 vermeldt de netbeheerder de volgende gegevens:

      • zijn naam en adres;

      • het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van de kabel(s) of leiding(en) waarop de verandering betrekking heeft;

      • een omschrijving van de verandering in eigendom of exploitatie;

      • wanneer het om een verandering in de eigendom gaat: de naam en het adres van de nieuwe eigenaar.

 

Artikel II Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 31 december om 23.45 uur in werking.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17-12-2020.

De voorzitter

De griffier

Naar boven