Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting Bergen 2021

De raad van de gemeente Bergen:

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 27 oktober 2020;

 

gezien het advies van de commissie Algemene raadscommissie van 19 november 2020;

 

gelet op het bepaalde in artikel 224 van de Gemeentewet,

besluit:

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting Bergen 2021

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college:

    het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    vakantieonderkomens:

    woningen en andere verblijven, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • c.

    mobiele kampeeronderkomens:

    tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • d.

    vaste jaarplaats:

    een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een jaar plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat doorgaans na afloop van het jaar niet wordt verwijderd;

  • e.

    vaste seizoenplaats:

    een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat doorgaans na afloop van het seizoen niet wordt verwijderd en waarin het gedurende de winterperiode niet toegestaan is te overnachten;

  • f.

    seizoenplaats:

    een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende het seizoen plaatsen van hetzelfde mobiele kampeeronderkomen, welk mobiel kampeeronderkomen na afloop van het seizoen wordt verwijderd;

  • g.

    toeristische plaats:

    een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een jaar of seizoen plaatsen van steeds wisselende mobiele kampeeronderkomens.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • 2.

    van degene die de leeftijd van vier jaar nog niet heeft bereikt;

  • 3.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

  • 4.

    van kinderen tot en met de 17- jarige leeftijd, en hun begeleiders of leerkrachten welk verblijf in georganiseerd educatief verband en onder leiding van een of meer meerderjarige begeleiders of leerkrachten plaatsvindt;

  • 5.

    op vaartuigen voor welk verblijf watertoeristenbelasting is verschuldigd.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten dat zij verblijf houden.

Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

    • a.

      mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens op huurgrond en stacaravans op vaste jaarplaatsen bepaald op 2,5;

    • b.

      mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens op huurgrond en stacaravans op vaste seizoenplaatsen bepaald op 2,5;

    • c.

      mobiele kampeeronderkomens op seizoenplaatsen bepaald op 2,6.

  • 2.

    Het aantal malen dat wordt overnacht, wordt met betrekking tot:

    • a.

      de door lid 1, sub a, bedoelde personen bepaald op 58;

    • b.

      de door lid 1, sub b, bedoelde personen bepaald op 58;

    • c.

      de door lid 1, sub c, bedoelde personen bepaald op 54.

  • 3.

    Het aantal mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens op huurgrond en stacaravans als bedoeld in het eerste lid sub a, b en c, wordt vastgesteld op het aantal mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans welke door de belastingplichtige bij de aangifte zijn opgegeven én uit de verhuuradministratie blijkt.

Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedaan verzoek de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen.

Artikel 8 Belastingtarief

Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 1,90.

Artikel 9 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    Er kan een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande lid gestelde termijnen.

Artikel 12 Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de aangewezen inspecteur, zoals bedoeld in artikel 232, vierde lid, sub a, van de Gemeentewet.

Artikel 13 Registratieplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden verblijfhoudenden te registreren in een daarvoor bestemd en door de gemeente verstrekt nachtverblijfregister.

  • 2.

    Het college stelt genoemd nachtverblijfregister kosteloos beschikbaar.

  • 3.

    De verplichting als bedoeld in de voorgaande leden geldt niet als de belastingplichtige geen gebruik maakt van de opteermogelijkheid als bedoeld in artikel 7.

  • 4.

    Het college kan nadere regels geven omtrent de inrichting en gebruik van het nachtverblijfregister.

Artikel 14 Overgangsrecht

De Verordening toeristenbelasting 2020 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 16 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening toeristenbelasting Bergen 2021’.

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Bergen in de openbare raadsvergadering van donderdag 10 december 2020.

A.J.M. (Ad) Anthonissen

griffier

dr. J.P. (Peter) Rehwinkel

voorzitter

Naar boven