Gemeenteblad van Nijmegen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nijmegen | Gemeenteblad 2020, 339721 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nijmegen | Gemeenteblad 2020, 339721 | Verordeningen |
Referendumverordening Nijmegen 2021
Hoofdstuk 4 Initiatief tot het houden van een referendum
Artikel 5. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 1: inleidend verzoek
Als het verzoek wordt ingewilligd, behandelt de raad het ontwerp raadsbesluit waarop het verzoek zich richt. Het ontwerp raadsbesluit zoals dat luidt na verwerking van eventuele aangenomen amendementen, wordt vervolgens aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop de uitslag van het referendum wordt bekendgemaakt, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het referendumverzoek wordt beslist.
Artikel 6. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 2: definitief verzoek
Ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de voorzitter van de raad verstrekt formulier waarop de titel van het ontwerp raadsbesluit is opgenomen. In aanvulling hierop voorziet de gemeentelijke website in de mogelijkheid om digitale ondersteuningsverklaringen in te dienen. Deze digitale mogelijkheid komt zoveel mogelijk overeen met het papieren formulier voor de ondersteuningsverklaringen.
Artikel 7. Initiatief van de raad
Zo spoedig mogelijk nadat dit besluit is genomen, behandelt de raad het ontwerp raadsbesluit waarover het referendum zal worden gehouden. Het ontwerp raadsbesluit zoals dat luidt na verwerking van eventuele aangenomen amendementen, wordt vervolgens aangehouden totdat de uitslag van het referendum bekend is gemaakt.
Hoofdstuk 6 Budget en subsidie
Artikel 10. Budget, subsidieplafond en subsidiecriteria
Hoofdstuk 7 Procedure voorbereiding, stemming en de uitslag
Artikel 13. Procedure voorbereiding, stemming, uitslagbepaling en bekendmaking
Op de procedure ter voorbereiding, stemming, en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag van het referendum zijn de hoofdstukken E, paragrafen 2 en 4, J, L, N, paragraaf 1, en P, paragrafen 1 en 4, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing, voor zover bij deze verordening niet anders is bepaald.
Het centraal stembureau berekent de uitslag van het referendum en geeft aan hoeveel stemmen voor en tegen het ontwerp raadsbesluit zijn uitgebracht alsmede het aantal blanco en ongeldige stemmen en het aantal stemmen bij volmacht. Het centraal stembureau stelt vast of een meerderheid voor dan wel tegen het ontwerp raadsbesluit heeft gestemd waarbij blanco en ongeldige stemmen buiten beschouwing worden gelaten.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2020
De raadsgriffier,
Drs. S.J. Ruta
De voorzitter,
Drs. H.M.F. Bruls
Toelichting Referendumverordening Nijmegen 2021
Er zijn meerdere aanleidingen om de verordening referendum Nijmegen 2005 te herzien, deze in te trekken en onderhavige verordening vast te stellen.
Ten eerste heeft de fractie VoorNijmegen.NU een initiatiefvoorstel ingediend over een wijziging van twee artikelen van de Referendumverordening. Daarmee beoogt de indiener van het initiatief het indienen van de ondersteuningsverklaringen laagdrempeliger te maken.
De wijze waarop legitimatie in de Referendumverordening 2005 wordt voorgeschreven, staat op gespannen voet met het beginsel van noodzaak en subsidiariteit van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) is daarom van mening dat de Referendumverordening op dit punt dient te worden aangepast. Het college heeft zich in haar brief aan de raad van 3 maart 2020 uitgesproken voor het invoeren van een laagdrempeliger, tegelijkertijd fraudebestendige wijze van indienen middels identiteitsvereiste, waarbij tevens wordt voldaan aan de privacy waarborgen, zoals neergelegd in de AVG.
Op 23 mei 2020 is de problematiek rondom het indienen van ondersteuningsverklaringen voor wat betreft de eis van een handtekening, het identiteitsvereiste, de privacy waarborgen en de beoogde laagdrempeligheid voor het college aanleiding geweest kritisch naar de verordening (2005) te kijken, en nauw aansluiting te zoeken bij de modelverordening van de VNG. Dit leidt tot het voorstel voor een nieuwe verordening: de Referendumverordening Nijmegen 2021, onder gelijktijdige intrekking van de verordening referendum Nijmegen (2005).
