Gemeenteblad van Noordwijk
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Noordwijk | Gemeenteblad 2020, 332178 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Noordwijk | Gemeenteblad 2020, 332178 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Noordwijk houdende regels omtrent openbare orde en veiligheid (Algemene plaatselijke verordening Noordwijk 2021)
De raad van de gemeente Noordwijk;
gelezen het voorstel van college van burgemeester en wethouders van 13 oktober 2020;
gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25b, 25c en 25d van de Drank- en Horecawet, artikel 5.13 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, en vijfde lid, 2.21 en 3.148, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;
besluit vast te stellen de volgende verordening: Algemene plaatselijke verordening Noordwijk 2021.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
HOOFDSTUK 2 OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID, VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU
Afdeling 1. Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Artikel 2:6 Verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Artikel 2:9 Straatartiest en dergelijken
Afdeling 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen
Artikel 2:10 (Omgevings-) vergunning voor voorwerpen op, aan of boven een openbare plaats
Artikel 2:11 (Omgevings-) vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2:12 (Omgevings-) vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
Artikel 2:25a Evenementenmelding
Afdeling 4. Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Afdeling 5. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Drank- en Horecawet
Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen
Artikel 2:34c Beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven
Artikel 2:34d Koppeling toegang aan leeftijden
Artikel 2:34e Beperkingen voor andere detailhandel dan slijtersbedrijven
Artikel 2:34f Verbod ‘happy hours’
Afdeling 6. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Artikel 2:37 Verschaffing gegevens nachtregister
Afdeling 7. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Artikel 2:40 Kansspelautomaten
Afdeling 8. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Artikel 2:44a Vervoer geprepareerde voorwerpen
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt, kermisterrein en dergelijke
Artikel 2:53 Bespieden van personen
Artikel 2:54 Verbod oplaten ballonnen
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
Afdeling 9. Bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Artikel 2:73a Bezigen van vuurwerk door professionele toepassers
Artikel 2:73b Verbod carbid-schieten
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Artikel 2:74b Weggooien van spuiten en dergelijke
Artikel 2:74c Handel in lachgas
Artikel 2:74d Gebruik van lachgas
Afdeling 12. Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Artikel 2:80 Sluiting overlast gevende voor het publiek openstaande gebouwen
Artikel 2:81 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
Afdeling 13. Strand, zee en duin
Artikel 2:84 Activiteiten en voorwerpen op het strand
Artikel 2:85 Geen glas op het strand
Artikel 2:86 Varen en beoefenen watersport
Artikel 2:87 Naaktrecreatie op het strand, in de duinen en in zee
Artikel 2:88 Paarden op het strand
Artikel 2:89 Vrijhouden van het strand voor redding en hulpverlening
Artikel 2:90 Hulpdiensten en werkverkeer
Artikel 2:92 Verlichten van het strand en de zee
Artikel 2:93 Verbod gebruik metaaldetectoren
HOOFDSTUK 3 REGULERING PROSTITUTIE, SEKSBRANCHE EN AANVERWANTE ONDERWERPEN
Afdeling 1. Algemene Bepalingen
Afdeling 2. Vergunning seksbedrijf
Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen
Artikel 3:5 0-optie raamprostitutiebedrijven (en maximering aantal seksinrichtingen)
Artikel 3:8 Eisen met betrekking tot vergunning
Artikel 3:9 Intrekkingsgronden
Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden
Artikel 3:11 Verlenging vergunning
Afdeling 3. Uitoefenen seksbedrijf
Paragraaf 3.1 Regels voor alle seksbedrijven
Artikel 3:12 Sluitingstijden seksinrichtingen; aanwezigheid; toegang
Paragraaf 3.2 Regels voor alle prostitutiebedrijven en prostituees
Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees; verbod werken voor onvergund prostitutiebedrijf
Artikel 3:16 Minimale verhuurperiode werkruimte
Artikel 3:17 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf
Paragraaf 3.3 Raam- en straatprostitutie
Artikel 3:19 Straatprostitutie
Artikel 3:20 Handhaving straatprostitutie
Afdeling 4. Overige bepalingen
Artikel 3:21 Verbodsbepalingen klanten
Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen e.d.
HOOFDSTUK 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU, HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Afdeling 1. Voorkomen of beperken geluidhinder en hinder door verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Artikel 4:12b Illegale kap; herplantplicht; instandhoudingsplicht
Artikel 4:12c Bestrijding ziekten
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING VAN DE GEMEENTE
Afdeling 1. Parkeerexcessen en stopverbod
Artikel 5:2 Voertuigen van autobedrijf en dergelijke
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen
Artikel 5:9 Uitzicht belemmerende voertuigen
Artikel 5:10 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Artikel 5:12 Overlast van fietsen of bromfietsen
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving
Artikel 5:16 Verbod op sampling
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
Afdeling 6. Openbaar water en waterstaatswerken
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen
Afdeling 7. Crossterreinen, gemotoriseerd verkeer en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Artikel 5:34a Verbod op het gebruik van wensballonnen
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
Artikel 5:37 Hinder of overlast
Artikel 5:38 Overnachten op openbare plaatsen
HOOFDSTUK 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Artikel 6:4 Intrekking oude verordening
Artikel 6:5 Overgangsbepalingen
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd indien:
HOOFDSTUK 2 Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu
Afdeling 1. Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Het is verboden om, wanneer een voorval, gebeurtenis of samenscholing als bedoeld in het tweede lid plaatsvindt, tezamen met anderen zich in die richting te begeven als daarbij voorwerpen worden meegevoerd, die plegen te worden gebruikt of geschikt zijn om te worden gebruikt bij wanordelijkheden, zoals een ketting, knuppel, helm of bivakmuts.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uren voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Afdeling 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen
Artikel 2:11 (Omgevings-) vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg*
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening Zuid-Holland, de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur Noordwijk.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp*
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op een zodanige wijze dat het uitzicht voor het wegverkeer wordt belemmerd waardoor voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat of kan ontstaan.
Artikel 2:16 Openen straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Afdeling 4. Toezicht op openbare inrichtingen
In deze afdeling wordt verstaan onder openbare inrichting:
een hotel, restaurant, strandpaviljoen, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt plus;
In deze afdeling wordt verstaan onder bezoekers: personen die in de openbare inrichting aanwezig zijn met uitzondering van: de exploitant, de beheerder, het personeel dat in de openbare inrichting werkzaam is tot een uur na sluitingstijd, de ambtenaren belast met opsporing van strafbare feiten en/of toezicht op de naleving van deze verordening en andere personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende reden noodzakelijk is.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting*
Het verbod is niet van toepassing op openbare inrichtingen die op het moment van inwerkingtreding van deze bepaling reeds geëxploiteerd worden en zich in of bij die inrichting in de zes maanden daaraan voorafgaand geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan.
Artikel 2:31 Verboden gedragingen*
Het is verboden binnen de grenzen van een openbare inrichting:
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Afdeling 5. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Drank- en Horecawet
Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen*
Een paracommercieel rechtspersoon kan onverminderd artikel 2:29 alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf twee uren voor aanvang en tot uiterlijk drie uren na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon, met dien verstande dat geen alcoholhoudende drank mag worden verstrekt voor 12.00 uur.
Artikel 2:34f Verbod ‘happy hours’*
Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk wordt gevraagd.
Afdeling 6. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Afdeling 7. Toezicht op speelgelegenheden
In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
Afdeling 8. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het verbod is niet van toepassing als de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen en dergelijke
Het is verboden in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, bermen, grasperken of bloembakken schade toe te brengen aan een boom, een bloem- of heesterperk, gazon of berm, dan wel aldaar bloemen te plukken, takken te snoeien, verhardingen aan te brengen, afrastering of particuliere toebehoren te plaatsen.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen of bromfietsen
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek als dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek of als daardoor die ingang wordt versperd.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt, kermisterrein en dergelijke*
Het is verboden op door het college of de burgemeester ter plaatse kenbaar gemaakte tijden en plaatsen een fiets of bromfiets te berijden of een fiets of een bromfiets aan de hand mee te voeren op een terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden.
Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.
Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op situaties waarbij er tussen de weg en het bijenvolk een aanvliegafscheiding is of wordt aangebracht van minimaal twee meter hoogte of het bijenvolk op daken met een hoogte van minimaal twee meter boven het maaiveld is geplaatst.
Afdeling 9. Bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Vuurwerkbesluit en wordt onder jaarwisseling verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 2.3.6 van het Vuurwerkbesluit.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op een openbare plaats middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te treffen of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
Artikel 2:74b Weggooien van spuiten en dergelijke*
Het is verboden om injectiespuiten of onderdelen daarvan zoals naalden, reservoirs, zuigers en dergelijke of daarop gelijkende voorwerpen op of aan de weg, dan wel in afvalbakken achter te laten.
Afdeling 12. Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:10, 2:11, 2:16, 2:19, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73, 5:34 groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 12 weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Artikel 2:80 Sluiting overlast gevende voor het publiek openstaande gebouwen*
De burgemeester kan, indien dat naar zijn oordeel in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat is vereist, de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van een voor het publiek openstaand gebouw - niet zijnde een openbare inrichting of seksinrichting - of een bij dat gebouw behorend erf, een perceel of perceelsgedeelte of enige andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.
De burgemeester maakt de sluiting bekend door het aanbrengen van een afschrift van zijn bevel op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of het bij dat gebouw behorende erf, het perceel of perceelsgedeelte of de ruimte. De sluiting treedt in werking op het moment dat bedoeld afschrift is aangebracht.
Artikel 2:81 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat*
De burgemeester kan gebouwen, gebieden, bedrijfsmatige activiteiten of een combinatie daarvan aanwijzen waarvan in of rondom dat gebouw, dat gebied of ten gevolge van die bedrijfsmatige activiteit naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat dan wel aannemelijk is dat deze onder druk kan komen te staan.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen indien:
de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf dan wel toestaat of gedoogt dat in of vanuit het bedrijf strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed; of
De exploitant is verplicht binnen drie dagen na een verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens de burgemeester daarvan schriftelijk in kennis te stellen. Indien mogelijk verleent de burgemeester een gewijzigde vergunning.
