Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Venray houdende regels omtrent subsidie (Algemene subsidieverordening gemeente Venray 2020)

De raad van Venray,

 

gelezen het advies van B en W,

 

gelezen het advies van de commissie,

 

gelet op:

artikel 149 van de Gemeentewet,

 

overwegende dat:

  • -

    door de veranderende en terugtredende rol van de (lokale) overheid, een grotere verantwoordelijkheid bij de burger en maatschappelijke organisaties is komen te liggen,

  • -

    eind 2017 een herziening van de subsidieregels van start is gegaan,

  • -

    doel van deze herziening is te komen tot een toekomstbestendig subsidiekader dat aansluit op de vier uitgangspunten die de raad van Venray heeft vastgesteld:

    • 1.

      Voor wat, hoort wat

      Het maatschappelijk rendement van de activiteiten die een organisatie verricht moet de basis vormen. Aan welke gemeentelijke doelen draagt de activiteit bij? De hoogte van de subsidie is afhankelijk van de mate van het maatschappelijk rendement.

    • 2.

      Subsidie als stimulans

      Subsidie is geen vanzelfsprekendheid en uitgangspunt is tijdelijkheid. Voorwaarde voor subsidieverlening mag zijn dat organisaties aantonen hoe zij zelfredzaam worden.

      Uitzondering: verlenging van subsidieverstrekking is mogelijk als de organisatie aantoont voldoende inspanningen te hebben gedaan en er een maatschappelijk rendement is.

    • 3.

      Kwalitatieve ontwikkeling

      Nieuwe initiatieven en concepten moeten een kans krijgen om te groeien. Ook hierbij gaat het over het maatschappelijk rendement van de activiteiten van organisaties. Aan welke gemeentelijke doelen draagt de activiteit bij?

    • 4.

      Samenwerking

      Samenwerking stimuleren (niet dwingen).

  • -

    door middel van een dialoog met de betrokken organisaties draagvlak is gezocht voor de vier voornoemde uitgangspunten en deze per beleidsterrein nader worden uitgewerkt,

besluit:

  • -

    vast te stellen de Algemene subsidieverordening gemeente Venray 2020;

  • -

    in te trekken de Algemene subsidieverordening gemeente Venray, door de raad vastgesteld op 30 oktober 2007.

 

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE VENRAY 2020

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    de raad: de raad van de gemeente Venray;

  • c.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venray;

  • d.

    de gemeente: de gemeente Venray;

  • e.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door het college verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als de betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten;

  • f.

    subsidieverlening: het toekennen van subsidie voor een bepaalde activiteit, voor een bepaald subsidietijdvak, waardoor de aanvrager een voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen krijgt, mits de aanvrager de activiteit uitvoert en zich houdt aan de opgelegde verplichtingen;

  • g.

    subsidievaststelling: het definitief beslissen dat de aanvrager subsidie ontvangt ter hoogte van een bepaald bedrag, waardoor de aanvrager een aanspraak op betaling krijgt;

  • h.

    directe subsidievaststelling: de subsidievaststelling vóór aanvang van het subsidietijdvak zonder voorafgaande subsidieverlening;

  • i.

    subsidietijdvak: kalenderjaar, schooljaar, periode van 12 aaneengesloten maanden, of periode van 4 jaar;

  • j.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor verstrekking van subsidies;

  • k.

    incidentele subsidie: subsidie die voor het eerst wordt aangevraagd, voor incidentele projecten, voor activiteiten die niet regelmatig terugkeren en die voor een van tevoren bepaalde periode van maximaal 4 jaar aaneensluitend kan worden verstrekt;

  • l.

    periodieke subsidie: subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak, voor voortdurende activiteiten die van jaar tot jaar plaatsvinden of zich uitstrekken over meerdere jaren, die voor een periode van maximaal 4 jaar aaneensluitend kan worden verstrekt;

  • m.

    uitvoeringsovereenkomst: een overeenkomst ter uitvoering van het besluit tot subsidieverlening.