Tenslotte nog het volgende: Een Referendumverordening waarbij de mogelijkheid wordt gegeven een referendum te organiseren over een ontwerp raadsbesluit is bij uitstek een instrument van de raad. In de voorgestelde Referendumverordening Nijmegen 2021 worden diverse taken niet gedelegeerd aan het college maar aan de raad of griffier gelaten. De organisatie en uitvoering van het referendum zelf, nadat duidelijk is dat dit er komt, ligt uiteraard wel bij het college.
In artikel 84 van de Gemeentewet is bepaald dat de raad, het college of de burgemeester andere commissies dan bedoeld in de artikelen 82, eerste lid, en 83, eerste lid, van de Gemeentewet kan instellen. Genoemd artikel is de basis voor het instellen van de referendumcommissie. Artikel 149 van de Gemeentewet (“De raad maakt de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt”) is de (autonome) grondslag van de Referendumverordening. Artikel 154 van de Gemeentewet betreft de strafbaarstelling door de raad van overtredingen van zijn verordeningen.
Voor het begrip ‘kiesgerechtigd’ is aangesloten bij degene die gerechtigd is deel te nemen aan de raadsverkiezingen. Dit is geregeld in artikel B3 van de Kieswet (18 jaar of ouder, Nederlander of EU-onderdaan of vijf jaar een verblijfsvergunning, of rechtmatig in Nederland verblijvend op grond van de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een verdrag tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland).
De nadere bepaling van kiesgerechtigd zijn is afhankelijk van de fase waarin het proces verkeert: het gaat er om wie stemrecht zou hebben bij de raadsverkiezing op de dag waarop het formulier voor de ondersteuningsverklaringen voor het inleidend verzoek wordt verstrekt dan wel de dag waarop de raad heeft besloten dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd (zie de artikelen 5 en 6) dan wel op de dag waarop het referendum wordt gehouden.
Deze verordening gaat uit van een referendum op basis van een ontwerp raadsbesluit. Een referendum is dus in de eerste plaats te zien als een advies van burgers aan de raad over een voorgenomen besluit. In de verordening referendum Nijmegen (2005) wordt nog gesproken over ‘raadgevend referendum’. Die term wordt nu niet meer gebruikt. Gezien de nieuwe definitie is elk op grond van deze verordening te houden referendum raadgevend, want het wordt ingezet met betrekking tot een ontwerp raadsbesluit. Er is dus geen sprake van een correctief referendum (referendum op basis van een genomen besluit dat door burgers wordt gecorrigeerd door het houden van een referendum). Het onderscheid raadgevend tegenover correctief hoeft dus niet te worden gemaakt. Dat er referenda zijn op initiatief van de burger én van de raad zelf, maakt in die zin geen verschil: in beide gevallen leidt een referendum tot een advies aan de raad met betrekking tot een ontwerpbesluit.
Deze definitie is hier opgenomen om te benadrukken dat de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing is op subsidies die worden aangevraagd en verleend in het kader van een te houden referendum. Dat houdt ook in dat de mogelijkheden om subsidies te weigeren, in te trekken, en terugvorderen die in de Awb zijn opgenomen ook gelden voor de subsidies voor referenda, naast hetgeen hierover in deze verordening al is opgenomen. De benodigde wettelijke grondslag voor de subsidieverlening kan worden gevonden in deze verordening.
Artikel 2. Referendum, initiatief, onderwerpen
Naast een referendum op initiatief van de burger, kan de raad zelf ook behoefte hebben een referendum te houden over een ontwerp raadsbesluit. Bijvoorbeeld bij te nemen ingrijpende besluiten die de stad en de raad zeer verdeeld houden. De raad beslist of er een referendum kan worden gehouden.
Onderwerp van een referendum is een ontwerp raadsbesluit in zijn geheel. In de praktijk kan het zijn dat onderdelen van het besluit tot meer of minder discussie leiden, maar het is niet mogelijk om daar onderscheid in te maken door een onderdeel uit het ontwerp raadsbesluit centraal te stellen en aan een referendum te onderwerpen.
