Gemeenteblad van Heerlen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Heerlen | Gemeenteblad 2020, 337420 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Heerlen | Gemeenteblad 2020, 337420 | Beleidsregels |
Gemeente Heerlen - Beleidsregel van burgemeester en wethouders van Heerlen houdende bepalingen inzake de bijzondere bijstand (Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Heerlen 2021)
Hoofdstuk 1 Algemene richtlijnen
Indien het inkomen gelijk is of lager ligt dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, zoals bedoeld in de artikelen 20, 21, 22 en 23 van de Pw, wordt geen draagkracht uit inkomen aanwezig geacht. Het inkomen, voor zover dat meer bedraagt dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht uit inkomen in aanmerking genomen.
3a In afwijking van het bepaalde in het vorige lid bedraagt de inkomens-grens voor de kosten van schuldenbewind per 1 januari 2021 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Het inkomen voor zover dat meer bedraagt dan 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht in aanmerking genomen.
Artikel 9 Duurzame gebruiksgoederen
Voor duurzame gebruiksgoederen wordt alleen de aanschaf van tweedehands producten vergoed.
Artikel 10 Overige inrichtingskosten
Voor overige inrichtingskosten wordt maximaal 75% van de bedragen zoals genoemd in de NIBUD prijzengids vergoed.
Hoofdstuk 5 Jongeren- en woonkostentoeslag
De hoogte van de bijzondere bijstand op basis van artikel 12 Pw is het verschil tussen de van toepassing zijnde jongerennorm van artikel 20 Pw en 50% van de gehuwdennorm (incl. VT) als bedoeld in artikel 21 onder b Pw.
Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Heerlen van 15 december 2020.
de burgemeester,
drs. R. Wever
de secretaris a.i.,
L. Schouterden
In deze beleidsregel worden beleidsuitgangspunten vastgelegd. Deze hebben betrekking op zowel bijzondere bijstand op basis van de Participatiewet als bovenwettelijk begunstigend gemeentelijk beleid. Afwijken op grond van persoonlijke omstandigheden is nadrukkelijk mogelijk, uiteraard mits gemotiveerd.
Criteria die bij de beoordeling van bijzondere bijstand een rol spelen zijn:
• Is er sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten ?
• Kunnen de kosten niet uit eigen inkomen/vermogen betaald worden ?
• Was het wel/niet mogelijk om voor de kosten te reserveren ?
• Kunnen de kosten uit oogpunt van solidariteit en armoedebestrijding in redelijkheid (gedeeltelijk) voorrekening van belanghebbende komen ?
• Is er een voorziening waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken ter bekostiging van de kosten ?
Bijzondere bijstand is alleen mogelijk als:
a. een adequate voorliggende voorziening ontbreekt of;
b. er sprake is van noodzakelijke kosten die door bijzondere omstandighe-den veroorzaakt zijn of worden en die volgens het oordeel van het college niet betaald kunnen worden uit het (gezins-) inkomen en vermogen en;
c. er gekozen is voor een adequate voorziening;
Van de kosten waarop de aanvraag betrekking heeft dienen nota's overgelegd te worden en offertes mogen niet ouder dan 1 maand zijn.
Tenzij anders vermeld zijn de draagkrachtregels van artikel 3 van deze beleidsregel van toepassing.
(Alleen artikelen waarbij een toelichting noodzakelijk is, zijn opgenomen)
Hoofdstuk 1 Algemene richtlijnen
De gekozen formulering kan op twee manieren worden geïnterpreteerd:
1. De kosten doen zich voor als de behandeling heeft plaatsgevonden (b.v. bij medische kosten) en
2. De kosten doen zich voor als een rekening wordt verstuurd (datum nota).
Door de introductie van de kostendelersnorm ingaande 1 januari 2015 zouden veel mensen die nu recht op bijzondere bijstand hebben dat niet meer hebben, aangezien de kostendelersnorm lager is. Dat willen we niet. Daarom is gezocht naar een systematiek die zoveel mogelijk bestaande rechten respecteert. Dat doen we door bij de vaststelling van de draagkracht géén rekening te houden met de kostendelersnorm, maar uit te gaan van de “reguliere normen” uit artikel 20 t/m 23 van de Participatiewet.