  • n.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld (waaronder de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37));

  • o.

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47);

  • p.

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1.

    Deze verordening geldt voor alle gemeentelijke subsidies.

  • 2.

    De raad kan bepalingen van deze verordening buiten toepassing verklaren.

  • 3.

    De raad kan voor een specifiek deel van het gemeentelijk beleid een afzonderlijke subsidieverordening vaststellen.

Artikel 3 Uitvoering verordening

  • 1.

    Het college is belast met de uitvoering van deze verordening en neemt daarbij de volgende vier uitgangspunten voor subsidieverstrekking in acht:

    • a.

      Voor wat hoort wat;

    • b.

      subsidie als stimulans;

    • c.

      kwalitatieve ontwikkeling;

    • d.

      samenwerking.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van deze verordening, zoals welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie binnen de doelstellingen die de raad heeft vastgesteld voor ieder beleidsterrein van de gemeente.

  • 3.

    Het college is bevoegd besluiten te nemen tot verlening en vaststelling van subsidies, alsmede besluiten tot weigering, intrekking of wijziging van subsidies binnen de doelstellingen die de raad heeft vastgesteld voor ieder beleidsterrein van de gemeente.

  • 4.

    Het college is bevoegd om ter uitvoering van het besluit tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst te sluiten.

Artikel 4. Staatssteunregels

  • 1.

    Voor zover dat voor het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij nadere regels afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Als in nadere regels is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijzen de nadere regels naar het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de subsidieverlening naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5 Subsidiebudget, –plafond en indexering

  • 1.

    De raad stelt jaarlijks de subsidiebudgetten vast via de gemeentebegroting. Daarnaast kan de raad bij afzonderlijk besluit financiële middelen beschikbaar stellen ten behoeve van een subsidieaanvraag.

  • 2.

    De raad kan jaarlijks een subsidieplafond en indexcijfer vaststellen.

  • 3.

    In geval van overschrijding van het in het tweede lid genoemde subsidieplafond geeft het college bij de verdeling van het beschikbare budget die aanvragen voorrang, waarvan de inwilliging in vergelijking met andere aanvragen naar verwachting:

    • a.

      van groter belang is voor het realiseren van het gemeentelijk beleid;

    • b.

      meer zal bijdragen aan de verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 4.

    Indien met toepassing van het derde lid redelijkerwijs geen voorrang kan worden bepaald, verdeelt het college het beschikbare subsidiebudget in de volgorde van ontvangst van de aanvragen.

  • 5.

    De raad kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 6.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond wordt tevens vermeld:

    • a.

      de wijze van verdeling, als bedoeld in het derde en vierde lid;

    • b.

      de mogelijkheid van verlaging, als bedoeld in het vijfde lid, en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 7.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de subsidieverlening wordt daarop gewezen.

Artikel 6 Verplichting subsidieaanvrager

  • 1.

    De subsidieaanvrager dient:

    • a.

      rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk te hebben;

    • b.

      op zodanige wijze georganiseerd te zijn dat eventuele personeelsleden, vrijwilligers en degenen waarvoor activiteiten worden georganiseerd, in de gelegenheid zijn invloed uit te oefenen op zijn beleid;

    • c.

      een zodanige administratie te voeren, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen blijken, alsmede de betalingen en ontvangsten;

    • d.

      medewerking te verlenen aan onderzoeken die het college in het kader van subsidiëring nodig acht; de medewerking strekt zover als redelijk en naar omstandigheden mogelijk is;

    • e.

      zijn bezittingen, het in dienst zijnde personeel en de bij de activiteiten betrokken vrijwilligers tegen schade en het risico van wettelijke aansprakelijkheid verzekerd te hebben;

    • f.

      mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs voor de aanvrager duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op subsidie.

  • 2.

    Bij de subsidieverlening kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de wet worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 7 Weigeren subsidie

  • 1.