Bepaalde onderwerpen waarover de raad een besluit kan nemen lenen zich minder goed voor een referendum. Deze zijn hier als uitzondering opgenomen. De lijst is gebaseerd op de ervaringen met onder meer de Tijdelijke referendumwet en ervaringen die de VNG heeft verzameld uit verordeningen van andere gemeenten. Bij de onderdelen g. en h. gaat het om het budgetrecht van de raad.
Artikel 3. Samenstelling referendumcommissie
Een referendumcommissie wordt ingesteld nadat de Referendumverordening is vastgesteld. Het is een permanente commissie omdat een referenduminitiatief ineens kan opkomen en er dan binnen enkele dagen een advies dient te worden uitgebracht over bijvoorbeeld de vraag of een referendum mogelijk is over het ontwerp raadsbesluit. Het kan zijn dat de leden van de referendumcommissie lange tijd niet bijeenkomen. Als er geen referenduminitiatief is, zal er doorgaans geen reden zijn om te vergaderen.
Ten opzichte van de verordening referendum Nijmegen (2005), is voor de benoemingstermijn van zes jaar aangesloten bij het VNG model en daarmee bij de termijn die gehanteerd wordt voor de rekenkamer.
Wanneer een lid van de referendumcommissie ontslag neemt, is het aan de raad om zo snel mogelijk een vervanger te benoemen. Er is niet bepaald dat het lid van de referendumcommissie aanblijft totdat in diens opvolging is voorzien. Het kan soms enkele maanden duren voordat er een opvolger is benoemd. Het is niet gewenst om iemand die ontslag neemt in het ongewisse te laten over wanneer dat ontslag uiteindelijk ingaat. Er is niet expliciet geregeld dat leden van de referendumcommissie (bijvoorbeeld in geval van niet functioneren) ontslagen kunnen worden. In het algemeen geldt dat diegene die benoemt ook kan ontslaan.
Artikel 4. Taken en vergaderingen referendumcommissie
De referendumcommissie heeft diverse adviserende taken. Daarnaast houdt de referendumcommissie toezicht op het gehele referendumproces. De referendumcommissie kan gevraagd en ongevraagd advies geven.
Onder a. tot en met c. staat de advisering aan respectievelijk de raad, de voorzitter van de raad en het college. De referendumcommissie heeft een adviserende rol bij diverse stappen in het referendumproces die gevoelig kunnen liggen of voor discussie kunnen zorgen. Onder d is de rol van de referendumcommissie als toezichthouder op het hele referendumproces vastgelegd. Een uitvloeisel van die rol is de behandeling door de referendumcommissie van klachten over het referendumproces (onder e). Klachten kunnen over uiteenlopende zaken gaan, bijvoorbeeld het afkeuren van een aantal ondersteunende handtekeningen, het aantal stembureaus of een campagne uiting van een organisatie.
Wellicht ten overvloede: de taak die de referendumcommissie heeft ten aanzien van klachten over het referendumproces heeft niet te maken met het klachtrecht dat wordt geregeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb); dat klachtrecht gaat immers alleen over gedragingen van bestuursorganen en personen die daarbij werkzaam zijn. De afdoening daarvan is een taak van het bestuursorgaan zelf.
Nieuw in de verordening is het expliciet benoemen van de taak die de referendumcommissie heeft inzake advisering over subsidies in het kader van te houden referenda. Hierbij adviseert de referendumcommissie aan het college. Verder heeft de referendumcommissie ook een expliciete rol gekregen bij advisering over het digitale formulier dat gebruikt wordt bij ondersteuningsverklaringen.
De referendumcommissie brengt na afloop van elk referendumproces een evaluatie uit (onder f). Dit kan gaan om een referendumproces inclusief een gehouden referendum maar ook over een referendumproces waarbij het niet tot een daadwerkelijk gehouden referendum is gekomen.