Daarnaast wordt de draagkracht per 1 januari 2017 voor de individuele bijzondere bijstand voor de kosten niet voor direct levensonderhoud uitgedrukt in een percentage van de op de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm, namelijk: 120%. Dit percentage is afgestemd op de draagkracht-normen van Stichting Leergeld, zodat er voor de kindregelingen uit het Kindpakket (bestaande uit zowel regelingen van Stichting Leergeld als de gemeente Heerlen) eenzelfde toegankelijk-heid bestaat.
Dit artikel is nieuw, naar aanleiding van een door de gemeenteraad op 5 november 2020 aangenomen motie, waarin aan het college is opgedra-gen:
1. De inkomensgrens voor een bijdrage uit de bijzondere bijstand alleen te
verlagen bij schuldenbewind en niet bij beschermingsbewind zonder schulden;
2. Te financieren uit het positieve saldo novembernota 2020;
3. In 2021 te evalueren welke gevolgen de wijziging in het beleid voor bewindvoering heeft.
Dit artikel is de nadere uitwerking van het derde lid.
Alle inkomen boven het bedrag als bedoeld in het 2e lid van dit artikel wordt in aanmerking genomen als draagkracht.
Een vastgestelde draagkracht kan gedurende het jaar gewijzigd worden bij een naar het oordeel van het college ingrijpende wijziging in de financiële omstandigheden. De om deze reden gewijzigde draagkracht heeft geen gevolgen voor de reeds uitbetaalde bijzondere bijstand in dat kalenderjaar tenzij er sprake is van schending inlichtingenplicht op grond van artikel 17 van de Participatiewet.
Het college kan bijzondere bijstand weigeren, als de kosten binnen twaalf maanden een bedrag van € 130,00 (bedrag per 1 juli 2017) niet te boven gaan (art. 35 lid 2 Participatiewet). Heerlen heeft een lager drempelbedrag vastgesteld van € 50,00 per jaar.
Een samenwerkingsverband van 19 Zuid-Limburgse gemeenten (Beek, Brunssum, Onderbanken, Landgraaf, Heerlen, Kerkrade, Nuth, Simpelveld, Voerendaal, Maastricht, Eijsden, Gulpen-Wittem, Margraten, Meerssen, Vaals, Schinnen, Sittard-Geleen, Stein en Valkenburg aan de Geul), biedt aan inwoners met een laag inkomen de mogelijkheid om deel te nemen aan een collectieve zorgverzekering. De huidige collectieve zorgverzeke-raar is VGZ. De collectieve zorgverzekering bestaat uit één integraalpakket van basisverzekering en aanvullende verzekering. Deelnemers hebben hierin geen keuze. Onder ‘laag inkomen’ wordt verstaan een inkomen tot 150% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Hiermee wordt bedoeld dat de mogelijke vergoeding op grond van de collectieve zorgverzekering VGZ Zuid-Limburgpakket leidend is. We verstrekken geen bijzondere bijstand als de collectieve zorgverzekeraar een volledige vergoeding voor de kosten kent, zulks ongeacht of mensen al dan niet deelnemen aan de collectieve zorgverzekering of bij een andere zorgverzekeraar verzekerd zijn. Als iemand bijvoorbeeld bij CZ verzekerd is en deze verzekeraar kent een lagere vergoeding, dan wordt voor het verschil geen bijzondere bijstand verleend.
De collectieve zorgverzekeraar vergoedt niet alles (volledig). In dat geval wijzen we niet zonder-meer af. De Wet langdurige zorg (Wlz), de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) gelden als voorliggende, toereikende en passende voorziening. We voeren bovenwettelijk begunstigend beleid, gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
• we gaan uit van de vergoeding van de collectieve zorgverzekering;
• het moet gaan om reguliere geneeskunde c.q. een erkende behande-ling;
• de kosten moeten in Nederland opkomen;
• er moet sprake zijn van een gebruikelijk kostenniveau;
• er moet sprake zijn van een aantoonbare medische noodzaak;
• de kosten kunnen niet uit eigen inkomen/vermogen betaald worden;
• reserveren was niet mogelijk.
