Verordening Kinderopvang op sociale en/of medische indicatie Stadskanaal 2020

 

De raad van de gemeente Stadskanaal;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 november 2020, nr. Z-19-055781/D/20/189990;

 

 

b e s l u i t :

 

1. de Verordening Kinderopvang op sociale en/of medische indicatie Stadskanaal 2020 vast te stellen, die luidt als volgt:

 

Artikel 1 begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal;

    • b.

      De raad: de gemeenteraad van de gemeente Stadskanaal;

    • c.

      Aanvrager: de persoon die ten behoeve van zichzelf of zijn partner een tegemoetkoming vraagt

    • d.

      Het kind: het eigen kind, pleegkind of stiefkind van aanvrager en/of diens partner, voor wie aanvrager of diens partner aanspraak kan maken op kinderbijslag;

    • e.

      Partner: de persoon met wie aanvrager is gehuwd of een geregistreerd partnerschap voert dan wel met wie de aanvrager een gezamenlijke huishouding voert;

    • f.

      Sociale en/of medische indicatie gezin: als naar het oordeel van het college aantoonbaar sprake is van een aanwezige of dreigende beperking of belemmering die het kind in zijn of haar ontwikkeling schaadt en de kinderopvang de enige mogelijkheid is om die beperking of belemmering op te heffen of te verminderen;

    • g.

      Ondersteuningsplan: kan bestaan uit twee onderdelen, namelijk een schriftelijke weergave van het onderzoek naar de gezinssituatie en/of een gespreksverslag.

    • h.

      Tegemoetkoming: een financiële bijdrage in de kosten van opvang van het kind op grond van een sociale en/of medische indicatie gezin;

    • i.

      Vreemdeling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Vreemdelingenwet 2000;

    • j.

      Peildatum: datum aanvraag.

    • k.

      Functionaris: medewerker in dienst van of ingehuurd door de gemeente Stadskanaal.

  • 2.

    Voor andere begrippen dan die uit lid 1 gelden de definities die staan in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

 

Artikel 2 aanspraak op een tegemoetkoming

Een aanvrager heeft, behoudens artikel 3, aanspraak op een tegemoetkoming, indien

  • a.

    Er voor de kinderopvang een sociale en/of medische indicatie gezin is; én

  • b.

    De opvang voldoet aan de bepalingen genoemd in de Wet kinderopvang én

  • c.

    Het kind op hetzelfde adres als aanvrager staat ingeschreven in de basisregistratie personen van de gemeente Stadskanaal én

  • d.

    Reeds voorafgaand aan de aanvraag voor Kinderopvang op grond van sociale of medische indicatie gebruik werd gemaakt van een vorm van kinderopvang én

  • e.

    Voorafgaand aan de aanvraag voor Kinderopvang op grond van sociale of medische indicatie recht bestond op kinderopvangtoeslag.

 

Artikel 3 geen aanspraak op een tegemoetkoming

Een aanvrager heeft geen aanspraak op een tegemoetkoming als:

  • a.

    Er een passende voorliggende voorziening is zoals, zoals bijvoorbeeld reguliere kinderopvang (Wko), VVE, gefinancierde opvang, informele opvang (familie, kennissen etc.).

  • b.

    De aanvrager en/of het kind een vreemdeling is en niet gelijk is te stellen met een Nederlander, conform artikel 1 van de Participatiewet;

  • c.

    Geen gebruik gemaakt wordt van de goedkoopste toereikende voorziening; of

  • d.

    De aanvrager of diens partner niet bereid is om hulpverlening te accepteren om aan de oorzaak van de reden voor de aanvraag te werken.

  • e.

    De aanvrager of diens partner niet meewerkt aan het traject dat wordt ingezet om de oorzaak van de reden voor de aanvraag weg te nemen.

 

Artikel 4 aanvragen

  • 1.

    Een aanvraag maakt altijd onderdeel uit van een ondersteuningsplan voor het kind/gezin.

  • 2.

    Een aanvraag voor een tegemoetkoming bevat:

    • a.

      Naam, adres en Burgerservicenummer van aanvrager

    • b.

      Indien van toepassing naam, adres en Burgerservicenummer van de partner

    • c.

      Naam, geboortedatum, Burgerservicenummer van het kind waarvoor wordt aangevraagd;

    • d.

      Een advies van een functionaris met betrekking tot de gewenste inzet.

    • e.

      Een kopie van het aanmeldingsformulier van de kinderopvanginstelling.

    • f.

      Een recente inkomensverklaring.

  • 3.