Exploitanten die op het moment van inwerkingtreding van een aanwijzingsbesluit, als bedoeld in het tweede lid, onder de werking van dit besluit vallen, dienen binnen drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit te beschikken over de vergunning als bedoeld in het derde lid. Nieuwe exploitanten dienen eerst over een vergunning te beschikken voordat zij mogen starten met de exploitatie van hun bedrijf.
Afdeling 13. Strand, zee en duin
Artikel 2:85 Geen glas op het strand*
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor het verkopen en schenken van drank in glas binnen de grenzen van een openbare inrichting zoals bedoeld in artikel 2:27 of binnen een andere inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer, en de bedoelde drank ter plaatse wordt genuttigd.
Artikel 2:86 Varen en beoefenen watersport*
Het is verboden op zee te varen, zich te laten voortbewegen door een vaartuig of enige (andere) vorm van watersport te beoefenen op een zodanige wijze dat daardoor gevaar of hinder voor anderen kan ontstaan.
Artikel 2:90 Hulpdiensten en werkverkeer*
De in de artikelen 2:84, 2:86, 2:88 en 2:94 opgenomen verboden gelden niet voor bestuurders van motorvoertuigen of vaartuigen dan wel berijders van paarden in dienst van de gemeente Noordwijk, de politie, de brandweer, de Noordwijkse Reddingsbrigade, de Koninklijke Nederlandse Reddingsmaatschappij, de geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten.
Artikel 2:93 Verbod gebruik metaaldetectoren*
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor de politie, het Explosieven Opruimings Commando (EOC) van het Ministerie van Defensie, voor de door het EOC aangewezen bedrijven en voor zover in het daarin geregeld onderwerp wordt voorzien bij of krachtens de Beoordelingsrichtlijn Conventionele Explosieven (BRL-OCE).
In aanvulling op het in deze verordening in de artikelen 2:10 en 2:84 ten aanzien van een openbare plaats en in artikel 5:33 ten aanzien van natuurgebieden gestelde, is het op het strand tussen rijksstrandpaal 73 en de gemeentegrens met Zandvoort, en op of in de parallel met dat strandgedeelte gelegen strook zee met een breedte van 20 m (zijnde de vooroever) verboden:
HOOFDSTUK 3 REGULERING PROSTITUTIE, SEKSBRANCHE EN AANVERWANTE ONDERWERPEN
Afdeling 1. Algemene bepalingen
De artikelen 1:2 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
Afdeling 2. Vergunning Seksbedrijf
Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen*
Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren anders dan op bedrijventerrein ’s Gravendam te Noordwijkerhout of bedrijventerrein Klei-Oost te Noordwijk.
Een vergunning wordt geweigerd als:
er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:
voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;
Paragraaf 3.2 Regels voor alle prostitutiebedrijven en prostituees
Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees; verbod werken voor onvergund prostitutiebedrijf
De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegde bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
Artikel 3:16 Minimale verhuurperiode werkruimte
Een werkruimte wordt bij aanvang van het huren voor ten minste vier aaneengesloten weken verhuurd.
Paragraaf 3.3 Raam- en straatprostitutie
Artikel 3:19 Straatprostitutie
Het is verboden op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, zich op te houden met het kennelijke doel zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of op of aan de weg seksuele handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.
Afdeling 4. Overige bepalingen
Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen e.d.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk tentoon te stellen, aan te bieden of aan te brengen als de burgemeester aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt.
HOOFDSTUK 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU, HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Afdeling 1. Voorkomen of beperken van geluidhinder en hinder door verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten*
Gedurende de dagen en dagdelen zoals bedoeld in het eerste en tweede lid mag het langtijd gemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT), veroorzaakt door het gebruik van instrumenten, apparatuur en installaties ten behoeve van de betreffende, binnen de grenzen van de inrichting plaatsvindende, festiviteit en gemeten op 1,5 meter hoogte, niet hoger zijn dan:
Onverminderd het gestelde in lid 3 mag het piekniveau (LAmax), veroorzaakt door het gebruik van instrumenten, apparatuur en installaties ten behoeve van de betreffende binnen de grenzen van de inrichting plaatsvindende festiviteit, gemeten in de meterstand “fast” en op 1,5 meter hoogte, niet hoger zijn dan 10 dB(A) boven de geldende norm voor het langtijd gemiddelde beoordelingsniveau.
Metingen en berekeningen ter controle van de in deze afdeling genoemde geluidsniveaus vinden plaats overeenkomstig de HMRI-99, met dien verstande dat, in afwijking daarvan, bij toetsing aan de gestelde normen geen rekening wordt gehouden met een bedrijfsduurcorrectie of een correctie in verband met het tonale karakter van muziekgeluid.
Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten*
Het is een inrichting toegestaan op maximaal 8 dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5, niet van toepassing zijn, mits en voor zover die festiviteiten worden gehouden tussen 07.00 en 24.00 uur en de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Gedurende een incidentele activiteit zoals bedoeld in dit artikel mag het langtijd gemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT), veroorzaakt door het gebruik van instrumenten, apparatuur en installaties ten behoeve van de betreffende, binnen de grenzen van de inrichting plaatsvindende, festiviteit en gemeten op 1,5 meter hoogte, niet hoger zijn dan:
Onverminderd het gestelde in lid 5 mag het piekniveau (LAmax), veroorzaakt door het gebruik van instrumenten, apparatuur en installaties ten behoeve van de betreffende binnen de grenzen van de inrichting plaatsvindende festiviteit, gemeten in de meterstand “fast” en op 1,5 meter hoogte, niet hoger zijn dan 10 dB(A) boven de geldende norm voor het langtijd gemiddelde beoordelingsniveau.
Metingen en berekeningen ter controle van de in deze afdeling genoemde geluidsniveaus vinden plaats overeenkomstig de HMRI-99, met dien verstande dat, in afwijking daarvan, bij toetsing aan de gestelde normen geen rekening wordt gehouden met een bedrijfsduurcorrectie of een correctie in verband met het tonale karakter van muziekgeluid.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens en ten behoeve van de viering van incidentele festiviteiten de verlichting van een buitensportterrein langer aan te houden dan bepaald in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit, mits de houder van inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden
Artikel: 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden*
Het onder lid 1 genoemde verbod tot vellen is niet van toepassing op commercieel geëxploiteerde houtopstanden waaronder wordt begrepen:
houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bos- en natuur ondernemingen en niet gelegen is binnen de bebouwde kom, tenzij de opstand een zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan tien are, ofwel in geval van een rijbeplanting, gerekend over een totaal aantal rijen, niet meer bomen omvat dan twintig stuks.
Artikel 4:12b Illegale kap; herplantplicht; instandhoudingsplicht*
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen tot herplant of compensatie overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn. De compensatie wordt vastgesteld door een erkend boomtaxateur, verhoogd met de kosten van de taxatie.
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om voorzieningen te treffen waardoor de bedreiging wordt weggenomen en/of de verplichting een Bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden.
Artikel 4:12c Bestrijding ziekten*
Indien zich op een terrein houtopstand bevindt die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte, gevaar voor de volksgezondheid of voor vermeerdering van ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING VAN DE GEMEENTE
Afdeling 1. Parkeerexcessen en stopverbod
Artikel 5:10 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen*
Voor zover daarin niet reeds bij wet of verordening is voorzien, kan het college openbare plaatsen aanwijzen waarop het verboden is een voertuig te parkeren of te laten stilstaan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving*
Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengt geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Het verbod geldt niet voor een inzameling of werving die wordt gehouden:
door een instelling die is opgenomen in het door het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) vastgestelde collecte- en wervingsrooster, mits de inzameling of werving plaatsvindt overeenkomstig dat collecte- en wervingsrooster, ten minste 5 werkdagen voorafgaand aan de inzameling of werving schriftelijk is gemeld aan het college, elke collectant zich tijdens de inzamelings- of wervingsactie kan legitimeren;
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Afdeling 6. Openbaar water en waterstaatswerken
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water*
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, als deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
De verboden zijn niet van toepassing op de plaatsing van bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist en op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de provinciale vaarwegenverordening Zuid-Holland, de keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen*
Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor het innemen van een ligplaats voor een periode van ten hoogste 48 uur (passantenligplaats) met dien verstande dat passanten uitsluitend ligplaats mogen innemen aan de kade van de Schiestraat en aan de kade van de Leidsevaart ter hoogte van de Vogelsloot op de daartoe aangegeven plaatsen.
De verboden in het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de provinciale vaarwegenverordening Zuid-Holland of de provinciale landschapsverordening.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 7. Crossterreinen, gemotoriseerd verkeer en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
In deze afdeling wordt onder incidentele asverstrooiing verstaan het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
HOOFDSTUK 6 Sanctie-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens de in deze verordening opgenomen artikelen en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Onverminderd het eerste en het tweede lid zijn de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 141, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, eveneens belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften voor zover zij werkzaam zijn binnen een territoriaal onderdeel dat (een deel) van de gemeente Noordwijk omvat.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Intrekking oude verordeningen*
Met de inwerkingtreding van deze verordening worden de Algemene Plaatselijke Verordening Noordwijk 2017, de Algemene plaatselijke verordening Noordwijkerhout 2010 en de Drank- en horecaverordening Noordwijkerhout 2014 ingetrokken.
Artikel 6:5 Overgangsbepalingen*
Vergunningen en ontheffingen en de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening Noordwijk 2017 of de Algemene plaatselijke Verordening Noordwijkerhout 2010, blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd – op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Noordwijk 2017 of de Algemene plaatselijke verordening Noordwijkerhout 2010 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
De intrekking van de verordeningen bedoeld in artikel 6.4 heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordeningen genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop deze zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
BIJLAGE: SPECIFIEKE TOELICHTING OP DE ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING NOORDWIJK 2021
De Algemene plaatselijke verordening Noordwijk is gebaseerd op de modelverordening (versie: zomer 2020) zoals opgesteld door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Bij de modelverordening hoort een uitgebreide toelichting, waarin ook jurisprudentie en achtergrondinformatie is opgenomen. Voor die delen van de verordening die overeenkomen met het VNG-model wordt dan ook naar die VNG-toelichting verwezen, waarbij de bedoelde delen moeten worden geacht deel uit te maken van de voorliggende toelichting op de Algemene plaatselijke verordening Noordwijk 2021.