Artikel 5. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 1: inleidend verzoek
Het inleidend verzoek heeft twee functies: het aantonen dat er binnen de gemeente enig draagvlak is voor een referendum en een toets moment of over het ontwerp raadsbesluit een referendum kan worden gehouden. Daarom is het aantal handtekeningen voor het inleidend verzoek in de regel laag. De VNG geeft aan dat een richtlijn van 1% van het aantal kiesgerechtigden (weergegeven in een getal) kan worden gehanteerd. Het definitief verzoek (artikel 6) moet aantonen dat er voldoende draagvlak binnen de gemeente is om daadwerkelijk een referendum te houden. Voor het definitief verzoek kan volgens de VNG een aantal van 5% van de kiesgerechtigden (uitgedrukt in een absoluut getal) als richtlijn worden gebruikt.
De weergave in een absoluut getal is overgenomen uit de modelverordening. Het biedt duidelijkheid voor de burger over de eisen die gesteld worden aan een inleidend verzoek. Het absolute getal van 850 voor het benodigde aantal ondersteuningsverklaringen komt overeen met 0,592% van het aantal kiesgerechtigden en wijkt af van de 1%-richtlijn uit de modelverordening. Tegelijkertijd is het nu vergelijkbaar (in lijn) met het percentage dat andere 100.000+ gemeenten hanteren.
Bij een sterke groei of krimp van het aantal inwoners van Nijmegen, en daarmee van het aantal kiesgerechtigden, kan de weergave in een getal er toe leiden dat 850 ondersteuningsverklaringen niet meer overeenkomt met 0,592% van de kiesgerechtigden. In dat geval zou een aanpassing van het benodigde aantal ondersteuningsverklaringen aan de orde kunnen zijn. Van belang is verder op welk moment de kiesgerechtigheid wordt beoordeeld. In de modelverordening van de VNG wordt uitgegaan van kiesgerechtigdheid op het moment van verstrekken van het formulier waarop de ondersteuningsverklaring moet worden geplaatst. Het lijkt duidelijker om de eis te stellen dat iemand kiesgerechtigd moet zijn op het moment dat het inleidend verzoek wordt ingediend. Immers, anders zou voor iedere ondertekenaar moeten worden bekeken of hij op het moment van ondertekenen kiesgerechtigd was. En dat kunnen dan veel momenten zijn. Daarom lijkt het praktischer om uit te gaan van de eis van kiesgerechtigdheid op het moment dat het inleidend verzoek wordt ingediend. Want dan is er maar één ijkmoment.
Ondersteuningsverklaringen kunnen in de procedure voor het inleidend verzoek op grond van deze verordening schriftelijk en digitaal worden ingediend op formulieren die door de voorzitter van de raad worden verstrekt. Dit in afwijking van de modelverordening van de VNG, die de digitale weg vanaf de fase van het definitieve verzoek openstelt. Zowel college als raad beogen laagdrempeligheid bij het indienen van ondersteuningsverklaringen. Naast het handtekening- en identiteitsvereiste dient ook de privacy gewaarborgd te worden. Er is daartoe een digitaal formulier ontwikkeld, waarop de burger diens gegevens kan invullen en via de door de raad bepaalde authenticatiemethode(n) diens handtekening kan zetten. Alsdan wordt zekerheid verkregen dat de persoon die de ondersteuningsverklaring indient ook daadwerkelijk de betreffende persoon is en zijn meerdere verklaringen door dezelfde persoon niet mogelijk. Het digitale formulier zal op de gemeentelijke website beschikbaar zijn. De referendumcommissie heeft een adviserende rol.
Bij het controleren van de geldigheid van de handtekeningen wordt beoordeeld of diegenen die de ondersteuningsverklaring indienen kiesgerechtigd zouden zijn voor de raadsverkiezingen op het moment dat het inleidend verzoek bij de voorzitter van de raad is ingediend (zie artikel 5, eerste lid en de toelichting daarbij). Bij het zetten van de handtekening is nog niet bekend of, en zo ja, wanneer het referendum gehouden wordt. Daarom wordt hier voor een andere peildatum gekozen dan de dag van het referendum. Het ligt voor de hand ook de controle te laten uitvoeren door de voorzitter van de raad. Deze heeft immers toegang tot de basisregistratie persoonsgegevens.