    Voor het indienen van een aanvraag maken aanvrager en functionaris gebruik van het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

  • 4.

    Als aanvrager een partner heeft wordt het aanvraagformulier medeondertekend door de partner.

 

Artikel 5 beslis- en beschiktermijn

Het college neemt binnen tien werkdagen na indiening van de aanvraag een besluit.

 

Artikel 6 ingangsdatum tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming compleet door het college in ontvangst is genomen.

  • 2.

    Als op het in het eerste lid genoemde datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verstrekt met ingang van de datum waarop weer kinderopvang zal plaatsvinden.

  • 3.

    Het college kan, indien zich naar het oordeel van het college bijzondere omstandigheden voordoen, in afwijking van het eerste lid de tegemoetkoming eerder laten ingaan, mits de aanvraag binnen dertig dagen na de start van de opvang is ontvangen.

 

Artikel 7 duur van de tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt slechts verleend voor het aantal uren per week en de duur waarvoor de inzet van de kinderopvang op sociale gronden naar het oordeel van het college noodzakelijk is.

  • 2.

    De tegemoetkoming wordt toegekend voor maximaal drie maanden.

  • 3.

    Indien het college het noodzakelijk acht, vindt verlenging van de tegemoetkoming plaats met steeds drie maanden, op basis van een onderbouwd advies van de betrokken functionaris, en na afstemming met aanvrager

 

Artikel 8 hoogte van de vergoeding

Aanvrager maakt aanspraak op een vergoeding van de kosten voor de uren of dagdelen die geïndiceerd zijn, verminderd met een eigen bijdrage. Deze eigen bijdrage wordt bepaald aan de hand van de voor dat jaar geldende kinderopvangtoeslagentabel zoals deze wordt vastgesteld door de Rijksoverheid.

 

Artikel 9 wijziging of beëindiging tegemoetkoming

  • 1.

    De vastgestelde tegemoetkoming wordt gewijzigd of beëindigd als het kind minder uren gebruik maakt of hoeft te maken van kinderopvang dan waarop de vastgestelde tegemoetkoming is gebaseerd.

  • 2.

    De vastgestelde tegemoetkoming wordt beëindigd zodra aanvrager, diens partner en/of kind, niet meer voldoen aan een of meer van de volgende artikelen van deze verordening: artikel 2, 3 en 7.

 

Artikel 10 betaling

De betaling van de tegemoetkoming (verminderd met de eigen bijdrage) vindt na ontvangst van de nota plaats aan de instelling alwaar het kind is geplaatst.

 

Artikel 11 verplichtingen van aanvrager

  • 1.

    De ouder doet al het mogelijke om de periode waarin noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen, zo kort mogelijk te laten zijn.

  • 2.

    De ouder doet al het mogelijke om het aantal uren waarop noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen zo gering mogelijk te laten zijn.

  • 3.

    Aanvrager doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijke mededeling van inlichtingen en gegevens die leiden tot wijziging of beëindiging van de tegemoetkoming. Hieronder worden verstaan gegevens:

    • a.

      Over wijzigingen in de beperkingen of belemmeringen van het kind en/of de ouder;

    • b.

      Wijzigingen in inkomsten;

    • c.

      Wijzigingen in omstandigheden (waaronder in ieder geval te verstaan: leefsituatie, verhuizing, gewijzigd verblijfsdocument).

  • 4.

    In de periode waarvoor een tegemoetkoming is toegekend, verstrekt aanvrager desgevraagd aan het college, binnen zeven dagen alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en/of de hoogte van de tegemoetkoming van belang zijn.

  • 5.

    Het college wijzigt of trekt de toekenningbeschikking in en vordert het hierdoor teveel ontvangen bedrag van aanvrager en diens eventuele partner terug voor zover de inlichtingenplicht niet is nagekomen en hierdoor te veel tegemoetkoming is uitgekeerd.

 

Artikel 12 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening Wet Kinderopvang gemeente Stadskanaal 2004 wordt ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Wet Kinderopvang gemeente Stadskanaal 2004, maar waarop nog niet is beschikt bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld overeenkomstig deze verordening.

 

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    Deze verordening treedt per 1 januari 2021 in werking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Kinderopvang op sociale en/of medische indicatie Stadskanaal 2020.

 

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar zijn oordeel tot een bijzondere en onvoorziene hardheid leidt, ten gunste van het gezin af te wijken van deze verordening, indien daar zeer dringende redenen voor zijn.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2020.

De raad

de heer K. Willems

raadsgriffier

Naar boven