In de verordening is elk van het model afwijkend artikel voorzien van een asterisk (*) achter de aanhef. In een aantal gevallen is daarbij slechts sprake van een iets andere formulering of tekstuele aanpassing, zonder dat de inhoud van de bepaling verschilt van de modelbepaling. In die gevallen is geen specifieke toelichting gemaakt maar geldt hetgeen hierover is gemeld ten aanzien van de artikelen zonder asterisk.
Artikelen zijn “vervallen” als deze niet meer in de APV behoeven te worden opgenomen omdat deze bijvoorbeeld in het kader van deregulering zijn geschrapt of omdat een hogere regelgeving hier inmiddels in voorziet. Artikelen zijn “gereserveerd” als er op dit moment geen of onvoldoende reden is om het artikel op te nemen.
De vervallen en gereserveerde artikelen worden wel genoemd, zodat de nummering van het model aangehouden kan worden, hetgeen wenselijk is in verband met de vindbaarheid, kenbaarheid en leesbaarheid van de bepalingen en de daarop gebaseerde jurisprudentie.
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
In de Wet openbare manifestaties wordt onder openbare plaats verstaan: elke plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat voor het publiek, met uitzondering van kerken.
Het strand is dus een openbare plaats. Het strand valt ook onder de definitie van “weg” zoals bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994. Het voorgaande is geen gemeentelijke keuze, maar volgt rechtstreeks uit de wet. De definitie van “strand” is wel een gemeentelijke keuze. Als gevolg van de gehanteerde definitie vallen ook de strandop- en afritten en zelfs de strandpaviljoens en andere voor het publiek toegankelijke gebouwen en terrassen onder het begrip “strand”.
Er is aangesloten bij de gangbare termijn van acht weken.
De bewoording is iets aangepast. De strekking komt overeen met die van de Modelverordening.
Het model van de VNG heeft ten aanzien van de weigeringsgronden aansluiting gezocht bij het lichtste regime van de Dienstenrichtlijn (artikel 16): de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en milieu. Echter, volgens jurisprudentie van het Hof van Justitie EU wordt het begrip openbare orde veel enger uitgelegd dan dat de Nederlandse rechter dit doet en valt verkeersveiligheid niet onder het begrip openbare orde. Om deze reden is verkeersveiligheid zekerheidshalve apart als weigeringsgrond benoemd.
Naast deze algemene weigeringsgronden zijn voor bepaalde vergunningen uit de APV specifieke weigeringsgronden van toepassing die bij het betreffende artikel zijn opgenomen. In dergelijke gevallen dient bij de aanvraag om een vergunning naast de algemene weigeringsgronden ook toetsing aan de specifieke weigeringsgronden plaats te vinden.
In art. 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald, dat een onvolledige aanvraag (na het bieden van een mogelijkheid tot aanvulling) buiten behandeling kan worden gesteld. In de Awb zijn tevens voorschriften opgenomen betreffende de zorgvuldigheid waarmee het bevoegd gezag besluiten moet nemen en de deugdelijke belangenafweging die daarbij plaats moet vinden. Uit die bepalingen van de Awb volgt, dat het bevoegd gezag voldoende tijd moet hebben om alle van belang zijnde gegevens te verzamelen. Het kan daarbij noodzakelijk zijn om bijvoorbeeld advies te vragen aan hulpdiensten als politie en brandweer.
In artikel 1:2 APV is bepaald dat het bevoegd gezag in beginsel binnen acht weken moet beslissen op een aanvraag. Die termijn wordt beschouwd als redelijke termijn zoals bedoeld in de Awb. Daaruit volgt, dat het redelijk is om te stellen dat het bevoegd gezag acht weken nodig heeft om tot een goed afgewogen beslissing te komen. Een aanvraag die wordt ingediend minder dan acht weken voor de datum van de beoogde activiteit kan daarom worden geweigerd. Daarbij wordt opgemerkt, dat het hier gaat om een kan-bepaling.
Het derde lid is als extra weigeringsgrond toegevoegd. Informatiebron voor de burgemeester kunnen politie- of strafvorderlijke gegevens zijn. Op grond van artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet politiegegevens kan de politie aan de burgemeester politiegegevens verstrekken voor zover hij deze behoeft in het kader van de handhaving van de openbare orde. En op grond van artikel 39f, eerste lid, onder b en d, en tweede lid, onder a, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens kan het college van procureur-generaals aan de burgemeester strafvorderlijke gegevens verstrekken voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang in het kader van het handhaven van de orde en veiligheid en het nemen van een bestuursrechtelijke beslissing.
HOOFDSTUK 2 OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID, VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU
AFDELING 1. Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden
Artikel 2:9 Straatartiest en dergelijken
De Modelverordening gebruikt als aanhef: “Vertoningen op openbare plaatsen”. Dat kan verwarring opleveren met de regels voor evenementen. Daarom is gekozen voor het behouden van de reeds jaren gebruikte aanhef: “Straatartiest en dergelijken”.
AFDELING 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen
Artikel 2:10 (Omgevings-) vergunning voor voorwerpen op, aan of boven een openbare plaats
Bij de redactie van dit artikel is in beginsel uitgegaan van variant 3 uit de Modelverordening. Het artikel in de modelverordening laat zich echter lastig lezen omdat niet voor een ieder duidelijk zal zijn wat moet worden verstaan onder “gebruiken anders dan overeenkomstig de publieke functie daarvan”. Ter verduidelijking is daarom in de aanhef van het artikel en in lid 1 aangegeven dat het artikel betrekking heeft op het plaatsen van voorwerpen op, aan of boven een openbare plaats.
Volgens dit artikel is alleen sprake van een vergunningplicht voor het plaatsen van voorwerpen op, aan of boven een openbare plaats als daardoor die openbare plaats anders wordt gebruikt dan de publieke functie hiervan.
Het plaatsen van een reclamebord of uitstalling met verkoopwaar in een winkelstraat is niet in overeenstemming met de publieke functie hiervan. Gebruik overeenkomstig de publieke functie impliceert immers het reguliere gebruik dat in zijn algemeenheid door het grote publiek van een weg of openbare plaats wordt gemaakt en niet alleen het gebruik dat de betreffende detailhandelaar van de weg of openbare plaats wenst te maken, bijvoorbeeld het maken van reclame of het verkopen van producten.
Voor zover het bij het op, aan of boven een openbare plaats neerzetten van voorwerpen gaat over het opslaan van roerende zaken, is artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing. Als voor die opslag op grond van de APV een vergunning is vereist, moet die vergunning verleend worden als omgevingsvergunning.
Daarbij kan gedacht worden aan de opslag van roerende goederen in (zee-) containers. (Zie ook de toelichting op lid 4).
Het verbod geldt niet voor de plaatsing van voorwerpen waaraan reeds op andere wijze regels zijn gesteld.
Naast de uitzonderingen zoals bedoeld in het derde lid, zijn er ook categorieën van voorwerpen waarvoor het goed mogelijk is om algemene voorschriften te stellen aan de plaatsing daarvan. De bedoelde categorieën zijn daarom in dit lid uitgezonderd van de vergunningsplicht. De plaatsing moet dan wel plaatsvinden overeenkomstig de door het bevoegde bestuursorgaan (i.c. het college of, bij openbare inrichtingen: de burgemeester) gestelde algemene regels. Als die algemene regels in een specifiek geval te beperkend zijn, kan alsnog een vergunning worden aangevraagd waarin maatwerkvoorschriften kunnen worden opgenomen.
In artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is bepaald dat als voor de opslag van roerende goederen op grond van de APV een vergunning is vereist, die vergunning moet worden verleend als omgevingsvergunning. De procedure voor de behandeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning is echter zodanig, dat dit praktische problemen oplevert. Daarom is in lid 4 bepaald, dat voor het plaatsen van een puinbak of container geen vergunning nodig is indien de objecten niet langer dan 14 dagen op dezelfde plaats staan en voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde algemene regels.
In afwijking van de Modelverordening is in lid 1 onder b bepaald dat winkelwagentjes niet terstond, maar na sluitingstijd moeten worden verwijderd.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
In aanvulling op de bepaling zoals opgenomen in de Modelverordening is bepaald, dat er niet alleen sprake moet zijn van belemmering van het vrije uitzicht, maar dat er ook sprake moet zijn van daardoor veroorzaakte hinder of gevaar.
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
De definitie van evenement is erg breed. Ook bijvoorbeeld theatervoorstellingen in De Muze en voetbalwedstrijden op sportparken zouden onder die definitie vallen. Dat is echter niet de bedoeling. Het is daarom noodzakelijk diverse activiteiten van het begrip evenement uit te sluiten.
Bij het formuleren van de uitzonderingen is rekening gehouden met het feit, dat alles wat plaatsvindt binnen de grenzen van een inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer reeds moet voldoen aan de regels uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Dat betekent onder andere dat voor alle activiteiten binnen de grenzen van een inrichting reeds voorschriften gelden ten aanzien van geluidproductie, gasflessen, afvalbehandeling, rookgassen en dergelijke. Een evenement-vergunning zou in een dergelijke situatie slechts een zeer beperkte meerwaarde hebben. Onder andere vanwege het feit dat onversterkt stemgeluid vanuit een inrichting niet valt onder de restricties (de geluidnormen) van het Activiteitenbesluit is er voor gekozen om alleen die activiteiten uit te sluiten van de evenementvergunningplicht die plaatsvinden in een gebouw. Dit laatste geldt niet voor sportwedstrijden.