    Onverminderd artikel 4:25, tweede lid, en artikel 4:35 van de wet, weigert het college subsidieverlening in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard, of

    • c.

      als de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogd gebruik van de subsidiegelden discriminatie oplevert wegens godsdienst, levensovertuiging, ras, geslacht, seksuele geaardheid of welke grond dan ook, behoudens het onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid, weigert het college subsidieverlening in ieder geval als dit in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verleend zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Onverminderd het eerste en tweede lid kan het college subsidieverlening verder weigeren als:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zijn op de gemeente of niet in belangrijke mate ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente , behalve als dit verklaarbaar is vanuit de regionale centrumfunctie van de gemeente ;

    • b.

      de subsidiegelden niet of onvoldoende zullen worden besteed aan het doel waarvoor de subsidie is aangevraagd;

    • c.

      subsidieverlening niet past binnen de doelstellingen die de raad heeft vastgesteld voor de diverse beleidsterreinen van de gemeente dan wel de betreffende activiteiten in dat kader onvoldoende dan wel geen prioriteit hebben;

    • d.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met wetgeving, het algemeen belang of de openbare orde;

    • e.

      de aanvrager over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • f.

      subsidieverlening niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt.

  • 4.

    Voor het weigeren van directe subsidievaststelling zijn de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8 Subsidievormen

Subsidie kan verstrekt worden in de vorm van een incidentele of een periodieke subsidie.

HOOFDSTUK 2 AANVRAAG, SUBSIDIEVERLENING EN –VASTSTELLING

Artikel 9 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een incidentele subsidie moet uiterlijk 8 weken vóór aanvang van de activiteit schriftelijk bij het college ingediend worden.

  • 2.

    Een aanvraag voor een periodieke subsidie moet vóór 1 juni in het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft, schriftelijk bij het college ingediend worden.

  • 3.

    Bij het indienen van de aanvraag overlegt de aanvrager de door het college nader te bepalen gegevens die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn.

  • 4.

    Het college kan modellen of richtlijnen vaststellen voor het indienen van de aanvraag en de gegevens.

  • 5.

    Het college kan in nadere regels andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 10 Subsidieverlening – directe subsidievaststelling

  • 1.

    Het college neemt een besluit over een directe subsidievaststelling dan wel verlening van een incidentele subsidie binnen 8 weken na ontvangst van de subsidieaanvraag.

  • 2.

    Het college neemt een besluit over een directe subsidievaststelling dan wel verlening van een periodieke subsidie uiterlijk op 31 december voorafgaande aan het subsidietijdvak waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 3.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

  • 4.

    Het college geeft in de subsidieverlening of in de directe subsidievaststellingaan welk bedrag zij voor welke activiteit verstrekken, voor welk subsidietijdvak en met welke verplichtingen.

  • 5.

    In de subsidieverlening of in de directe subsidievaststelling wordt door het college aangegeven op welke wijze tot uitbetaling van de subsidie zal worden overgegaan dan wel voorschotten worden gegeven.

  • 6.

    Het college kan in de subsidieverlening bepalen dat na afloop van het subsidietijdvak of de activiteit waarvoor de subsidie is verleend, vaststelling van de subsidie plaatsvindt. In dat geval bepaalt het college bij de subsidieverlening tevens op welke wijze en naar welke maatstaven de vaststelling plaatsvindt.

Artikel 11 Subsidievaststelling

  • 1.

    Indien er sprake is van een subsidieverlening ingevolge artikel 10, zesde lid, van deze verordening, dient de subsidieontvanger vóór een door het college te bepalen datum na afloop van het subsidietijdvak of de activiteit waarvoor de subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2.

    Bij het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling overlegt de subsidieontvanger de door het college nader te bepalen gegevens die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn.

  • 3.

    Het college stelt in dat geval binnen 24 weken de subsidie vast.

  • 4.

