VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN TOERISTENBELASTING 2021

 

De raad van de gemeente Halderberge;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 november 2020;

 

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet,

 

BESLUIT

 

vast te stellen de:

 

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN TOERISTENBELASTING 2021

 

 

 

 

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

 

Artikel 2 Belastingplicht

1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1.

 

2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

 

3. Als er geen belastingplichtige is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

 

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

a. van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

b. van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

c. op vaartuigen ter zake van welk verblijf watertoeristenbelasting is verschuldigd.

 

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

 

Artikel 5 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

1. Deze verordening verstaat onder:

a. kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

b. kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.

c. vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van eenzelfde kampeermiddel gedurende een seizoen of een jaar.

d. seizoen: het tijdvak van 1 april tot en met 30 september.

 

2. Voor kampeermiddelen op vaste standplaatsen kan het aantal overnachtingen op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige forfaitair worden vastgesteld.

 

3. Bij de forfaitaire berekening voor kampeermiddelen op vaste standplaatsen wordt per standplaats:

a het aantal overnachtende personen gesteld op 2,7 personen

b. het aantal nachten gesteld op: als een kampeermiddel in het belastingjaar geschikt is voor gebruik of alleen mag worden gebruikt:

1o 76 nachten voor één jaar

2o 69 nachten voor één seizoen

3o 23,67 nachten voor één maand

4o 8,67 nachten voor elke maand meer

 

Artikel 6 Belastingtarief

Per overnachting bedraagt het tarief € 1,15.

 

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 9 Voorlopige aanslag

Na aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

 

Artikel 10 Aanslaggrens

Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven.

 

Artikel 11 Aangifte

1. Het uitnodigen tot het doen van aangifte wordt gedaan door:

a. het uitreiken of toezenden van een aangiftebiljet;

b. het op elektronische wijze uitreiken of toezenden van een aangiftebrief waarin wordt verzocht om aangifte te doen op de wijze als bedoeld in het tweede lid, letter b.

 

2. Het doen van aangifte geschiedt door:

a. het inleveren of toezenden van het aangiftebiljet met de daarbij gevraagde bescheiden;

b. het op elektronische wijze toezenden van de door de betreffende programmatuur gevraagde gegevens.

 

Artikel 12 Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

 

2. Het bedrag inzake een bestuurlijke boete is invorderbaar uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

 

3. In afwijking van de voorgaande leden moet een voorlopige aanslag worden betaald in zoveel gelijke termijnbedragen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het jaar van de dagtekening overblijven, met dien verstande dat het aantal betalingstermijnen steeds minimaal twee telt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

 

4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de voorgaande termijnen.

 

Artikel 13 Registratieplicht

1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gehouden een registratie te houden waaruit het aantal overnachtingen als bedoeld in artikel 4 blijkt.

 

2. De verplichting als bedoeld in de voorgaande lid geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 5.

 

Artikel 14 Kwijtschelding

Bij de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 15 Overgangsrecht

De ‘Verordening toeristenbelasting Halderberge 2020’ van 19 december 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 16 tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 16 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

 

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

 

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: 'Verordening toeristenbelasting Halderberge 2021’.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 december 2020.

De griffier, De voorzitter,

drs. A. Koenen drs. B.J.A. Roks

Naar boven