Er zijn ook bedrijven waarbij het regelmatig organiseren van feesten, voorstellingen of andere vormen van vermaak tot de reguliere bedrijfsvoering behoort. Daarbij kan gedacht worden aan een zwembad waarin maandelijks een disco-zwemmiddag wordt georganiseerd, een theater waarin tevens concerten worden gegeven en een horecabedrijf waar gelegenheid wordt gegeven tot dansen. Voor het begrip “reguliere bedrijfsvoering” kan worden aangesloten bij het gangbare uitgangspunt dat elke activiteit die minder dan 12 keer per jaar wordt ondernomen kan worden beschouwd als incidenteel, dus niet regulier. Het lijkt tegenstrijdig dat voor een incidentele activiteit wel een evenementvergunning nodig is, maar voor een reeks van dergelijke activiteiten niet. Daarbij moet echter rekening worden gehouden met het feit, dat het hier gaat om inrichtingen zoals bedoeld in de Wet milieubeheer, waardoor reeds vele regels gelden ter beperking van gevaar, schade en hinder voor omwonenden. Bij een incidentele activiteit kan een evenementvergunning een beperkte meerwaarde hebben, bijvoorbeeld ter regulering van het komen en gaan van bezoekers. Voor een inrichting waar op reguliere basis bepaalde activiteiten plaatsvinden is in het vigerende bestemminsplan echter reeds rekening gehouden met aspecten als verkeer aantrekkende werking.
Er kan zich een uitzonderlijke situatie voordoen waarbij er in redelijkheid toch gevreesd kan worden voor verstoring van de openbare orde. Daarbij kan gedacht worden aan een trainingswedstrijd van het Nederlands voetbal-elftal op het sportpark van SJC of een groot carnavalsfeest in De Schelft. In een dergelijke situatie moet de burgemeester de mogelijkheid hebben om toch een vergunning noodzakelijk te achten. Het 3e lid van artikel 2:25 APV voorziet daar in.
Artikel 2:25a Evenementenmelding
Er is voorzien in een meldingsplicht voor kleine evenementen. Het gaat daarbij om evenementen waarvoor een maatwerkvergunning niet nodig is, maar waarvoor volstaan kan worden met een standaardset voorwaarden en voorschriften. Om toezicht op die kleine evenementen mogelijk te maken is het wel van belang dat de gemeente door middel van een melding vooraf op de hoogte wordt gesteld van de voorgenomen activiteiten.
AFDELING 4. Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
In voorgaande versies van de APV was geen exploitatievergunningenstelsel opgenomen. Er is echter (op landelijke schaal) behoefte aan een uitgebreider instrumentarium om op te kunnen treden tegen openbare inrichtingen waarbij sprake is van bijvoorbeeld geweld, overlast of drugsgebruik. Het artikel komt grotendeels overeen met het artikel zoals opgenomen in de Modelverordening. In het tweede lid is echter (in afwijking van het model) bepaald, dat de exploitatievergunningplicht niet geldt voor reeds bestaande bedrijven. Dat om te voorkomen dat opeens een paar honderd bedrijven een exploitatievergunning moeten gaan aanvragen.
Het doel van het opnemen van sluitingstijden voor openbare inrichtingen is met name het voorkomen van verstoring van de openbare orde. De regels om dat te bereiken zijn verdeeld over meerdere niveaus: algemene regels in de verordening, nadere regels in een aanwijzingsbesluit of beleidsnota en detailvoorschriften in vergunning of ontheffing.
In de verordening (de APV) worden de hoofdlijnen uitgezet. Die hoofdlijnen moeten zodanig zijn, dat in redelijkheid mag worden aangenomen dat daarmee voldoende bescherming wordt geboden tegen verstoring van de openbare orde. Voor alle horeca kan worden gesteld, dat gedurende de dag en avond er geen grote kans op ordeverstoring is. Het ’s ochtends vroeg bezoeken van een openbare inrichting, bijvoorbeeld om te ontbijten zal weinig overlast opleveren en is daarom toegestaan vanaf 06.00 uur. Op een terras ontbijtende personen kunnen door hun stemgeluid hinder veroorzaken voor omwonenden die nog genieten van de nachtrust. Daarom is voor terrassen uitgegaan van een openingstijd vanaf 08.00 uur.
’s Avond tot 24.00 uur is de kans op overlast door bezoekers van een openbare inrichting relatief klein. Bij gebruik van een terras is de kans op verstoring van de openbare orde weliswaar iets groter, maar tot 23.00 uur is ook daar de kans op ordeverstoring klein. Als alle horecabedrijven om 24.00 uur dicht zouden gaan en alle terrassen om 23.00 uur, dan mag er in redelijkheid van uit worden gegaan dat er geen verstoring van de openbare orde zou optreden. De in de verordening opgenomen sluitingstijden kunnen dan ook worden gezien als een soort basisniveau.
Als een horecabedrijf langer open wil zijn dan tot 24.00 uur of een terras wil exploiteren na 23.00 uur, dan is de kans op verstoring van de openbare orde groter. De kans op verstoring van de openbare orde is echter mede afhankelijk van het soort bedrijf, de bedrijfsvoering en de locatie. Daarom is de kans op verstoring van de openbare orde na 24.00 uur respectievelijk 23.00 uur niet te ondervangen door het stellen van algemene regels. Daar is maatwerk voor nodig.
Een verordening is per definitie niet geschikt voor dergelijk maatwerk. Er is daarom gekozen voor het (gebruikelijke) systeem van algemene regels in de verordening, een uitwerking in beleidsregels en maatwerk bij het verlenen van vergunningen en ontheffingen.
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
De redactie is iets anders dan die van de Modelverordening, maar de strekking van de bepalingen is gelijk.
AFDELING 5. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Drank- en Horecawet
Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 4 van de Drank- en Horecawet. In dat artikel is namelijk bepaald, dat gemeenten verplicht zijn om ter voorkoming van oneerlijke mededinging regels te stellen waaraan paracommerciële rechtspersonen zich te houden hebben wanneer zij alcoholhoudende drank verstrekken.
Artikel 2:34f Verbod ‘happy hours’
Het stunten met goedkope alcoholhoudende drank bevordert een overmatig gebruik daarvan. Overmatig gebruik van alcoholhoudende drank heeft een negatieve invloed op de volksgezondheid en kan bovendien leiden tot verstoring van de openbare orde. “Happy hours” zijn daarom ongewenst.
AFDELING 6. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:37 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die bedrijfsmatig nachtverblijf verstrekt is op grond van het strafrecht verplicht een nachtregister bij te houden. Degene die de nacht wil verblijven is echter niet verplicht om de gevraagde gegevens te verstrekken. Dat plaatst de verblijfverstrekker voor een lastige opgave. De meest voor de hand liggende handelwijze is, dat de verblijfsverstrekker in het kampreglement of de huisregels opneemt, dat een persoon die de voor het nachtregister noodzakelijk gegevens niet wil geven, geen toegang tot de inrichting krijgt. Daarmee kan de medewerking via privaatrechtelijke weg worden afgedwongen. Er is in de praktijk echter ook behoefte gebleken aan een bestuursrechtelijke stok achter de deur. Daarin wordt voorzien door middel van dit artikel.
AFDELING 7. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
De regeling voor de exploitatie van speelautomatenhallen is ondergebracht in een afzonderlijke verordening: de Speelautomatenhallenverordening 2019.
Artikel 2:40 Kansspelautomaten
In deze modelbepaling is gekozen voor het maximaal aantal van twee kansspelautomaten in hoogdrempelige inrichtingen en een totaalverbod op kansspelautomaten in laagdrempelige inrichtingen.
AFDELING 8. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade
Artikel 2:42 Plakken en kladden
In afwijking van de modelbepaling is in lid 5 bepaald, dat het college aanplakborden kán aanwijzen, maar daartoe niet is verplicht.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
In aanvulling op de Modelverordening is een derde lid toegevoegd. Daarin is bepaald dat het college ontheffing kan verlenen. Daarvan kan gebruik worden gemaakt voor bijvoorbeeld Lichtjesavond in Noordwijkerhout.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Op verzoek van de politie is de tekst van lid 1 onder b aangepast en onderdeel c toegevoegd.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt, kermisterrein en dergelijke
Voor reguliere situaties (bijvoorbeeld een winkelstraat) kan een fietsverbod worden opgelegd door middel van een verkeersbesluit. Dit APV-artikel ziet op incidentele situaties, waarbij een verkeersbesluit geen bruikbaar instrument is. Het verbod beperkt zich niet tot het (brom-) fietsen, maar betreft ook het aan de hand meevoeren van een (brom-) fiets omdat dat vooral bij grote drukte kan leiden tot ernstige hinder, irritaties en opstoppingen. Dat laatste is vooral vanuit crowd-management oogpunt ongewenst en nadelig voor de openbare orde.
Artikel 2:54 Verbod oplaten ballonnen
Ballonnen die in de lucht worden opgelaten/losgelaten zijn oncontroleerbaar. Ze kunnen daardoor hinder en overlast veroorzaken, bijvoorbeeld in de vorm van visuele hinder (bijvoorbeeld als felgekleurde ballonnen of resten daarvan in bomen blijven hangen).
Resten van ballonnen kunnen gevaarlijk zijn voor dieren, zoals vogels en vissen. Dieren raken erin verstrikt of zien de ballonnen aan voor voedsel en stikken erin.
Het zijn de bedoelde hinder en veiligheidsrisico’s die opname van het verbod in de APV rechtvaardigen. Het vaak gehoorde argument van het voorkomen van zwerfafval is dat niet. Bepalingen omtrent zwerfafval horen immers thuis in de Afvalstoffenverordening. Bovendien is het maar zeer de vraag of het afval van in Noordwijk opgelaten ballonnen terecht komen binnen de grenzen van de gemeente. Dat is een voorwaarde voor opname in de APV want de APV moet betrekking hebben op het huishouden van de gemeente. Het tegengaan van verspreiding van afval buiten Noordwijk valt dan ook buiten de reikwijdte van de APV.
De bedoelde hinder- en veiligheidsrisico’s kunnen al optreden direct na het oplaten van een ballon en vormen daardoor wel een goede grond voor opname van het verbod.
Redactioneel wijkt dit artikel iets af van de Modelverordening. Inhoudelijk komen de artikelen overeen.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Het vierde lid is extra toegevoegd. Onder een doeltreffend hulpmiddel wordt een papieren of een plastic zakje verstaan dat stevig en groot genoeg is om daadwerkelijk de uitwerpselen van de hond te kunnen verwijderen. Verder dient de eigenhaar c.q. houder van een hond altijd een opruimmiddel aan de gemeentelijke toezichthouder te kunnen tonen (men dient dus meerdere zakjes bij zich te hebben).