Onder zelfzorgmiddelen vallen zowel zelfzorggeneesmiddelen als andere medische zelfzorgmiddelen. Een zelfzorgmedicijn of zelfzorggeneesmiddel is een eenvoudig medicijn dat zonder recept verkrijgbaar is, zoals pijnstillers, hoestdranken, neusdruppels, anti-diarreemiddelen, anti-wagenziekte, smeermiddelen tegen spierpijn of pijn na kneuzingen. Voorbeelden zijn paracetamol, ibuprofen, aspirine, trachitol, antimycotica en antacida.
Naast zelfzorggeneesmiddelen zijn er ook andere medische zelfzorgmid-delen, zoals apparatuur om de bloeddruk te meten, thermometers etc. . Deze kosten komen niet voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking.
Lid 3 sub b Reguliere geneeskunde
Bijzondere bijstand is enkel mogelijk voor wetenschappelijk aanvaarde behandelingen waarvoor algemeen aanvaard wetenschappelijk bewijs van geneeskundige effectiviteit geleverd is. De kosten van alternatieve en experimentele geneeswijzen alsmede kwakzalverij komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Lid 3 sub c Behandeling in Nederland
De bijstand is gebaseerd op het territorialiteitsbeginsel. Dat betekent dat in beginsel geen vergoeding mogelijk is voor kosten die buiten Nederland gemaakt worden. Alleen wegens zeer dringende redenen kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. Er moet dan sprake zijn van een acute noodsituatie.
Lid 3 sub d Uitgesloten van verzekering
De Rijksoverheid beslist wat er in het basispakket zit en zorgverzekeraars bepalen wat er in de aanvullende verzekering zit. Als kosten onder beide zijn uitgesloten vindt er ook geen vergoeding via de bijzondere bijstand plaats. Een bekend voorbeeld van dergelijke niet voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn maagzuurremmers en benzodiazepinen (slaap- en kalmeringsmiddelen). Een ander voorbeeld zijn Ivf-behandelingen boven een bepaalde leeftijd.
Artikel 6 Additionele kosten uit medische noodzaak
Als de noodzaak voor een maaltijdvoorziening vast staat, komen wij tegemoet in de kosten. Ingewikkelde berekeningen of de declaratie van maaltijden kunnen we eenvoudiger tegemoetkomen met een vast bedrag per maand. Voor de beoordeling van de noodzaak van deze kosten was voorheen een onafhankelijk medisch advies verplicht. Dat werkte vertragend en kostenverhogend, dus dat is niet meer verplicht. Als door het college daartoe gemandateerde kan de inkomensconsulent zowel de noodzaak als de verstrekkingsduur zelf bepalen.
Artikel 8 Vorm bijzondere bijstand woonkosten
Een lening bij de Kredietbank is een voorliggende voorziening en de hoogte van de borgstelling wordt vastgesteld door het college. Als de bijstand in de vorm van een geldlening of borgstelling wordt verstrekt dient belanghebbende toestemming te geven voor inhouding van de aflossing op de periodieke uitkering. Onnodige instroom van vorderingen moeten worden voorkomen. Bij de vaststelling van spoor 1 (2007/11804) is besloten dat de gemeente alleen nog leningen verstrekt wanneer ook daadwerkelijk sprake is van een terugbetalingscapaciteit. Een lening verstrekken aan iemand die geen aflossingscapaciteit heeft is immers vragen om problemen. Wij willen wel dat mensen met schulden hulp zoeken. Daarom werd in het verleden de verplichting opgelegd om zich te melden bij Bureau Schuldhulpverleningen mee te werken aan een schuldhulpverleningstraject. Vanaf 1 januari 2018 doen wij dat niet meer in de vorm van een verplichting, maar in de vorm van een aanbod. Als belanghebbende daar gebruik van maakt, dan kan de lening, net als voorheen, worden ongezet in bijstand om niet. Deze formulering is positiever en voorkomt dat er een maatregel moet worden opgelegd wegens het niet meewerken aan een door het college aangeboden voorziening.
