Nadere regels gemeentelijk gesubsidieerde plaatsen in het peuterprogramma Bladel

 

Burgemeester en wethouders van de gemeente Bladel;

 

gelet op de bepalingen in de Wet kinderopvang, artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs (Wpo), de Algemene subsidieverordening welzijn gemeente Bladel 2014 en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

overwegende dat;

• Gemeenten de wettelijke verplichting hebben om voor voldoende voorzieningen te zorgen, waar kinderen met een risico op een taalachterstand (kinderen met VVE-indicatie) deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie;

• Gemeenten een minimaal aanbod dienen te realiseren van 16 uur voorschoolse educatie per week;

• De gemeente Bladel wil dat alle kinderen, dus ook kinderen zonder VVE-indicatie, deel kunnen nemen aan een voorschoolse voorziening;

• De gemeente Bladel per 1 januari 2021 gedurende 2,5 jaar plaatsen inkoopt bij een kinderopvangaanbieder met de optie tot verlenging met één jaar;

• Deze aanbieder voldoet aan de door de gemeente gestelde eisen;

• In elke kern gemeentelijk gesubsidieerde peuterplaatsen worden aangeboden.

 

besluiten:

 

vast te stellen de volgende regeling:

 

Nadere regels gemeentelijk gesubsidieerde plaatsen in het peuterprogramma Bladel 2021

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • 1.

    Gemeente: de gemeente Bladel.

  • 2.

    Voor- en Vroegschoolse educatie (VVE): uitvoering van een door het college gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten.

  • 3.

    VVE-indicatie: Indicatie voor Voor- en Vroegschoolse Educatie, afgegeven door het consultatiebureau. Kinderen met een VVE-indicatie behoren tot de zogenaamde ‘doelgroepkinderen’.

  • 4.

    Doelgroepkinderen: een kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar uit de gemeente Bladel dat een indicatie VVE krijgt op basis van één of meer van de volgende criteria:

    • a.

      Het kind heeft (een risico op) een achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling;

    • b.

      Het kind heeft (een risico op) een achterstand in de spraak/taalontwikkeling;

    • c.

      Het kind heeft (een risico op) een spraak- of taalachterstand in de Nederlandse taal bij wie de thuistaal niet Nederlands is.

  • 5.

    Niet-doelgroepkinderen: kinderen in de leeftijd 2 tot 4 jaar uit de gemeente Bladel zonder indicatie VVE.

  • 6.

    Kinderopvang: een in het landelijke register kinderopvang (LRK) ingeschreven kindercentrum als bedoeld in artikel 1.46, tweede lid van de Wet Kinderopvang.

  • 7.

    Kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, in de kosten van kinderopvang en als geregeld in Hoofdstuk 1, Afdeling 2, van de Wet kinderopvang.

  • 8.

    Peuterprogramma: het door de databank van het Nederlands Jeugdinstituut erkende voorschoolse programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen van 2 jaar tot 3 jaar op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • 9.

    Stuurgroep VVE: een overleg over voor- en vroegschoolse educatie dat drie à vier keer per jaar plaatsvindt waarin het basisonderwijs, kindcentra, het consultatiebureau en de gemeente Bladel vertegenwoordigd zijn

 

Artikel 2 Reikwijdte nadere regels en algemene voorschriften voor een gesubsidieerde plaats in het peuterprogramma

Ouders/verzorgers kunnen in aanmerking komen voor een gemeentelijke subsidieplaats in het peuterprogramma:

  • 1.

    Doelgroepkinderen hebben recht op een peuterplaats van maximaal 16 uur verspreid over 4 dagdelen:

    • a.

      indien er recht is op kinderopvangtoeslag: voor de eerste twee dagdelen moet de kinderopvangtoeslag worden aangewend. Er is geen recht op het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma. Voor het derde en vierde dagdeel kan gebruik worden gemaakt van het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma. Voor deze twee dagdelen zijn daar geen kosten voor ouders aan verbonden.

    • b.

      indien er geen recht is op kinderopvangtoeslag: voor alle vier de dagdelen kan gebruik worden gemaakt van het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma. Voor het eerste en tweede dagdeel wordt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage gevraagd. Voor het derde en vierde dagdeel wordt aan de ouders geen kosten in rekening gebracht.

