Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2021

De raad van de gemeente Veere;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2021

 

 

 

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    gebruik maken: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

  • b.

    vakantieonderkomen: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden en als bijgebouw bij of tot een perceel als bedoeld in artikel 3 behoren.

 

Artikel 2. Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

 

Artikel 3. Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    a. de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    b. de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    c. een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    d. een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

    e. het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

 

Artikel 4. Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

 

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

 

Artikel 6. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 7. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde

  • a.

    belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

 

Artikel 9. Kwijtschelding

Bij de invordering van de afvalstoffenheffing kan kwijtschelding worden verleend.

 

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de hiervoor gestelde termijnen.

 

Artikel 11. Overgangsrecht

De "Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020", vastgesteld bij besluit van 12 december 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 18. het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 12. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

 

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2021".

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 december 2020.

De voorzitter, De griffier,

Bijlage Tarieventabel

behorende bij de 'Verordening afvalstoffenheffing Veere 2021.

 

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

 

1.

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar;

 

1.1

Indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door 1 persoon, bedraagt het tarief

€ 240,09

1.2

Indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door twee of meerdere personen, bedraagt het tarief

€ 271,19

1.3

Indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht niet permanent mag worden bewoond of bestemd is voor de (recreatieve) verhuur, of indien bij aanvang van de belastingplicht geen inschrijving in de BRP aanwezig is

€ 271,19

1.4

Indien op het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht geen gebruik wordt gemaakt van een afvalbak, en ten aanzien waarvan wel een inzamelplicht bestaat, bedraagt de belasting per belastingjaar

€ 271,19

1.5

In afwijking van 1.1, indien op het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht sprake is van een perceel met eenpersoonshuishouden én waarbij tenminste een voor de verhuur bestemd vakantieonderkomen aanwezig is

€ 511,28

1.6

In afwijking van 1.2, indien op het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht sprake is van een perceel met meerpersoonshuishouden én waarbij tenminste een voor de verhuur bestemd vakantieonderkomen aanwezig is

€ 542,38

1.7

In afwijking van 1.3, indien op het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht sprake is van een perceel waarbij 1 of meer vakantieonderkomens aanwezig zijn

€ 542,38

2.

belasting bedoeld in de onderdelen 1.1 tot en met 1.7 wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht in bruikleen hebben van een éxtra container

 

2.1

bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval, per extra container met

€ 74,20

2.2

bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen, per extra container met

€ 123,65

 

 

 

 

Behorende bij het raadsbesluit van 10 december 2020.

 

De griffier van de gemeente Veere,

 

Naar boven