Verordening op de heffing en invordering van Rioolheffing 2021 (Verordening Rioolheffing 2021)

 

Zaaknummer: 1821552

 

De Raad van de gemeente Hoorn;

 

  • gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders d.d. 3 november 2020;

 

  • gelet op artikel 228a en 255 van de gemeentewet;

 

Besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van Rioolheffing 2021 (Verordening Rioolheffing 2021)

 

 

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

  • a.

    onder gemeentelijke riolering verstaan: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • b.

    onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen;

  • c.

    onder afvalwater verstaan water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering;

  • d.

    onder eigendom verstaan een roerende zaak of onroerende zaak.

 

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die bij de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater en ook de zuivering van huishoudelijk afvalwater;

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, en ook het treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

 

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    Onder de naam "rioolheffing" worden geheven:

  • a.

    een heffing van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft volgens eigendom, bezit of beperkt recht van een eigendom, dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering;

  • b.

    b. een heffing van de gebruiker van een eigendom, dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering;

  • c.

    een heffing van de gebruiker van een eigendom van waaruit meer dan 1,000 m3 afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 2.

    Over de heffing als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a. wordt, ingeval het eigendom een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, behalve als blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt heffing is.

  • 3.

    Met betrekking tot de heffing als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b. wordt als gebruiker aangemerkt:

  • a.

    degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet volgens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

  • b.

    als een gedeelte van een eigendom niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3 ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

  • c.

    het ter beschikking stellen van een eigendom voor volgtijdig gebruik wordt aangemerkt als gebruik door degene die het eigendom ter beschikking heeft gesteld; degene die het eigendom ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

 

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

  • 1.

    Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de heffingen geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte.

  • 2.

    met dien verstande, dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

 

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a. en b. wordt geheven per eigendom.

  • 2.

    De heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c. wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater boven 1.000 m3, dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

  • 3.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

  • a.

    watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren, dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water gebeurt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • b.

    De op voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt, als de belastingplichtige dit aantoont, verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

  •  

Artikel 6 Tarieven

  • 1.

    De heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a. bedraagt per eigendom voor de eigenaar: € 112,52.

  • 2.

    De heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b. bedraagt per eigendom voor de gebruiker: € 46,03.

  • 3.

    De heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c. bedraagt € 17,20 voor elke volle eenheid van 100 kubieke meter afvalwater.

  • 4.

    Voor belastingbedragen tot € 5,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen rioolheffing en andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

 

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 8 Wijze van heffing

De heffingen worden geheven bij wege van aanslag.

 

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De heffing, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar.

  • 2.

    De heffingen, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b. en c. zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3.

    Als de belastingplicht van heffing, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b in de loop van het belastingjaar begint, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het begin van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Als de belastingplicht van heffing, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Het vierde lid is niet van toepassing als de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en daar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

 

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, dat ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso, het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen gemeentelijke fiscale heffingen € 45,00 of meer maar niet meer dan € 2.000,00 bedraagt, de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn een maand later vervalt volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend als twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. In dit geval gelden de betaaltermijnen als bedoel in het eerste lid.

  • 4.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid en tweede lid gestelde termijnen.

 

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening rioolheffing 2020" van 10 december 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan en voor zover de "Verordening rioolheffing 2021" geen rechtskracht krijgt.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening rioolheffing 2021".

 

Artikel 12 Bekendmaking

Deze verordening zal worden bekendgemaakt door het plaatsen van de verordening in het gemeenteblad.

 

Hoorn, 8 december 2020

 

 

de griffier,                                       de voorzitter,

 

Bekendmaking:

  • via www.officielebekendmakingen.nl

  • door opname in het Gemeenteblad

Naar boven