De raad beslist of het inleidend verzoek kan worden ingewilligd. Hierbij wordt getoetst aan de in artikel 2, tweede lid, vermelde onderwerpenlijst. En wordt beoordeeld of er een voldoende aantal geldige ondersteuningsverklaringen is. De referendumcommissie heeft hierbij een adviserende rol.
Het besluit van de raad op het inleidend verzoek is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.
Als de raad het ontwerp raadsbesluit referendabel acht, wordt het inhoudelijk besproken, waarbij uiteraard amendementen en moties kunnen worden ingediend. Over het ontwerp raadsbesluit zelf wordt niet gestemd. Dit gebeurt pas nadat het referendum is gehouden, of nadat de raad heeft besloten dat er geen referendum gehouden kan worden. Het ontwerp raadsbesluit wordt dus aangehouden.
Artikel 6. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 2: definitief verzoek
De procedure voor het definitief verzoek is in grote lijnen gelijk aan die voor het inleidend verzoek. Dit houdt onder meer in dat de voorzitter van de raad controleert op voldoende handtekeningen van kiesgerechtigden.
Net als bij het inleidend verzoek wijkt het absolute aantal van 4000 af van de 5%-richtlijn uit de modelverordening. De kiesgerechtigdheid is hier gekoppeld aan de dag waarop de raad besloten heeft dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd.
Net als bij het inleidend verzoek (zie toelichting bij artikel 5) wordt in de procedure voor het definitief verzoek de digitale mogelijkheid opengesteld.
Dat de ondersteuningsverklaringen van het inleidend verzoek niet meetellen voor het definitief verzoek heeft de volgende reden. Tijdens het inleidend verzoek is het ontwerp raadsbesluit nog niet besproken door de raad; het voorstel kan dus nog gewijzigd worden als gevolg van amendementen. Daarom is het mogelijk dat een kiesgerechtigde het inleidend verzoek ondersteunt, maar geen handtekening wil zetten voor het definitief verzoek, bijvoorbeeld omdat inmiddels aan zijn of haar bezwaren tegemoet is gekomen. Of over het ontwerp raadsbesluit een referendum kan worden gehouden is eerder in het proces, bij het inleidend verzoek beslist. Een voldoende aantal handtekeningen zal dan ook een positief besluit tot het houden van het referendum inhouden.
Artikel 7 . Initiatief van de raad
De raad kan zelf het initiatief nemen om een referendum te houden. Vaak zal het voorstel daartoe van een of meer raadsleden of fracties afkomstig zijn. Elk raadslid heeft op grond van artikel 147a van de Gemeentewet het recht van initiatief om een (uitgewerkt) voorstel voor bijvoorbeeld een referendum te doen. Ook kan elk raadslid een motie daartoe indienen. Een initiatiefvoorstel of motie kan bijvoorbeeld een voorstel voor een referendum inhouden over een bepaald onderwerp waarbij aan kiesgerechtigden alternatieven wordt voorgelegd en waarbij het college wordt verzocht een en ander in een nota uit te werken. Over een initiatiefvoorstel moet op grond van artikel 147a, vierde lid, van de Gemeentewet het college de gelegenheid krijgen wensen en bedenkingen naar voren te brengen. Initiatiefvoorstellen en moties worden behandeld conform het Reglement van Orde van de raad. Op grond van artikel 4, eerste lid, onder a, heeft de referendumcommissie de taak te adviseren alvorens de raad besluit een referendum te houden. Het is daarom zaak om een voorgenomen referenduminitiatief zo snel mogelijk bij de referendumcommissie te melden. Het initiatiefvoorstel of de motie kan resulteren in een besluit van de raad tot het houden van een referendum als bedoeld in artikel 7, eerste lid.
Over de dag van de stemming brengt de referendumcommissie advies uit (artikel 4, eerste lid, onder a, sub 3°). Tevens brengt de referendumcommissie in voorkomende gevallen advies uit over de vraag of er sprake is van zwaarwegende argumenten als bedoeld in artikel 8, derde lid (artikel 4, eerste lid, onder a, sub 4°).
De raad stelt de vraagstelling van het referendum vast na advies van de referendumcommissie; deze zal daarover doorgaans in overleg treden met de initiatiefnemers van het referendum en de portefeuillehouder uit het college.