  • 2.

    Niet-doelgroepkinderen hebben recht op een peuterplaats van maximaal 8 uur verspreid over 2 dagdelen:

    • a.

      indien er recht is op kinderopvangtoeslag: voor beide dagdelen moet de kinderopvangtoeslag worden aangewend. Het kind heeft geen recht op het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma.

    • b.

      indien er geen recht is op kinderopvangtoeslag: voor beide dagdelen kan gebruik worden gemaakt van het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma. De ouders/verzorgers betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

 

Artikel 3 Ouderbijdrage

  • 1.

    Ouders/verzorgers betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage conform de ‘VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk’. Deze tabel wordt jaarlijks aangepast en de ouderbijdrage wordt daarmee jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast.

  • 2.

    Wanneer gebruik gemaakt wordt van een gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma dienen de ouders/verzorgers een ouderbijdrage te betalen aan de kinderopvangaanbieder.

  • 3.

    De kinderopvangaanbieder brengt geen andere ‘verplichte kosten’ bij ouders/verzorgers in rekening.

 

Artikel 4 Peuterprogramma

  • 1.

    Voor het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma wordt een door de databank van het Nederlands Jeugdinstituut erkend voorschools programma gebruikt dat zich richt op de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • 2.

    Het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma voor niet-doelgroepkinderen duurt in totaal maximaal 8 uur per week, verspreid over twee dagdelen per week. Het gemeentelijke gesubsidieerd peuterprogramma voor doelgroepkinderen duurt in totaal 16 uur per week, verspreid over vier dagdelen.

  • 3.

    Het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma wordt aangeboden gedurende 40 weken per jaar.

  • 4.

    Het peuterprogramma wordt aangeboden aan kinderen in de leeftijd van 2 jaar tot 4 jaar.

  • 5.

    Op een groep waaraan het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma wordt aangeboden staat minimaal één beroepskracht per 8 kinderen. In groepen van 9 tot maximaal 16 kinderen staan twee beroepskrachten.

  • 6.

    Op de locaties waar doelgroepkinderen worden geplaatst wordt op de betreffende groep voldaan aan de eisen vanuit Domein 8 (Voorschoolse Educatie) waar de GGD op toetst.

  • 7.

    Er wordt gebruik gemaakt van een kind-volgsysteem.

 

Artikel 5 Kinderopvangaanbieder

  • 1.

    De kinderopvangaanbieder houdt altijd een intake- en eindgesprek met de ouders/verzorgers. Daarnaast vindt jaarlijks een tienminutengesprek met de ouders/verzorgers plaats.

  • 2.

    De kinderopvangaanbieder zorgt ervoor dat informatie over het kind, met toestemming van de ouders/verzorgers, wordt overgedragen aan de ontvangende basisschool wanneer het kind naar groep 1 gaat. Bij doelgroepkinderen en kinderen met behoefte aan extra zorg betreft het een zogeheten warme overdracht van voorschoolse- naar vroegschoolse educatie. Dit houdt in dat het overdrachtsformulier in een persoonlijk gesprek met de leerkracht van groep 1 wordt besproken.

  • 3.

    De kinderopvangaanbieder werkt aantoonbaar samen met het basisonderwijs, op het gebied van pedagogische visie en thema’s.

  • 4.

    De kinderopvangaanbieder heeft bindende en aantoonbare afspraken met alle relevante basisscholen over de doorlopende leerlijn.

  • 5.

    De kinderopvangaanbieder zorgt ervoor dat er periodiek overleg is met de aanbieder jeugdgezondheidszorg over doelgroepkinderen en kinderen met behoefte aan extra zorg.

  • 6.

    De kinderopvangaanbieder voldoet aan alle wettelijke eisen die gesteld worden in de Wet OKE (Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie), Wet kinderopvang en Wet Primair Onderwijs. De kinderopvangaanbieder houdt zich ook aan de wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Daarnaast voldoen de beroepskrachten aan de wettelijke vereisten. De kinderopvangaanbieder stelt jaarlijks een opleidingsplan op waarin staat beschreven hoe kennis en vaardigheden in voorschoolse educatie van beroepskrachten worden onderhouden.

  • 7.

    De kinderopvangaanbieder participeert in de stuurgroep VVE Bladel en de Lokale Educatieve Agenda.