In de Modelverordening van de VNG is het aantal meters facultatief gesteld. In de praktijk blijkt de afstand van 30 meter een veelgebruikte afstand in gemeentelijke APV’s. Belangrijke factoren bij het bepalen van de (kans op) overlast voor derden zijn de aard van de betreffende bijensoort en de aanvliegroute van de bijen. Als een afstand van 30 meter wordt aangehouden is de kans op overlast voor derden erg klein, zodat bij een grotere afstand geen verbod nodig is. Bij een kleinere afstand kan ontheffing worden verleend. Aan die ontheffing zullen dan voorschriften verbonden kunnen worden, bijvoorbeeld betreffende de te houden bijensoort en (vooral) de regulering van de vliegroute van de bijen. Er kan bijvoorbeeld worden voorgeschreven, dat binnen 6 meter vanaf de bijenkast of -korf een schutting moet zijn aangebracht van ten minste 2 meter hoogte of zoveel hoger als noodzakelijk is om het laag uit- en invliegen van de bijen te voorkomen. Het zal van de situatie afhangen of het uit- en invliegen zodanig kan worden gestuurd dat derden er geen last van hebben. Dat zal dus maatwerk vergen.
Het werken met een ontheffingsmogelijkheid biedt voor derden (buren) de mogelijkheid om eventuele bezwaren tegen het houden van bijen bekend te maken, zodat gewaarborgd wordt dat hun belangen goed worden meegewogen bij het beslissen op een ontheffingsaanvraag.
In aanvulling op het bepaalde in de Modelverordening is ook een definitie van “jaarwisseling” opgenomen.
Artikel 2:73a Bezigen van vuurwerk door professionele toepassers
Het Vuurwerkbesluit heeft als voornaamste doel de bescherming tegen vuurwerk voor mens en milieu. Het besluit maakt onderscheid tussen consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk. Normaliter kan een verschil tussen consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk worden gemaakt naar aanleiding van de lading die wordt gebezigd.
Consumentenvuurwerk mag normaal gesproken alleen worden afgestoken tijdens de jaarwisseling. Wanneer consumentenvuurwerk buiten deze periode wordt afgestoken, dan mag dit niet door consumenten worden gedaan maar alleen door professionele toepassers. In dit opzicht kan ook consumentenvuurwerk buiten de periode van de jaarwisseling als professioneel vuurwerk worden gezien. Met andere woorden, al het vuurwerk dat niet tijdens de jaarwisseling (maar bijvoorbeeld tijdens een trouwerij bij een strandpaviljoen) wordt afgestoken, is per definitie professioneel vuurwerk. Aan het afsteken van professioneel vuurwerk stelt het Vuurwerkbesluit strenge eisen. Het afsteken van vuurwerk gebeurt in de praktijk door een gespecialiseerd bedrijf. Dat bedrijf moet een toepassingsvergunning hebben. De provincie waarin het bedrijf is gevestigd, is bevoegd om een dergelijke vergunning te verlenen.
Naast een toepassingsvergunning moet het bedrijf een ontbrandingstoestemming aanvragen bij de provincie. Dat kan op twee manieren: via een ontbrandingsmelding of via een ontbrandingsvergunning.
Er kan worden volstaan met een ontbrandingsmelding indien er maximaal 200 kg consumentenvuurwerk en maximaal 20 kg theatervuurwerk wordt afgestoken. (Theatervuurwerk is een soort vuurwerk dat zodanig is gemaakt dat het geschikt is om te gebruiken in besloten ruimten.)
Wordt er meer afgestoken dan 220 kg, dan moet er een vergunning worden aangevraagd.
In de Noordwijkse praktijk is gebleken, dat er met name op het strand regelmatig vuurwerk wordt afgestoken bij de viering van bijvoorbeeld bruiloften. Voor de gasten een mooie ervaring, maar door omwonenden kan het als hinderlijk worden beschouwd, vooral als het vuurwerk ’s nachts wordt afgestoken. Daarom is in de APV, aanvullend aan de reeds geldende regels ten aanzien van het afsteken van vuurwerk, een verbod opgenomen voor het afsteken van vuurwerk tussen 23.00 uur en 07.00 uur. Deze periode sluit aan bij de nachtperiode zoals gehanteerd in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).
Op het verbod is een uitzondering gemaakt voor de gevallen waarbij er sprake is van een voor een ieder toegankelijk evenement waarvoor door de burgemeester een evenementenvergunning is verleend. In een dergelijk geval is het mogelijk om vuurwerk na 23.00 uur af te steken mits uit de vergunning blijkt dat daarmee is ingestemd.
Artikel 2:73b Verbod carbid-schieten
Het carbid-schieten is geen traditie in Noordwijk en komt (gelukkig) ook niet zo veel voor in Noordwijk en omstreken. Met het verbod op knalvuurwerk (en vuurpijlen) bestaat de kans dat het carbid-schieten gezien gaat worden als een alternatief voor het reguliere knalvuurwerk. De overlast van het carbid-schieten is (minimaal) vergelijkbaar met de overlast van knalvuurwerk. Het wordt daarom noodzakelijk geacht om het verbod op carbid-schieten in de APV op te nemen.
Artikel 2:74b Weggooien van spuiten en dergelijke
Dit artikel is aanvullend op hetgeen is bepaald in de Afvalstoffenverordening en in de Wet milieubeheer. Het achterlaten van aan drugs-gerelateerde voorwerpen zorgt immers niet alleen voor verontreiniging van de natuur en verstoring van de optimale wijze van inzamelen van afvalstoffen. Het achterlaten van dergelijke voorwerpen kan bijdragen aan een gevoel van onveiligheid en criminaliteit. In die zin draagt drugs-gerelateerd afval bij aan verstoring van de openbare orde. Het is vanuit die invalshoek dat dit artikel in de APV is opgenomen.
Artikel 2:74c Handel in lachgas
De verkoop en het oneigenlijk gebruik van het gas als recreatief roesmiddel leveren vaak hinder en overlast op. Ook blijkt uit een risicobeoordeling door het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM) dat lachgas als recreatief roesmiddel aanzienlijke risico’s meebrengt voor de individuele gezondheid én voor de volksgezondheid. Verder zorgt gebruik van lachgas in het verkeer voor onveilige situaties op de weg.
De overlast en gezondheidsrisico’s door oneigenlijk gebruik van lachgas waren voor het kabinet redenen om in een Kamerbrief van 9 december 2019 aan te kondigen dat lachgas zal worden geplaatst op lijst II behorende bij de Opiumwet. Daardoor zal onder meer de verkoop, het vervaardigen en het bezit van lachgas verboden worden.
Los van de aangekondigde wijziging van de Opiumwetgeving hebben gemeenten eigen mogelijkheden om op te treden tegen oneigenlijk gebruik van lachgas. De VNG stelt zich daarbij op het standpunt, dat een algemeen lachgasverbod waarschijnlijk geen stand zou houden bij de rechter. De VNG geeft daarbij als reden dat er zou moeten worden onderbouwd dat in de hele gemeente sprake is van aantasting van de openbare orde of overlast als gevolg van oneigenlijk gebruik van lachgas.
Het gaat daarbij echter om een standpunt van de VNG en dus niet om een juridisch gegeven. De redenatie van de VNG valt niet goed te rijmen met het feit dat bijvoorbeeld het verbod op drugshandel (art. 2:74) en drugsgebruik (art. 2:74a) wel in de Modelverordening zijn opgenomen. Bovendien zou de redenatie van de VNG betekenen, dat er uitsluitend bepalingen in de APV zouden kunnen worden opgenomen nadat zich in de praktijk problemen hebben voorgedaan, terwijl de regels juist bedoeld zouden moeten zijn om problemen te voorkómen.
Uiteraard is stilgestaan bij het gegeven, dat lachgas ook wordt gebruikt voor legitieme doeleinden, bijvoorbeeld als drijfgas in slagroomspuiten. Een verbod op de verkoop van lachgas vanaf een openbare plaats maakt een dergelijk gebruik echter niet onmogelijk en ook niet onnodig belastend.
Artikel 2:74d Gebruik van lachgas
Door het verbod op genoemde handelingen te beperken tot openbare plaatsen blijft het gebruik van lachgas voor bijvoorbeeld huishoudelijk gebruik of het gebruik in professionele keukens ongemoeid.
AFDELING 12. Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Sinds 1 juli 2016 is artikel 151c van de Gemeentewet gewijzigd waardoor het ook mogelijk is om ter handhaving van de openbare orde mobiele camera’s in te zetten. Onder handhaving van de openbare orde valt volgens de regering ook de algemene bestuurlijke voorkoming van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in de gemeentelijke samenleving. Dit betekent dat bij een evenement ten behoeve van voorkoming van verstoring van de openbare orde ook mobiele camera’s zouden kunnen worden ingezet. Een zodanig besluit wordt door de burgemeester genomen. In het tweede lid zijn parkeerterreinen en parkeergarages met name genoemd.
Artikel 2:80 Sluiting overlast gevende voor het publiek openstaande gebouwen
Dit artikel wordt gezien als een belangrijk onderdeel van het instrumentarium ter bestrijding van ondermijning.
Artikel 2:81 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
Op basis van dit artikel kan de burgemeester bepaalde gebouwen, gebieden en/of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen. Die aanwijzing vindt plaats door een aanwijzingsbesluit (al dan niet als onderdeel van het Algemeen aanwijzingsbesluit). Vervolgens is het verboden om zonder vergunning een bedrijf dat valt onder die aanwijzing uit te oefenen. In tegenstelling tot artikel 2:80 (waarbij een specifiek gebouw of erf kan worden gesloten) is het op basis van dit artikel mogelijk om hele categorieën van bedrijven aan te wijzen.
Met nadruk moet worden opgemerkt, dat de onderbouwing van die aanwijzing bijzonder sterk zal moeten zijn. Het aanwijzen van bijvoorbeeld glazenwassers of autoverhuurbedrijven (zoals gedaan door respectievelijk de gemeente Zaanstad en de gemeente Tilburg) kan alleen plaatsvinden indien uit feiten en omstandigheden (vaak door de politie vastgelegd in een bestuurlijke rapportage) blijkt, dat er een directe relatie is tussen enerzijds de aan te wijzen activiteiten en anderzijds de bedreiging van de veiligheid, de leefbaarheid of de verstoring van de openbare orde.