Bij een referendum op initiatief van de kiesgerechtigden ligt de vraagstelling grotendeels vast: de vraag is gekoppeld aan het ontwerp raadsbesluit. Doorgaans zal hierdoor de vraagstelling zijn bent u voor of tegen het ontwerp raadsbesluit. Soms wordt in een raadsvoorstel een keuzemogelijkheid aan de raad gegeven, als dit voorstel het onderwerp is van een referendum zal aan de kiesgerechtigden deze keuze mogelijkheden worden voorgelegd. De raad kan aan de kiesgerechtigde inwoners de (eenvoudige) vraag voorleggen of zij vóór dan wel tegen het ontwerp raadsbesluit zijn en/of verschillende antwoordcategorieën of oplossingsrichtingen. Als meer dan twee alternatieven worden voorgelegd, is er waarschijnlijk geen meerderheid voor een van de opties. Er zijn mogelijkheden waarbij ook inzicht wordt verkregen over de tweede of derde voorkeur van kiesgerechtigden. Als er gekozen wordt voor verschillende antwoordcategorieën of oplossingsrichtingen zal de referendumcommissie hierover adviseren met een voorstel voor de stemprocedure. Wat de meest geschikte stemprocedure is, hangt mede af van het aantal mogelijke antwoordopties en de aard ervan. Drie mogelijkheden zijn:
1. het uitbrengen van één stem op een antwoordmogelijkheid naar keuze;
2. het uitbrengen van één of meerdere stemmen op elk van de antwoordmogelijkheden die de kiezers verkiest (‘approval voting’);
3. het plaatsen van de antwoordmogelijkheden in volgorde van voorkeur (waarbij indien geen van de alternatieven een meerderheid heeft de stemmen van het minst populaire alternatief kunnen worden overgeheveld naar de keuze van tweede voorkeur bij de betreffende kiezers).
Artikel 1 0 . Budget, sub sidieplafond en subsidiecriteria
Als duidelijk is dat er een referendum komt, dient de raad een budget vast te stellen. Allereerst voor de organisatie van het referendum zelf (stempassen, stembiljetten, stembureaus, enz.). Er is geen budget opgenomen in de gemeentelijke begroting voor referenda. Het in 2016 gehouden referendum over de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne kostte ± € 300.000,-. Deze kon niet gecombineerd worden met een andere verkiezing. Het budget bedraagt ongeveer de helft voor referenda die gelijktijdig worden gehouden met een verkiezing voor de Provinciale Staten en waterschappen, het Europees Parlement, de Tweede Kamer en de gemeenteraad.
Daarnaast dient een bedrag vastgesteld te worden voor voorlichting. Er kan vanuit de gemeente een folder worden opgesteld met neutrale informatie over het ontwerp raadsbesluit dat onderwerp is van het referendum, of er kan een referendumkrant worden gemaakt waarbij de neutrale gemeentelijke informatie kan worden aangevuld met informatie van voor- en tegenstanders. De referendumcommissie heeft een toezichthoudende rol bij het verstrekken van deze neutrale informatie door de gemeente. In het geval van een referendumkrant heeft de referendumcommissie uiteraard geen rol ten aanzien van de informatie verstrekt door voor- en tegenstanders.
Ook wordt een subsidieplafond vastgesteld voor het verstrekken van subsidies voor activiteiten die burgers en maatschappelijke organisaties rond het referendum organiseren. Voor subsidie komen activiteiten in aanmerking die het publieke debat en de meningsvorming rond het referendum ondersteunen. Naast een totaal budget stelt de raad vast hoe de verdeling over de verschillende categorieën (voor, tegen en neutraal) is. Vaak wordt gekozen voor een gelijke verdeling over de drie groepen. Naast initiatieven van voor- en tegenstanders zijn er ook vaak aanvragen voor neutrale activiteiten zoals een debatavond waar verschillende partijen aan het woord komen. In 2016 bedroeg het budget € 50.000,-- exclusief categorie neutraal. Uitgaande van drie categorieën en een gelijke verdeling kan gekozen worden het plafond te verhogen naar € 60.000,--.