    De subsidie kan naast de gevallen, vermeld in artikel 4:46, tweede en derde lid, van de wet, lager worden vastgesteld, indien:

    • a.

      is gebleken dat de subsidie aan andere activiteiten is besteed dan waarvoor zij is verleend;

    • b.

      de ontvanger feitelijk niet of niet voldoende overeenkomstig zijn doelstellingen werkzaam is en hierin ondanks een schriftelijke waarschuwing geen verandering brengt;

    • c.

      de ontvanger naar het oordeel van het college een financieel wanbeleid voert;

    • d.

      de instelling bij rechterlijk vonnis is ontbonden.

Artikel 12 Subsidie-intrekking en -wijziging

  • 1.

    Het college kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen als zich een geval voordoet als genoemd in artikel 4:48, eerste lid en artikel 4:50, eerste lid, van de wet, of een geval als genoemd in artikel 11, vierde lid, sub a tot en met d, van deze verordening. In het geval van toepassing van artikel 4:50 van de wet moet een redelijke termijn in acht worden genomen.

  • 2.

    Het college kan een vastgestelde subsidie intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen in de gevallen, genoemd in artikel 4:49, eerste lid, van de wet. De bepaling is ook van toepassing op de directe subsidievaststelling.

Artikel 13 Controle

  • 1.

    Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwheid van de in artikel 11, tweede lid, van deze verordening bedoelde gegevens.

  • 2.

    De administratie van de subsidieontvanger dient zodanig ingericht te zijn, dat de controle op eenvoudige wijze mogelijk is.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht door het college aangewezen ambtenaren of toezichthouders inzage te geven in zijn boeken en andere zakelijke bescheiden en deze desgewenst te verstrekken en toegang te verlenen tot zijn gebouwen voor zover de in het eerste lid genoemde controle dat vereist.

Artikel 14 Toestemming

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft toestemming van het college nodig voor de in artikel 4:71, eerste lid, sub a tot en met j, van de wet genoemde rechtshandelingen.

  • 2.

    Het college beslist op verzoeken om toestemming als bedoeld in dit artikel met inachtneming van artikel 4:71, tweede, derde en vierde lid, van de wet.

Artikel 15 Kennisgeving

De subsidieontvanger stelt het college onverwijld op de hoogte van:

  • a.

    het voornemen tot ontbinden van de rechtspersoon;

  • b.

    het voornemen tot het doen van aangifte van zijn faillissement of het aanvragen van surséance van betaling.

Artikel 16 Restitutie vermogensvorming

  • 1.

    In de gevallen genoemd in artikel 4:41, tweede lid, van de wet, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het college.

  • 2.

    Indien de ontvanger zijn inkomsten geheel of in overwegende mate ontleent aan de subsidie, is hij de maximale vergoeding verschuldigd.

  • 3.

    Indien het tweede lid niet van toepassing is, bepaalt het college de hoogte van de vergoeding naar evenredigheid van de hoogte van het subsidiebedrag op het totaal van de inkomsten.

  • 4.

    Het college stelt de vergoeding vast binnen vijf jaren na bekendmaking van de laatste subsidievaststelling.

HOOFDSTUK 3 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in individuele gevallen van een of meer bepalingen van deze verordening afwijken dan wel deze buiten toepassing laten, voor zover toepassing ervan voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de bepaling(en) te dienen doelen, dan wel leidt tot onbillijkheden van zwaarwegende aard.

Artikel 18 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    De Algemene Subsidieverordening Venray, door de raad vastgesteld op 30 oktober 2007, wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking na bekendmaking.

  • 3.

    Op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening verleend of vastgesteld zijn, blijven de bepalingen zoals opgenomen in de Algemene Subsidieverordening Venray van toepassing.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de “Algemene subsidieverordening gemeente Venray 2020”.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 7 juli 2020.

De voorzitter,

L.C.M. Winants

De griffier,

S.A. Boere

Naar boven