AFDELING 13. Strand, zee en duin
De Modelverordening van de VNG bevat geen specifieke bepalingen betreffende het strand. Deze afdeling bevat dus uitsluitend Noordwijks maatwerk.
Artikel 2:84 Activiteiten en voorwerpen op het strand
Eerste lid, onder b (in combinatie met het vierde lid)
Van belang is op te merken, dat bij de strandafritten verkeersborden staan op grond waarvan het verboden is met een motorvoertuig het strand (waartoe ook de strandop- en afgangen behoren) op te rijden. Om ondanks de bedoelde C1-borden (gesloten voor alle verkeer behalve voetgangers) het strand op te mogen rijden is een ontheffing nodig van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV). Een eventuele ontheffing van art. 2:84, lid 1 onder c APV zal dus altijd gecombineerd moeten worden met een RVV-ontheffing.
Eerste lid, onder c en d (in combinatie met het zesde lid)
Het op het strand rijden met een sulky of andere vorm van aanspanning en het gebruik van een zeilwagen op het strand is niet op een veilige manier te combineren met het overige strandgebruik. Het wordt niet mogelijk geacht om aan een eventuele vergunning zodanige voorschriften te verbinden dat de veiligheid voldoende gewaarborgd zou worden. Aangezien het dus praktisch niet mogelijk zou zijn een vergunning te verlenen, heeft het opnemen van een vergun-mogelijkheid geen zin. Het zou juridisch gezien zelfs onjuist zijn. Er geldt voor deze gebruiksvormen dan ook een absoluut verbod. Er is geen ontheffing mogelijk.
Eerste lid, onder j (in combinatie met het zevende en achtste lid)
In de vorige APV was bij de regulering van het fietsen op het strand gekozen voor een ontheffingenstelsel. Voordeel daarvan is dat er grip gehouden kan worden op het aantal te verlenen ontheffingen. Daardoor kan worden voorkomen dat het te druk zou worden met fietsers op het strand. Nadeel is echter de bewerkelijkheid voor zowel aanvrager als ontheffingverlener. Praktisch punt is, dat een fietser die over een ontheffing beschikt, verplicht zou zijn die ontheffing (of een bewijs daarvan, bijvoorbeeld in de vorm van een bij de beschikking behorend pasje) bij zich te hebben tijdens het fietsen op het strand.
Van doorslaggevend belang is echter, dat over het algemeen moet worden gestreefd naar een beperking van (administratieve) lasten. Het opnemen van algemene regels heeft in die zin de voorkeur boven een ontheffingenstelsel.
De algemene regels worden opgenomen in het Algemeen Aanwijzingsbesluit.
Artikel 2:85 Geen glas op het strand
Glasscherven in het zand kunnen leiden tot (ernstige) verwondingen bij strandgebruikers. Het gebruik van glaswerk moet daarom zoveel mogelijk worden beperkt. In het 4e lid van dit artikel wordt gewezen op het veiligheidsaspect van de verontreiniging met glas. Het tegengaan van verontreiniging op zich is geregeld in de Afvalstoffenverordening.
Artikel 2:86 Varen en beoefenen watersport
Dit artikel ziet er onder andere op dat de schipper van een boot met een schroef op voldoende afstand moet blijven van de badgasten/zwemmers dan wel de schroef moet hebben afgedicht zodat deze geen gevaar kan opleveren voor de badgasten/zwemmers die zich in zee bevinden.
Artikel 2:87 Naaktrecreatie op het strand, in de duinen en in zee
Naakt recreëren in de duinen is geheel verboden.
Artikel 2:88 Paarden op het strand
Dit artikel heeft betrekking op de aanwezigheid van rij- en trekdieren op het strand in zijn algemeenheid en op het berijden van rij- en trekdieren op het strand door een ruiter. Hieronder valt dus ook het door een paard/pony met ruiter voorttrekken van een wakeboard, visnet, schelpennet of iets dergelijks in de branding.
Artikel 2:89 Vrijhouden van het strand voor redding en hulpverlening
Dit artikel beoogt er voor te zorgen, dat hulpdiensten te allen tijde langs de waterlijn kunnen rijden, zodat zij de locatie van een incident zo dicht mogelijk kunnen benaderen.
Artikel 2:90 Hulpdiensten en werkverkeer
Dit artikel spreekt voor zich.
Het landen en vliegen met een zweeftoestel is geregeld in de Wet luchtvaart. Om die reden kunnen in de APV uitsluitend regels worden gesteld ten aanzien van het starten met zweeftoestellen. Deltavliegen en/of parapenten (= duinsoaren) valt onder dit artikel.
Artikel 2:92 Verlichten van het strand en de zee
Om de gasten van de paviljoens ook in het donker uitzicht op zee te bieden, hebben paviljoens in het verleden verlichting aangebracht die gericht was op de zee. Vanuit omwonenden, overige strandbezoekers en maatschappelijke organisaties kwam echter steeds meer weerstand tegen hinder en vervuiling door kunstlicht op het strand. In het Activiteitenbesluit van de Wet Milieubeheer zijn geen regels hieromtrent gesteld.
Het toepassen van op de zee gerichte verlichting kan nadelig zijn voor het zeeleven. Bovendien wordt de veiligheid benadeeld. De KNRM heeft namelijk aangegeven dat het zeewaarts verlichten van het strand met sterke schijnwerpers zeer hinderlijk is voor reddingsacties en voor oefeningen in het donker. Eventuele drenkelingen zullen minder snel worden gevonden. Om genoemde redenen is dit verbod in de APV opgenomen
Artikel 2:93 Verbod gebruik metaaldetectoren
Bij het gebruik van een metaaldetector in de duinen is de kans op het vinden van een explosief (mortier/granaat) relatief groot. Een blootgelegd explosief is gevaarlijk voor bezoekers. Het op verantwoorde wijze opruimen van deze explosieven is arbeidsintensief en kan overlast met zich
meebrengen in verband met het afsluiten van locaties of gebieden voor bezoekers c.q. gebruikers
Controle op naleving van deze bepaling wordt hoofdzakelijk gedaan door de opsporingsambtenaren werkzaam bij Staatsbosbeheer. Zij zijn op grond van artikel 6:2 van deze verordening daartoe aangewezen als toezichthouder ten behoeve van naleving van hetgeen in dit artikel is bepaald.
Noordvoort is een natuurgebied in wording. Landschappelijke aanpassingen en een afwijkend beheer moeten er op termijn voor gaan zorgen dat Noordvoort een enclave van rust en natuur gaat worden. Er is daarom bepaald, dat er in Noordvoort geen verblijfsrecreatie is toegestaan.
Vaak wordt een natuurgebied gerealiseerd door een gebied af te sluiten voor doorgaand verkeer. In het geval van Noordvoort is dat praktisch onmogelijk. Een voor alle verkeer afgesloten Noordvoort zou een bijna onneembare blokkade vormen voor activiteiten waarbij men zich over het strand wenst te verplaatsen van Noordwijk naar Zandvoort en vice versa. Daarbij kan gedacht worden aan lange-afstand-wandeltochten en wielerwedstrijden. Een redelijk bruikbare omweg is niet voorhanden. Er is dan ook nauwelijks aan te ontkomen om toch enig verkeer door Noordvoort toe te staan. Er is echter wel de beperking opgenomen dat er niet sneller dan stapvoets gereden mag worden. Dat betekent dat, ook indien er bijvoorbeeld op grond van artikel 2:10 APV een ontheffing is verleend van het verbod om met een motorvoertuig op het strand te rijden, er alsnog bij Noordvoort niet sneller dan stapvoets gereden mag worden. (Daarbij is overigens wel rekening gehouden met het feit, dat het in bepaalde omstandigheden, afhankelijk van zand en water, niet mogelijk is om stapvoets te rijden zonder vast te komen zitten. In die omstandigheden is het toegestaan in een snelheid te rijden die absoluut noodzakelijk is om vastrijden te voorkomen.)
HOOFDSTUK 3 REGULERING PROSTITUTIE, SEKSBRANCHE EN AANVERWANTE
AFDELING 2. Vergunning Seksbedrijf
In dit artikel zijn de stippellijntjes zoals opgenomen in de Modelverordening ingevuld. Er is sprake van een zogenaamde “schaarse vergunning”. Een dergelijke vergunning mag niet voor onbeperkte tijd worden verleend. Er is gekozen voor 3 jaar zodat er na die periode een moment van hertoetsing plaats zal vinden. De verguntermijn moet echter zijn afgestemd met de mogelijkheid om investeringen terug te verdienen. Daarom is gekozen voor de mogelijkheid om de vergunning te verlengen en wel tot maximaal 9 jaar. Die termijn wordt voldoende geacht voor het terug verdienen van gedane investeringen voor de opstart van het bedrijf.
Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen
Het is niet toegestaan om de hele gemeente aan te wijzen als locatie waar geen seksinrichting gevestigd mag worden. Er zijn daarom vestigingsmogelijkheden open gehouden op de twee genoemde locaties.
Artikel 3:5 0-optie raamprostitutiebedrijven en maximering aantal seksinrichtingen
Er is gekozen voor de variant waarbij het aantal prostitutiebedrijven en seksinrichtingen zoveel mogelijk is beperkt.
HOOFDSTUK 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU, HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1. Voorkomen of beperken van geluidhinder en hinder door verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten en Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten
De artikelen 4.2 en 4.3 zijn gebaseerd op artikel 2.21 van het (op de Wet milieubeheer gebaseerde) Activiteitenbesluit. In dat artikel is bepaald, dat er maximaal 12 dagen of dagdelen per jaar mogen worden aangewezen waarop de reguliere geluidnormen niet gelden. Die 12 dagen kunnen worden onderverdeeld in collectieve festiviteiten en incidentele festiviteiten. Er is voor gekozen om 4 dagen aan te wijzen voor collectieve festiviteiten en 8 dagen (voor het strand en de Grent: 3) waarop incidentele festiviteiten mogen worden georganiseerd. Het aantal incidentele activiteiten op het strand en op de Grent is beperkt tot 3 per jaar omdat er daar anders (door de concentratie van inrichtingen) een cumulatie van incidentele festiviteiten zou kunnen plaatsvinden waardoor er in de praktijk bijvoorbeeld elk weekend luidruchtige activiteiten georganiseerd zouden kunnen worden op het strand of op De Grent.