Een subsidieplafond is iets anders dan alleen vermelding op de begroting dat er voor een bepaald beleidsterrein een bepaald bedrag beschikbaar is aan subsidies. Een subsidieplafond is concreter; het moet onder die naam worden vastgesteld als het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking krachtens een wettelijk voorschrift van bepaalde met name genoemde subsidies (artikel 4:22 van de Awb). In deze verordening gebeurt dat door vermelding van het vaststellen van het plafond en de deelplafondsdoor de raad. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond moet ook worden bekendgemaakt hoe het wordt verdeeld (artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). De bekendmaking van het subsidieplafond gebeurt in dit geval door het college en de bekendmaking van de verdeelsleutel gebeurt in dit geval via de verordening: in artikel 11, tweede en derde lid, is bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.
Hier is een inhoudelijke toets van de aanvragen om subsidie opgenomen in de vorm van weigeringsgronden. De aanvragen die niet worden geweigerd worden vervolgens beoordeeld op de manier die is beschreven in artikel 11, tweede en derde lid.
Het doel van de subsidieverstrekking is bijdragen aan de meningsvorming en aan het voeren van het publieke debat over het ontwerp raadsbesluit dat onderwerp is van het referendum onder de burgers in de gemeente. Burgers moeten hun mening kunnen vormen voordat zij een stem uitbrengen. Vaak zijn het initiatiefnemers van een referendum en andere betrokkenen burgers. Om hen een mogelijkheid te geven subsidie aan te vragen voor het stimuleren van het publieke debat en meningsvorming wordt hier gesproken van een collectief van kiesgerechtigden. Daarnaast kunnen verenigingen, wijkorganen, stichtingen en dergelijke subsidie aanvragen. De referendumcommissie heeft een adviserende rol bij de subsidietoekenning, zie artikel 4, eerste lid, sub c onder 2.
Alleen de kosten die direct samenhangen met de activiteit en die naar het oordeel van het college redelijk zijn in relatie tot de verwachte bijdrage van de activiteit aan het doel van deze subsidie zoals vermeld in het tweede lid, komen in aanmerking. Loonkosten van bijvoorbeeld personen die bij een subsidieontvanger in dienst zijn, zijn expliciet uitgezonderd. Onder omstandigheden kan wel de (redelijke) vergoeding voor een speciaal aangetrokken deskundige voor subsidie in aanmerking komen. Deze kosten worden gemaximeerd op € 35,- per uur voor een maximum van 20 uur.
De subsidie wordt verstrekt via een tendersysteem (zie artikel 11, tweede en derde lid). Het is van belang om te zorgen voor een snelle en heldere bekendmaking, zodat zoveel mogelijk betrokkenen bereikt worden.
De Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking geeft diverse standaardbepalingen, bijvoorbeeld voor aanvraag- en beslistermijnen, die voor de hier bedoelde subsidies niet toepasbaar zijn en waarvan dus moet worden afgeweken. Ook bevat de Kaderverordening Subsidieverstrekking een bepaling waarin de bevoegdheid om nadere regels te stellen aan het college wordt gedelegeerd. Dat is bij een referendum niet wenselijk; het gaat immers om een instrument van de raad.
Artikel 11 . Subsidie verlening en vaststelling
In het geval een aanvraag niet voldoet aan de vereisten zoals genoemd in artikel 12, eerste lid, kan deze buiten behandeling worden gelaten. Dit kan echter niet voordat de aanvrager de gelegenheid heeft gehad om de aanvraag aan te vullen. Een dergelijke brief schort de termijn voor het nemen van een besluit op de aanvraag op. Een en ander volgt uit artikel 4:5 en 4:15, eerste lid onderdeel a Awb.
De subsidie wordt verstrekt om zoveel mogelijk verschillende initiatieven te ondersteunen die een zo divers mogelijk publiek bereiken. Daarom is gekozen voor een tendersysteem. Nadat de aanvraagtermijn gesloten is, wordt een besluit genomen over de aanvragen. Een systeem waarbij op volgorde van binnenkomst wordt beslist is minder geschikt, omdat de activiteiten dan niet onderling kunnen worden afgewogen zodat een meest effectieve mix van initiatieven kan worden gehonoreerd.
