Verordening op de heffing en de invordering van het recht voor het gebruik maken van het door de gemeente Harlingen beschikbaar stellen van de zwemaccommodatie voor het schoolzwemmen 2021

DE RAAD VAN DE GEMEENTE HARLINGEN

 

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 oktober 2020

 

Besluit:

Vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van de precariobelasting 2021 gemeente Harlingen.

 

Vastgesteld door de raad in zijn vergadering van 11 november 2020

 

, de voorzitter

 

, de raadsgriffier

 

 

Artikel 1 Belastbaar feit

Ter zake van het gebruik van:

De door de gemeente beschikbaar te stellen zwemaccommodatie. Hiervoor wordt een recht geheven overeenkomstig de navolgende bepalingen.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1.

    Het recht wordt geheven van:

    • a.

      De vader van een leerling, staande onder de ouderlijke macht;

    • b.

      De moeder van een leerling, waarvan de ouderlijke macht alleen wordt uitgeoefend door de moeder;

    • c.

      degene, die de voogdij uitoefent van een leerling, staande onder de voogdij.

  • 2.

    Degene, die pleeg ouderlijke zorg vervult in plaats van de ouderlijke macht of de voogdij van de vader of moeder. Onder pleeg ouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor onderhoud en opvoeding van het kind van anderen, als ware het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor.

Artikel 3 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het schooljaar en loopt van 1 augustus 2021 tot en met 31 juli 2022.

Artikel 4 Wijze van heffing

Het recht wordt bij wijze van aanslag geheven.

Artikel 5 Heffingsgrondslag/tarief

Voor het gebruik maken van de in artikel 1 omschreven faciliteit bedraagt het recht per jaar: € 22,32.

Artikel 6 Aangifte

  • 1.

    Jaarlijks wordt aan het begin van het schooljaar aan iedere belastingplichtige, die geacht wordt daarvoor in aanmerking te komen, een aangiftebiljet uitgereikt.

  • 2.

    De belastingplichtige, als bedoeld in artikel 2, is verplicht aangifte te doen zodra van de in artikel 1 omschreven faciliteit gebruik wordt gemaakt.

  • 3.

    de belastingplichtige aan wie niet binnen één maand na afloop van het belastingjaar een aanslag is opgelegd dan wel geen aangiftebiljet is uitgereikt, is gehouden binnen 14 dagen van die maand bij het college van Burgemeester en wethouders een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moet het recht betaald worden in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid van dit artikel geldt dat ingeval de gemeente is gemachtigd tot automatische incasso, de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    Het recht is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9 Nakoming van verplichtingen

De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 49 en 50 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastingen.

Artikel 10 Toepasselijkverklaring renteregels Invorderingswet 1990

  • 1.

    Het bepaalde in hoofdstuk 5 van de Invorderingswet 1990 inzake invorderingsrente vindt toepassing op de invordering van het recht.

  • 2.

    De ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 vindt daarbij overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 Overgangsrecht

De “Verordening schoolzwemmen 2020”van 13 november 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 augustus 2021.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening schoolzwemmen 2021”

Naar boven