Hoofdstuk 4 Financiële hulpverlening
Op basis van de door de gemeenteraad vastgestelde contourennota schuldhulpverlening geldt de KBL als passende en toereikende voorziening voor budgetbeheer. Deze bepaling geldt voor personen die op of na 1 juli 2013 onder budgetbeheer zijn gekomen, omdat op die datum effectuering heeft plaatsgevonden door aanpassing van de beleidsregel.
Hoofdstuk 5 Jongeren- en woonkostentoeslag
Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar wordt verleend als en voor zover:
a. Er sprake is van noodzakelijke kosten van het bestaan waarin niet kan worden voorzien door het delen van deze kosten met (een) ander(en);
b. voor de kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders, omdat:
• de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of
• de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken.
De jongere bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken als:
a. de ouder(s) is/zijn overleden of;
b. de jongere in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening buiten het gezin is geplaatst;
c. de jongere op de ingangsdatum van de bijstandverlening 12 maanden of langer zelfstandig woont;
d. er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de minderjarige zelf geen verandering kan worden gebracht. Hiertoe dient een indicatie te worden gegeven door een hulpverlenende instantie.
Artikel 14 Woonkostentoeslag huurwoning
Woonkostentoeslag vult gaten op die de huurtoeslag laat vallen. Bedragen de woonkosten meer dan de maximale huurgrens, dan kan op grond van individuele omstandigheden overwogen worden om een (aanvullende) woonkostentoeslag te verlenen. In dit verband wordt in ieder geval aandacht besteed aan het betoonde besef van verantwoordelijkheid: was er reeds sprake van deze hoge woonkosten voordat men in bijstandsbe-hoeftige omstandigheden verkeerde, was de ontstane situatie te voorzien en dus te voorkomen? Daarnaast speelt de situatie op de lokale woningmarkt een rol. Als er aanleiding bestaat om een woonkostentoeslag te verstrekken, wordt de hoogte hiervan vastgesteld op het verschil tussen de vastgestelde woonkosten en de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximale huurgrens. De woonkosten-toeslag wordt in dit geval toegekend voor de periode van maximaal 1 jaar.
Daarbij wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting. De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend kan na afloop tijdelijk worden verlengd als het nog niet beschikken over goedkopere woonruimte niet verwijtbaar is.
Artikel 15 Woonkostentoeslag eigendomswoning
Eigenaren van woningen hebben geen recht op huurtoeslag. Bij een laag inkomen en hoge woonkosten kunnen zij in aanmerking komen voor woonkostentoeslag. Bij bepaling van de hoogte hiervan wordt aangesloten bij de regels voor woonkostentoeslag aan huurders, dus het systeem van de WHT. Een verschil is echter dat woonkostentoeslag aan eigenaren jarenlang kan voortduren, terwijl huurders doorgaans doorschuiven naar de huurtoeslag.
De woonkosten van eigenaren die in aanmerking worden genomen zijn:
■ De rente die verband houdt met de woning. Het gaat hier meestal om hypotheekrente. De jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde hypotheekrente moet hierop in mindering worden gebracht.
■ Hypotheekrente voor leningen anders dan voor de woning, bijv. voor een auto of caravan, mogen niet worden meegeteld.
■ Zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals:
■ eigenaarsdeel waterschapslasten;
■ eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (dus niet het gebruikersdeel).
• installatie centrale verwarming
• algemeen beheer en administratie (bij flats en appartementen).
De aflossing van de hypotheek telt niet mee; dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken.
Artikel 16 Woonkostentoeslag doorgangshuis Blijf van mijn lijf
Personen die verblijven in een doorstroomhuis van de Stichting Blijf van mijn Lijf staan niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) op het adres van het doorstroomhuis. Zij kunnen daarom geen huurtoeslag claimen. Bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag kan daarom op aanvraag
worden verstrekt als aan alle andere voorwaarden voor het recht wordt voldaan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-337420.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.