Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2021

De raad van de gemeente De Bilt;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 oktober 2020;

 

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de navolgende

 

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN PRECARIOBELASTING 2021.

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

1.

jaar:

een kalenderjaar;

2.

kwartaal:

een kalenderkwartaal;

3.

maand:

een kalendermaand;

4.

week:

een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

5.

dag:

een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

6.

uur:

een periode van 60 minuten, of een gedeelte daarvan;

7.

terrasseizoen:

de periode 1 maart tot en met 31 oktober;

8.

vergunning:

een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerst lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, welke ingevolge een wettelijk voorschrift, een overeenkomst of anderszins rechtens moeten worden gedoogd;

  • b.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • c.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met een uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • d.

    voorwerpen welke ter uitvoering van een aan een gemeentelijk orgaan opgedragen publiekrechtelijke taak, het openbaar belang dienende, zijn aangebracht;

  • e.

    voorwerpen die ten dienste van het wegverkeer of de openbare ruimte zijn geplaatst en waarmee in hoofdzaak een algemeen belang wordt gediend, zoals algemene bewegwijzeringen, waarschuwingsborden, brievenbussen en afvalbakken;

  • f.

    buizen in de grond tot lozing van fecaliën, huishoud- of hemelwater;

  • g.

    voorzieningen, aangebracht ten behoeve van mindervaliden, tot het toegankelijk maken van een eigendom;

  • h.

    voorwerpen op de openbare weg ten behoeve van preventie en voorlichtingsactiviteiten van hulpdiensten zoals politie, brandweer en GGD;

  • i.

    voorwerpen uitsluitend geplaatst voor een weldadig doel;

  • j.

    voorwerpen op de openbare weg bij het houden van een wandel- of fietstocht van maximaal één dag;

  • k.

    een fietsenrek, fietstegels of fietsklemmen;

  • l.

    bloem- en plantenbakken;

  • m.

    diensten m.b.t. een aanvraag omgevingsvergunning voor het plaatsen van een mobiele onderzoeksunit die wordt gebruikt voor het doen van bevolkingsonderzoek.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand;

    • c.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een kwartaaltarief, maar geen dag-, week- of maandtarief is opgenomen, een gedeelte van een kwartaal gelijkgesteld met een kwartaal.

  • 7.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief, maandtarief of kwartaaltarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week, een maand of kwartaal omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week, maand, of kwartaal van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de precariobelasting worden geheven door middel van een gedagtekende nota of ander schriftuur waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van een nota of ander schriftuur aan de belastingschuldige bekend gemaakt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen dertig dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de precariobelasting worden betaald binnen dertig dagen na het moment van het uitreiken van de nota of ander schriftuur, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen dertig dagen na de dagtekening van de nota of ander schriftuur.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Overgangsrecht

De “Verordening precariobelasting 2020” vastgesteld bij raadsbesluit van 7 november 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening precariobelasting 2021”.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 5 november 2020.

de griffier,

drs. T.B.W.M. van der Torre

de voorzitter,

mr. S.C.C.M. Potters

Tarieventabel 2021, behorende bij de “Verordening precariobelasting 2021” raadsbesluit van 5 november 2020

 

1.

Omkastingen

 

 

 

 

 

 

1.1

Het tarief bedraagt voor het geplaatst hebben van:

 

 

1.1.1

een werk- of bergloods, een keet, een kantoortje of walhuisje, een ander gebouw of getimmerte, of voor een ander naar de aard van het gebruik als zodanig aan te merken voorwerp,

2021

2020

1.1.1.1

per m2, per week

€ 1,29

€ 1,27

1.1.1.2

per m2, per maand

€ 2,58

€ 2,54

1.1.1.3

per m2, per kwartaal

€ 5,17

€ 5,07

1.1.2

stenen, zand of andere bouwmaterialen,

 

 

1.1.2.1

per m2, per week

€ 1,29

€ 1,27

1.1.2.2

per m2, per maand

€ 2,58

€ 2,54

1.1.2.3

per m2, per kwartaal

€ 5,17

€ 5,07

1.1.3

containers voor bouwafval, opslag van goederen, etc,

 

 

1.1.3.1

per m2, per week

€ 1,29

€ 1,27

1.1.3.2

per m2, per maand

€ 2,58

€ 2,54

1.1.3.3

per m2, per kwartaal

€ 5,17

€ 5,07

 

 

 

 

2.