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
In afwijking van de Modelverordening is in dit artikel bepaald, dat het verbod niet van toepassing is op de geluidproductie tijdens een evenement.
AFDELING 3. Het bewaren van houtopstanden
De vergunning voor het vellen van houtopstanden is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder g. van de Wabo. Dat betekent dat het hier gaat om een Wabo-vergunning. Vaak zal naast de Wabo-vergunning nog een vergunning, ontheffing of vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming nodig zijn in verband met de bescherming van vogels en hun nesten in de bomen. De Wet natuurbescherming haakt aan bij de Wabo. Er wordt dan dus één omgevingsvergunning verleend of geweigerd.
In de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor, Staatscourant 2010-5162) zijn voor de aanvraag van een omgevingsvergunning indieningsvereisten opgenomen.
In afwijking van de Awb is in artikel 6.1 lid 1 jo. lid 2 van de Wabo bepaald dat een omgevings-vergunning voor het vellen van houtopstand niet eerder inwerking treedt dan na afloop van de bezwaar-/beroepstermijn. Ingevolge lid 3 van de Wabo wordt de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning verder uitgesteld indien een rechtsmiddel wordt aangewend. Dit is eveneens het geval wanner er een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan. In dat geval dient de beslissing van de voorzieningenrechter te worden afgewacht alvorens eventueel van de vergunning gebruik kan worden gemaakt.
Artikel 4:10 Begripsomschrijvingen
Houtopstand is het algemene begrip dat Wet Natuurbescherming zelf ook hanteert. Tevens is dit het algemene kernbegrip van deze verordening waarop het kapverbod en de vergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan het in het algemene spraakgebruik gehanteerde begrip ´boom´.
Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester – struik – struikachtige boom – (meerstammige) boom.
Met hakhout wordt bedoeld: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.
Vellen is het allesomvattende juridische begrip dat in het verbod staat. Onder vellen wordt zowel kappen, rooien als verplanten begrepen.
Kappen is het bovengronds omleggen van een houtopstand waarbij een stobbe achterblijft en
waarbij het doel van de handeling gericht is op het definitief verwijderen van de houtopstand.
Rooien is het met wortel en al verwijderen van een houtopstand.
Verplanten is een vorm van rooien waarbij de desbetreffende houtopstand elders wordt herplant.
Kandelaberen is het voor meer dan 30% gelijkmatig weghalen van de takken die de kroon van de
Onderdeel f (Boom effect analyse)
Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast zijn of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomen effect analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur.
De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.
Besluit inzake een Boom Effect Analyse: besluit, waarop staat vermeld of een werk of ingreep in de boombeschermingszone, eventueel onder voorwaarden, is toegestaan.
Om bomen op bouwplaatsen te beschermen dient een boombeschermingszone te worden ingesteld, die op de grond fysiek met een stevig hekwerk wordt gemarkeerd. In de beschermingszone blijft de bestaande situatie in beginsel gehandhaafd. Een bevoegde toezichthouder waakt over de gestelde beschermingsregels, die in werkbestekken zijn vastgelegd.
Met goedkeuring van de toezichthouder kunnen noodzakelijke werkzaamheden in de boombeschermingszone verricht worden die voor de levensvatbaarheid van de te beschermen boom geen nadelige gevolgen heeft. De toezichthouder kan hiervoor om een Bomen effect analyse vragen.
Werkzaamheden in de boombeschermingszone, die BEA-plichtig zijn, betreffen:
Waterhuishoudkundige ingreep binnen 100 meter van de boombeschermingszone, die BEA-plichtig is, betreft: wijziging van de grondwaterstand door pompen of bronbemaling of op een andere manier veranderen van de waterhuishouding.
Artikel: 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Onder de onder lid 2 genoemde waarden wordt het volgende verstaan:
Een houtopstand is uit ecologisch oogpunt waardevol als deze van belang is voor de instandhouding van flora en fauna. De houtopstand speelt in dit geval een ecologische rol als “stepping stone” of “corridor” of is van belang als voedselbron, nest- of schuilplaats. Een verbindingszone kan bestaan uit kleine gebiedjes die kunnen dienen als tijdelijke verblijfplaats voor soorten die aan het migreren zijn van het ene naar het andere kerngebied, in dit geval wordt gesproken van stepping stones. Corridors zijn verbindingszones met relatief kleine of helemaal geen onderbrekingen. Daarnaast wordt hieronder ook begrepen houtopstanden die meerwaarde hebben of van belang zijn voor een (gemeentelijk) ecologische zone.
Houtopstanden die een uitdrukkelijke relatie hebben met het landschap, bijvoorbeeld als herkenningspunt of landschappelijk element. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een haag, rij knotwilgen, een bossingel of laanbeplanting. Ook houtopstanden die een belangrijke functie hebben ten aanzien van de overgang van het stedelijk naar het landelijk gebied.
Houtopstanden die vallen onder een beschermd stads- of dorpsgezicht. Ook de beplantingsvorm van houtopstanden die een belangrijk deel uitmaken van, of in belangrijke mate het beeld bepalen van structuren (hoofdassen/lanen/pleinen) is waardevol. Dit zowel vanuit groen- als stedenbouwkundige architectuur benaderd.
Een houtopstand is uit cultuurhistorisch oogpunt waardevol als deze een rol van betekenis speelt in de geschiedenis van zijn omgeving. Te denken valt aan relicten of restanten van een oud natuur- of bosgebied (natuurhistorie), bomen die deel uitmaken van een cultuurhistorische object (zoals monumentale panden) of bomen die herinneren aan gebeurtenissen, markeringen of handelingen uit het verleden (zoals herinneringsbomen).
Wanneer sprake is van een, voor de soort, combinatie van hoge ouderdom en minimaal redelijke vitaliteit. Daarnaast wordt hierin ook meegenomen of de betreffende houtopstand een eenheid vormt met omringende houtopstanden, die schade zullen ondervinden van het verdwijnen van de betreffende houtopstand (zoals risico op windworp, windschade of zonnebrand).
Een stamomtrek van minder dan 63 cm betekent dat de diameter van een stam kleiner is dan 20,05 cm. De stamomtrek kan met behulp van de volgende formule worden omgerekend naar de diameter van de stam: omtrek in centimeters gedeeld door 3,14 (= π). Een stamomtrek van bijvoorbeeld 100 cm betekent een diameter van 100/3,14= 31,85 cm.
De manier waarop een stamomtrek kan worden omgerekend naar de diameter van de stam is van belang omdat het landelijk vastgestelde formulier om een omgevingsvergunning voor het kappen aan te vragen spreekt over de diameter van de te kappen boom in plaats van over de stamomtrek. In de praktijk is een stamomtrek anders dan de diameter van de stam eenvoudig te meten. Om die reden wordt in dit artikel uitgegaan van stamomtrek.
In het kader van lastenverlichting is er voor gekozen om snelgroeiende boomsoorten tot een stamomtrek van 110 cm (diameter tot 35,03 cm) gemeten op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld vergunningsvrij te maken Dit omdat in de praktijk bleek dat voor deze bomen in de meeste gevallen een vergunning kon worden verleend. De lijst met in dit artikel bedoelde snelgroeiende boomsoorten wordt door het college vastgesteld.
Ook als houtopstand in deze situatie een grotere omtrek heeft dan 63 cm gemeten op 1,30 meter
hoogte boven het maaiveld, mag deze zonder omgevingsvergunning worden geveld.
In het geval dat een beheerplan door of namens het college is goedgekeurd en vastgesteld
mogen de houtopstanden die daarvan onderdeel uitmaken conform het vastgestelde plan worden
gedund zonder dat daarvoor nog een omgevingsvergunning benodigd is.
Dit kan ook het geval zijn voor particuliere houtopstanden. Ook hiervoor kan door de eigenaar c.q. beheerder van het perceel een beheerplan aan het college ter goedkeuring worden voorgelegd zodat voor het dunnen van de houtopstanden geen omgevingsvergunning vereist is.
Onder habitus wordt de uiterlijke verschijningsvorm van een boom, plant of struik verstaan. Bij bomen zijn er bijvoorbeeld de treurvorm en de zuilvorm.
Artikel 4:12c Bestrijding ziekten
Alle ziekten en plagen in één artikel. Uitgangspunt is beschermen van bomen, maar vaak zijn er linken naar gezondheid van mensen en dieren, bijvoorbeeld bij eikenprocessierupsen.
Indien op een terrein de bovenstaande ziekten voorkomen in een zodanige situatie dat er naar oordeel van het bevoegd gezag sprake is van ernstig gevaar voor verspreiding dan wel gevaar voor de volksgezondheid, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn, maatregelen te treffen om dit gevaar te voorkomen dan wel te verminderen.
In dit artikel wordt onder andere bedoeld de volgende plantenziekten en plagen:
HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1. Parkeerexcessen en stopverbod
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
In afwijking van de Modelverordening is er een mogelijkheid gecreëerd dat een particulier zijn of haar eigen auto te koop kan aanbieden.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen
In afwijking van de Modelverordening is er gekozen voor een maximale duur van zeven dagen in plaats van drie dagen. De reden daarvoor is, dat bijvoorbeeld eigenaren van een caravan of camper vaak het weekend willen gebruiken om de caravan of camper in te ruimen of leeg te halen. Door een termijn van zeven dagen aan te houden zit daar altijd een weekend tussen.
In de Modelverordening is uitgegaan van de situatie dat het college plaatsen kan aanwijzen waar grote voertuigen niet mogen worden geparkeerd. In de Noordwijkse APV is uitgegaan van de omgekeerde situatie: het is (op enkele uitzonderingen na) in het hele dorp verboden ’s nachts grote voertuigen te parkeren, behalve op de door het college aangewezen parkeerterreinen voor grote voertuigen (waaronder ook bussen).