  • 8.

    De kinderopvangaanbieder betrekt ouders/verzorgers actief bij het VVE-aanbod.

  • 9.

    De kinderopvangaanbieder werkt mee aan de uitvoering van de VVE monitor en past verbeteraspecten toe volgens de kwaliteitscyclus.

 

Artikel 6 Totstandkoming en beëindiging opdracht

  • 1.

    De ouders/verzorgers die in aanmerking willen komen voor het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma maken dit kenbaar bij de kinderopvangaanbieder die het gesubsidieerde peuterprogramma aanbiedt en de locatie waar zij hun peuter naar toe willen brengen.

  • 2.

    De ouders/verzorgers leveren vervolgens het inschrijfformulier en benodigde bescheiden aan bij de kinderopvangaanbieder.

  • 3.

    De kinderopvangaanbieder toetst of de ouders/verzorgers in aanmerking komen voor het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma en wat de hoogte van de ouderbijdrage is

  • 4.

    De kinderopvangaanbieder start de plaatsingsprocedure op het moment dat is vastgesteld dat de ouders/verzorgers in aanmerking komen voor een gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma. Aanmelding door de ouders/verzorgers is mogelijk vanaf 9 maanden voor de startleeftijd.

  • 5.

    De ouders/verzorgers sluiten een overeenkomst met de kinderopvangaanbieder.

  • 6.

    Het recht op een gemeentelijke peuterplaats stopt of wijzigt in ieder geval op het moment dat een kind naar de basisschool gaat, de duur van de VVE-indicatie is verstreken en/of de ouders/verzorgers hier niet meer voor in aanmerking komen.

 

Artikel 7 Plaatsingsprocedure en wachtlijstbeleid

  • 1.

    Kinderen die in aanmerking komen voor het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma worden door de kinderopvangaanbieder zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden geplaatst nadat de kinderen de startleeftijd hebben bereikt indien er voldaan is aan:

    • a.

      het kind uiterlijk 6 maanden voor startleeftijd / gewenste ingangsdatum is aangemeld; en

    • b.

      de ouder uiterlijk 3 maanden voor startleeftijd / gewenste ingangsdatum heeft voldaan aan de geëiste toetsing.

  • 2.

    Gewenste dagdelen worden zoveel mogelijk toegekend maar kunnen niet worden gegarandeerd.

  • 3.

    Plaatsing is afhankelijk van beschikbaarheid. Indien er geen plaats is op de gewenste locatie dan wordt er een plaats aangeboden op een andere locatie binnen de gemeente. Uiterlijk drie maanden na de startleeftijd / gewenste ingangsdatum, mits voldaan is aan de voorwaarden genoemd onder lid 1, wordt er een plaats aangeboden op de gewenste locatie.

  • 4.

    Indien een kind minder dan 6 maanden voor de startleeftijd is aangemeld of de ouders/verzorgers hebben niet tijdig voldaan aan de toetsingseisen kunnen de gegarandeerde plaatsingstermijnen worden verlengd.

  • 5.

    De kinderopvangaanbieder heeft acceptatieplicht. Doelgroepkinderen krijgen voorrang indien er sprake is van een wachtlijst. Op het moment dat de kinderopvangaanbieder een kind niet kan plaatsen, meldt zij dit per ommegaande aan de ouders/verzorgers. Indien het een doelgroepkind betreft, wordt dit, na schriftelijke toestemming van de ouders/verzorgers ook gemeld aan het consultatiebureau.

 

Artikel 8 Hardheidsclausule

De gemeente kan in individuele gevallen van één of meer bepalingen van deze nadere regels afwijken dan wel deze buiten toepassing laten, voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 9 Intrekking eerder besluit

De ‘Beleidsregels gemeentelijk gesubsidieerde plaatsen in het peuterprogramma Bladel 2018, vastgesteld op 8 augustus 2017, worden ingetrokken.

 

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021.

 

Artikel 11 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Nadere regels gemeentelijk gesubsidieerde plaatsen in het peuterprogramma Bladel 2021.

 

Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 15 december 2020.

Het college voornoemd,

de secretaris, drs. E.L.C.M. Mol

de burgemeester, ir. R.P.G. Bosma

Naar boven