Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2021

De raad van de gemeente De Bilt;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 oktober 2020;

 

gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de navolgende

 

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RECLAMEBELASTING 2021.

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    reclameobject:

    een openbare aankondiging in letters, cijfers, tekens, symbolen of kleuren, of een voorwerp, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg;

  • b.

    bouwwerk:

    elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welk op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond;

  • c.

    Wet WOZ:

    de Wet waardering onroerende zaken;

  • d.

    onroerende zaak:

    de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

  • e.

    waarde:

    de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor het kalenderjaar, als bedoeld in artikel 7, voor de onroerende zaak vastgestelde waarde. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ is vastgesteld, is de waarde de met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid van de Wet WOZ vastgestelde waarde;

  • f.

    vestiging:

    • 1.

      de onroerende zaak;

    • 2.

      twee of meer onroerende zaken die direct naast of boven elkaar gelegen zijn en die tezamen door één organisatie of bedrijf voor één doel worden gebruikt;

  • g.

    voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen, tonen of vertonen van één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen;

  • h.

    jaar:

    een kalenderjaar.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

Deze verordening is van toepassing binnen de gebieden van de gemeente De Bilt zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart.

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt, onder de bij deze verordening gestelde voorwaarden, binnen de gebieden als bedoeld in artikel 2 een directe belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 4 Belastingplicht

De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de vestiging waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.

Artikel 5 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:

  • a.

    die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn aangebracht getoond of vertoond in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden aangebracht, die individueel korten dan 13 weken aanwezig zijn, getoond of vertoond maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn;

  • b.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • c.

    die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is geplaatst of aangebracht, indien en zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

  • d.

    die door (semi-)overheden of culturele, maatschappelijke of daarmee gelijk te stellen lichamen met ideële doelstellingen zijn aangebracht en betrekking hebben op activiteiten die uitsluitend een culturele, maatschappelijke of charitatief of ideëel belang dienen;

  • e.

    aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of centrummanagement, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil met de naam van de winkeliersvereniging of het centrummanagement;

  • f.

    aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtsreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • g.

    die onderdeel uitmaken van de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of verhuren zaak (makelaarsborden);

  • h.

    aangebracht op scholen, zorginstellingen en ziekenhuizen en die uitsluitend betrekking hebben op de functie van het gebouw;

  • i.

    aangebracht op religieuze gebouwen die nog voor de eredienst worden gebruikt;

  • j.

    waarvoor op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst betaling aan de gemeente moet geschieden onderscheidenlijk een vergoeding aan de gemeente verschuldigd is (abri’s, zuilen, driehoeksborden, mupi’s);

  • k.

    die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen.

Artikel 6 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De reclamebelasting wordt geheven per vestiging.

  • 2.

    De heffingsmaatstaf is een vast bedrag per vestiging vermeerderd met een bedrag dat afhankelijk is van de voor de vestiging vastgestelde waarde voor het kalenderjaar.

  • 3.

    Voor een vestiging als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, sub 1, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging.

  • 4.

    Voor een vestiging als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, sub 2, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van de waarden die aan de vestiging kunnen worden toegerekend.

  • 5.

    Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van delen van de vestiging die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

  • 6.

    Het vaste bedrag voor de reclamebelasting bedraagt € 190,38 per vestiging.

  • 7.

    Voor zover de waarde van de vestiging meer bedraagt dan € 100.000,-, wordt het in het vorige lid genoemde bedrag vermeerderd met € 1,90 per € 1.000,- aan waarde.

  • 8.

    De heffing bedraagt maximaal € 1.142,28 per vestiging.

  • 9.

    Indien de vastgestelde waarde voor het betreffende jaar naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere WOZ-waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de vermindering minder bedraagt dan € 10,-.

Artikel 9 Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 10 Betalingstermijn

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

Artikel 11 Kwijtschelding

Van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Overgangsrecht

De “Verordening reclamebelasting 2020” vastgesteld bij raadsbesluit van 7 november 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening reclamebelasting 2021”.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 5 november 2020.

de griffier,

drs. T.B.W.M. van der Torre

de voorzitter,

mr. S.C.C.M. Potters

Gebied reclamebelasting centrumfondsen De Bilt

Hessenweg – Looydijk

  • Hessenweg 105 t/m 191 (3731 JE)

  • Hessenweg 88 t/m 208 (3731 JN)

  • Herenweg 1 t/m 11 (3732 CL)

  • Herenweg 2 t/m 10 (3732 CM)

  • Looydijk 85 t/m 119a (3732 VD)

  • Looydijk 76 t/m 106a (3732 VG)

  • Hessenhof 1 t/m 13 (3731 JV)

  • Nieuwstraat 124 (3732 DP)

 

Bilthoven centrum

  • Julianalaan 1 t/m 57 (3722 GA, 3722 GB, 3722 GD, 3722 GD, 3722 GE)

  • Julianalaan 2B t/m 42 (3722 GP, 3722 GR)

  • Emmaplein (beide zijdes, 3722 AD & 3722 AC)

  • Nachtegaallaan 2 t/m 18 (3722 AB)

  • Nachtegaallaan oneven zijde t/m Melchiorlaan

  • Vinkenlaan 1 t/m 33 (3722 AH)

  • Vinkenlaan 43 t/m 51 (3722 AH)

  • Melchiorlaan (geheel)

  • Uilenpad 1 (3722 AW)

Naar boven