In het derde lid is een uitzondering gemaakt voor grote campers, caravans en dergelijke. Hierbij is een maximale termijn aangehouden van drie dagen. Dit lijkt in tegenstrijd met het bepaalde in artikel 5:3, waarin immers een termijn van zeven dagen wordt aangehouden. Bij recreatie-voertuigen van meer dan 6 meter lang of hoger dan 2,4 meter is de (potentiële) hinder voor de omgeving echter groter. Daarom is voor dergelijke grote voertuigen het maximum gesteld op drie dagen.
Artikel 5:10 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen
De VNG wijst in de toelichting bij de modelverordening terecht op een uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden (23-05-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3927), waarbij is gewezen op het feit dat de verbodsborden E1, E2 en E3 uit bijlage 1 bij het RVV 1990 uitsluitend betrekking hebben op de rijbaan en dus niet op bijvoorbeeld de berm of een braakliggend terrein. Het is daarbij echter wel van belang te beseffen, dat er op grond van de Wegenverkeerswet nog allerlei andere parkeerverboden gelden, zoals het verbod op gevaarlijk/hinderlijk parkeren en het verbod tot parkeren op het trottoir.
Voor de verhouding tussen deze APV-bepaling en verkeersbesluiten wordt verwezen naar de toelichting op de Modelverordening.
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
De redactie is iets anders dan het artikel uit de Modelverordening. De strekking is echter hetzelfde.
Artikel 5:12 Overlast van fietsen of bromfietsen
Het college kan plaatsen aanwijzen waar het onbeheerd neerzetten en laten staan van fietsen of bromfietsen niet is toegestaan. Een dergelijke aanwijzing moet gemotiveerd zijn op het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, het voorkomen of opheffen van overlast of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving
Bij de regulering van het collecteren is aansluiting gezocht bij het collecte- en wervingsrooster van het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF): de instellingen die op dat rooster zijn vermeld hoeven geen APV-vergunning aan te vragen zolang zij de collecte uitvoeren zoals gemeld in het bedoelde rooster.
Ter afbakening van het artikel is voor de duidelijkheid lid 4 opgenomen.
In aanvulling op het bepaalde in de Modelverordening is een definitie opgenomen van het begrip “sampling”.
De gemeente Noordwijkerhout kende voor venten algemene regels en de gemeente Noordwijk een vergunningenstelsel. In het kader van het harmoniseren van de regelgeving is besloten om voor de fusiegemeente Noordwijk een vergunningenstelsel te hanteren teneinde mogelijke overlast van venten zoveel mogelijk te voorkomen c.q. te beperken. Door middel van beleidsregels wordt nadere invulling aan deze bevoegdheid gegeven.
In afwijking van de Modelverordening is er voor gekozen om het verbod tot venten zonder vergunning te laten gelden voor de gehele gemeente. De reden daarvoor is, dat de hinder en mogelijke verstoring van de openbare orde niet zozeer afhankelijk is van de locatie waar gevent wordt, maar van de manier waarop dat plaatsvindt. Die manier van venten is weer onder andere afhankelijk van het product waarmee wordt gevent en de achterliggende doelstelling. Het voorkomen dan wel beperken van hinder en ordeverstoring vergt dan ook maatwerk. Dat maatwerk is niet te vatten in algemeen geldende regels, maar kan slechts worden geleverd door middel van aan de ontheffing te verbinden voorschriften.
Artikel 5:16 Verbod op sampling
Het uitdelen van gratis proefmonsters (sampling) is een marketingmethode die vaak wordt gebruikt bij productpromotie of –lancering. Bij sampling worden producten of diensten vaak uitgedeeld aan personen die daar niet om hebben gevraagd. Daarbij kan het voorkomen dat de samples worden opgedrongen en dat personen onder druk worden gezet om de aangeboden producten of diensten in ontvangst te nemen. Dat kan door betrokkenen als hinderlijk worden ervaren en kan zelfs leiden tot verstoring van de openbare orde. Als de samples niet worden gewaardeerd door degenen aan wie ze worden uitgedeeld, is de kans groot dat de samples op straat worden gegooid, waardoor er ontsiering van het straatbeeld optreedt. De bedoelde mogelijke nadelige effecten van samplen kunnen worden tegengegaan door aan een ontheffing te verbinden voorschriften. Dat vergt maatwerk. Daarom is gekozen voor de ontheffingensystematiek.
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
In aanvulling op het artikel in de Modelverordening is in lid 3 voor de duidelijkheid aangegeven, dat uiteraard ook de weigeringsgronden zoals genoemd in 1:8 van toepassing zijn.
AFDELING 6. Openbaar water en waterstaatswerken
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
In aanvulling op het artikel in de Modelverordening is in lid 3 bepaald, dat de verboden niet van toepassing zijn op bouwwerken die vallen onder de Wabo.
Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen
Reeds vele jaren ligt er in de kernen Noordwijk en Noordwijkerhout een aantal woonschepen. Het uitbreiden van het aantal woonboten wordt niet wenselijk geacht, vooral omdat het ontbreekt aan daarvoor geschikte ligplaatsen. Er is daarom voor gekozen om het huidige aantal woonboten als maximum vast te leggen.
Ook voor andere boten is het aantal geschikte en beschikbare ligplaatsen beperkt. Er moet bovendien evenwicht zijn in enerzijds de behoefte aan ligplaatsen en anderzijds een verantwoord gebruik van het water en de oever. Aspecten als veiligheid, doorvaarbaarheid, overlast, schade aan oevers, verstoring van natuur en kwaliteit van het uiterlijk aanzien van de gemeente spelen daarbij een rol. Om daarbij maatwerk mogelijk te maken is gekozen voor voortzetting van het al jaren bestaande vergunningensysteem.
Het overgrote deel van de ligplaatsen in Noordwijk wordt ingenomen door boten die in Noordwijk een vaste ligplaats hebben. Er komen slechts weinig passanten met de boot naar Noordwijk. Voor die passanten zijn enkele ligplaatsen gereserveerd. Daar kan (voor maximaal 48 uur) worden afgemeerd zonder vergunning.
AFDELING 7. Crossterreinen, gemotoriseerd verkeer en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen betreffende het verkeer in natuurgebieden. In afwijking van de Modelverordening is in het eerste lid bepaald, dat de artikelen 2:84, 2:88 en 2:94 onverminderd van kracht zijn. Dit is met name van belang voor bijvoorbeeld Noordvoort. Noordvoort is een natuurgebied en valt daarmee onder de werking van artikel 5:33. Op grond van lid 4 van artikel 5:33 zou het verbod op verkeer niet van toepassing zijn op wegen binnen Noordvoort. Op grond van de wegen(verkeers)wetgeving moet het strand worden beschouwd als weg. Het verbod zoals verwoord in lid 1 van artikel 5:33 is dus niet van toepassing op het binnen Noordvoort gelegen strand.
De verboden zoals verwoord in de artikelen 2:84, 2:88 en 2:94 zijn echter onverminderd van toepassing binnen Noordvoort.
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
De aanwezigheid van vuur op het strand, in de duinen, in het bos of in een natuurgebied kan zeer risicovol zijn. Het uitbreken van brand in die gebieden kan rampzalig uitpakken en moet daarom zo veel mogelijk worden voorkomen. Vuurkorven, kaarsen, barbecues en dergelijk zijn daar dan ook niet toegestaan. Met nadruk wordt er op gewezen, dat volgens de definitie van “strand” (zie artikel 1:1 APV) bijvoorbeeld ook de terrassen van strandpaviljoens onderdeel uitmaken van het strand, zodat het vuurverbod ook daar van toepassing is. Het college kan ontheffing verlenen.
Artikel 5:34a Verbod op het gebruik van wensballonnen
Het ongecontroleerd oplaten van een ballon met een vuurbron erin is onverantwoord en risicovol.
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
In de toelichting bij de Modelverordening is aangegeven dat asverstrooiing niet wenselijk is op plaatsen waar de as niet of nauwelijks in de bodem kan worden opgenomen en door de wind kan gaan dwarrelen. Dit speelt met name een rol op stoepen, straten, pleinen en dergelijke. Daarom is er een verbod opgenomen voor het verstrooien van as op de verharde delen van de weg.
Asverspreiding door de wind speelt in wat mindere mate op het strand, maar bij het strand moet rekening gehouden worden met de vele varianten van strandgebruik. Het verstrooien van as in/over het zand is niet te combineren met bijvoorbeeld in het zand spelende kinderen en is daarom verboden.
Om dezelfde reden is het verboden om as op zee te verstrooien: de combinatie van asverstrooiing en het zwemmen in zee is zeer onwenselijk. Aangezien het grondgebied van Noordwijk (en daarmee de werking van de APV) zich uitstrekt tot 1 kilometer uit de kustlijn, is die beperking in lid 1 onder c voor de duidelijkheid vermeld.
De onwenselijkheid van asverstrooiing op sportterreinen en kinderspeelplaatsen is evident en hoeft geen nadere toelichting.
Artikel 5:38 Overnachten op openbare plaatsen
Met dit artikel wordt beoogd het slapend op een openbare plaats doorbrengen van de nacht tegen te gaan. Daarbij kan gedacht worden aan dak- en thuislozen, maar zeker ook aan bijvoorbeeld badgasten die op het strand de nacht willen doorbrengen.
Het artikel kan worden gezien als een aanvulling op het bepaalde in artikel 4:18, waarin het verbod is opgenomen tot het ten behoeve van recreatief nachtverblijf plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel. (Aangezien een kampeermiddel over het algemeen geen openbare plaats is, is er geen sprake van overlapping.)
HOOFDSTUK 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Er is gekozen voor een brede aanwijzing van toezichthouders. Ook de BOA’s en politieambtenaren zijn als toezichthouders aangewezen. Zij zullen daarbij rekening moeten houden met de tweepettenproblematiek (verschillende bevoegdheden als toezichthouder en als opsporingsambtenaar).
Artikel 6:4 Intrekking oude verordeningen
Artikel 6:5 Overgangsbepalingen
Om misverstanden te voorkomen wat de gevolgen zouden kunnen zijn van de inwerkingtreding van deze verordening is gekozen voor een overgangsregeling.
Met nadruk wordt gewezen op het gesteld in lid 3. Op grond daarvan blijven bijvoorbeeld veel bestaande beleidsregels van kracht.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-332178.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.