Verordening op de heffing en invordering van Watertoeristenbelasting 2021 (Verordening watertoeristenbelasting 2021)

De raad van de gemeente Zwartewaterland;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 november 2020;

 

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en invordering van Watertoeristenbelasting 2021

(Verordening watertoeristenbelasting 2021)

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangend om 21.00 uur;

  • -

    lengte: de lengte over alles;

  • -

    maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 etmalen;

  • -

    particulier: een natuurlijk persoon die buiten de uitoefening van een bedrijf of beroep gelegenheid biedt tot verblijf;

  • -

    particulier verhuurde ligplaats of vaartuig: een ligplaats die of vaartuig dat door een particulier ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf tegen een vergoeding in welke vorm dan ook;

  • -

    seizoen: het tijdvak van 1 april tot en met 31 oktober;

  • -

    schipper: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt;

  • -

    vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;

  • -

    vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik, zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen van een vaartuig en die ter beschikking wordt gesteld voor eenzelfde vaartuig gedurende een periode van ten minste een maand.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam ‘watertoeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf op vaartuigen die aanwezig zijn in wateren binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook, door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 door het ter beschikking stellen van ligplaatsen of vaartuigen.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is belastingplichtig:

    • -

      de schipper,

    • -

      de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig, of

    • -

      degene die werkelijk verblijf houdt aan boord van een dergelijk vaartuig.

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    door degene die verblijf houden aan boord van:

    • a.

      een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt voor verpleging of verzorging van zieken, van hulpbehoevenden of van bejaarden;

    • b.

      van kano's, roei- en volgboten;

    • c.

      motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4 meter;

    • d.

      een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voorzover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal verblijven in het belastingtijdvak. Het aantal verblijven wordt gesteld op de som van het aantal etmalen dat elke in artikel 2 bedoelde persoon verblijf heeft gehouden. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal gerekend.

Artikel 6. Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Ter zake van vaartuigen met een vaste ligplaats wordt, indien een belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerst lid, is aangewezen:

    • a.

      de factor voor het aantal personen die verblijf hebben gehouden op een vaartuig bepaald op 2,2.

    • b.

      het aantal etmalen dat door de onder a bedoelde personen verblijf is gehouden bepaald op 15.

  • 2.

    Het aantal vaartuigen als bedoeld in het eerste lid onder a wordt vastgesteld op het gemiddelde van een viertal tellingen, waarbij in elk van de maanden april, juni, augustus en oktober één telling valt, op door het college van burgemeester en wethouders te bepalen data.

Artikel 7. Opteren voor niet-forfaitaire heffingsgrondslag

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf vastgesteld op het werkelijk aantal etmalen dat verblijf is gehouden, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verzoek kan desgewenst per ligplaats worden gedaan.

Artikel 8. Belastingtarief

De belasting bedraagt per persoon per etmaal € 1,00.

Artikel 9. Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het seizoen.

Artikel 10. Wijze van belastingheffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag, gedagtekende nota of andere schriftuur.

Artikel 11. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de watertoeristenbelasting worden betaald:

    • a.

      op het moment van uitreiken van de gedagtekende nota of andere schriftuur, of

    • b.

      in geval van toezending van een aanslag, voor de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 12. Kwijtschelding

Bij de invordering van watertoeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13. Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

Artikel 14. Overgangsrecht

De ‘Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting 2020’, vastgesteld bij raadsbesluit van 12 december 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 15. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de 1e dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 16. Citeertitel

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening watertoeristenbelasting 2021".

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Zwartewaterland van 26 november 2020.

de griffier,

ing. H.W. Schotanus-Schutte

de voorzitter,

ing. E.J. Bilder

Naar boven