Standplaatsen

 

 

2.1

Het tarief bedraagt voor het geplaatst hebben van een kraam, kiosk, wagen, tafel of andere inrichting, anders dan vóór een eigen winkel of anders dan als bedoeld in de verordening regelende het marktwezen in de gemeente De Bilt, of voor een ander naar de aard van het gebruik als zodanig aan te merken voorwerp,

 

 

2.1.1

per m2, per uur

€ 0,57

€ 0,56

2.1.2

per m2, per dag

€ 4,60

€ 4,50

 

 

 

 

2.2

Het tarief bedraagt voor het geplaatst hebben van een uitstalling vóór een eigen winkel of onderneming, buiten de eerste meter vanaf de gevel of rooilijn,

 

 

2.2.1

per m2, per dag

€ 1,50

€ 1,47

2.2.2

per m2, per week

€ 9,00

€ 8,80

2.2.3

per m2, per maand

€ 17,95

€ 17,65

2.2.4

per m2, per kwartaal

€ 35,90

€ 35,30

2.2.5

per m2, per jaar

€ 143,60

€ 141,10

 

 

 

 

3.

Hekwerken

 

 

3.1

Het tarief bedraagt voor het geplaatst hebben van een hekwerk of afrastering,

 

 

3.1.1

per m1, per dag

€ 1,50

€ 1,47

3.1.2

per m1, per week

€ 9,00

€ 8,80

3.1.3

per m1, per maand

€ 17,95

€ 17,65

3.1.4

per m1, per kwartaal

€ 35,90

€ 35,30

 

 

 

 

4.

Terrassen en tenten

 

 

4.1

Het tarief bedraagt voor het op of boven een terras geplaatst hebben van:

 

 

4.1.1

banken, stoelen of andere voorwerpen bestemd om als zitplaats te dienen en voor de daarbij behorende tafels,

 

 

4.1.1.1

per m2, per dag

€ 0,35

€ 0,34

4.1.1.2

per m2, per terrasseizoen

€ 20,70

€ 20,40

4.1.2

tenten, dienende voor vertoningen, tentoonstellingen en daarmee gelijk te stellen evenementen,

 

 

4.1.2.1

per m2, per dag

€ 0,35

€ 0,34

 

 

 

 

5.

Festiviteiten

 

 

5.1

Het tarief bedraagt voor het gebruik van daartoe door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen gemeentegrond,

 

 

5.1.1

per dag

€ 492,00

€ 484,00

 

met een maximum van € 1060,00 per activiteit.

 

 

 

 

 

 

6.

Aankondigingsborden en spandoeken

 

 

6.1

Het tarief bedraagt voor het aangebracht hebben van:

 

 

6.1.1

reclame- of andere aankondigingsborden, voor zover bevestigd aan lantaarnpalen, per bord, per week,

 

 

6.1.1.1

voor niet commerciële doeleinden

€ 2,62

€ 2,57

6.1.1.2

voor commerciële doeleinden

€ 26,20

€ 25,70

6.1.2

spandoeken, per spandoek, per week,

 

 

6.1.2.1

voor niet commerciële doeleinden

€ 6,58

€ 6,46

6.1.2.2

voor commerciële doeleinden

€ 65,80

€ 64,60

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 5 november 2020,

de griffier,

drs. T.B.W.M. van der Torre

de voorzitter,

mr. S.C.C.M. Potters

Naar boven