Met de methode die in het tweede en derde lid is neergelegd, is het mogelijk de aanvragen te toetsen op een aantal criteria en onderling tegen elkaar af te wegen. Een puntensysteem maakt dat inzichtelijk. De aanvragen met de meeste punten worden het eerst gehonoreerd, daarna de volgende, en zo verder tot het subsidieplafond is bereikt. De referendumcommissie heeft hierbij een adviserende rol.
Een referendumproces wordt oplettend gevolgd door inwoners en lokale media. Hoewel het om relatief lage subsidiebedragen zal gaan, moet wel verantwoording over de bestede gelden worden afgelegd voordat de subsidie definitief wordt vastgesteld. Dat gebeurt via de aanvraag tot vaststelling.
Als uit de overgelegde stukken (of op een andere manier) blijkt dat de activiteiten niet of niet geheel hebben plaatsgevonden, kan de subsidie lager worden vastgesteld dan was verleend, of zelfs worden ingetrokken. Hierbij kan het versterkte voorschot (vierde lid ) – deels – worden teruggevorderd (artikelen 4:48, eerste lid, en 4:57 van de Awb).
Artikel 1 2. Subsidieaanvragen
De modelverordening van de VNG bevat geen bepaling over de aanvraag voor een subsidie bij een referendum. Toch is dit wenselijk. Het biedt het college de mogelijkheid om een apart aanvraagformulier ter beschikking te stellen, en aan te geven welke elementen een aanvraag moet bevatten, en welke bijlagen moeten worden bijgevoegd, zodat voor de aanvrager zoveel mogelijk duidelijkheid vooraf wordt bereikt.
Het college stelt de begin- en einddatum van de aanvraagtermijn vast en maakt deze bekend.
Artikel 1 3 . Procedure voorbereiding, stemming, uitslagbepaling en bekendmaking
Het ligt voor de hand om voor de procedures rond de stemming aan te sluiten bij de gang van zaken bij de raadsverkiezingen. Vandaar dat de desbetreffende bepalingen uit de Kieswet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, voor zover er geen regeling in deze verordening zelf is opgenomen. Het gaat om de volgende onderdelen:
hoofdstuk E, paragraaf 2: de instelling en bemensing van stembureaus door het college;
hoofdstuk E, paragraaf 4: de instelling van het centraal stembureau (bij een lokaal referendum is er geen taak voor een hoofdstembureau; paragraaf 3 van hoofdstuk E is hier daarom niet vermeld);
hoofdstuk J: de stemming (met onder andere de oproep, de inrichting van het stemlokaal, het uitbrengen van de stem);
hoofdstuk L: het stemmen bij volmacht;
hoofdstuk N, paragraaf 1: de telling van de stemmen;
hoofdstuk P, paragraaf 1: de werkzaamheden van het centraal stembureau ten behoeve van de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag;
hoofdstuk P, paragraaf 4: de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag in een openbare zitting van het centraal stembureau. Ook is hier geregeld dat er een proces-verbaal van de werkzaamheden wordt opgemaakt. Zie over de bekendmaking ook de toelichting bij artikel 14.
In artikel 14 zijn bepalingen opgenomen over de taken van het centraal stembureau bij de telling, de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag van een referendum. Deze wijken deels af van desbetreffende bepalingen in de Kieswet of vullen deze aan. Zie de toelichting bij artikel 13.
Onder andere artikel P23 van de Kieswet (onderdeel van paragraaf 4) is van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarin is geregeld dat het centraal stembureau zijn proces-verbaal met weglating van de ondertekening onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar maakt. Daarbij is ook bepaald dat hiervoor bij ministeriële regeling een internetadres kan worden aangewezen. In het tweede lid van artikel 14 is verder bepaald dat het centraal stembureau de uitslag aan de raad overbrengt. Het vierde lid regelt dat de raad een uitspraak doet over de wettigheid van de stemming.
Op grond van artikel 154, eerste lid, van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van een verordening een straf stellen van ten hoogste drie maanden hechtenis of een geldboete van de tweede categorie (€ 4.150,- in 2019). Voor het bepalen van wat strafbaar is, is aangesloten bij hoofdstuk Z, paragraaf 1, van de Kieswet.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-339721.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.