Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van de directeur Stadsbeheer Toezicht en Handhaving van 8 december 2020; kenmerk 20/0022308;
gelet op artikel 2, vierde lid, van de Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2021;
besluit:
Artikel 1 Begripsbepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
- -
adres: volgens huisnummerbesluit vastgelegd adres met huisnummer Basisregistratie Adressen en Gebouwen;
- -
autodeelorganisatie: rechtspersoon die er zijn bedrijf van maakt motorvoertuigen aan te bieden ten behoeve van autodelen;
- -
autodelen: herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik maken van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen met een aanbieder van free-floating of stationbased motorvoertuigen;
- -
bedrijf: natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde bewoner, die is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;
- -
bestelauto: voertuig als bedoeld in artikel 1 van het RVV ’90 onder de definitie aldaar van bestelauto of bedrijfsauto met dien verstande dat de toegestane maximum massa van de bedrijfsauto niet meer bedraagt dan 3.500 kg;
- -
bewoner: persoon die blijkens de gemeentelijke Basisregistratie Personen woont op een adres in gereguleerd gebied of op een geregistreerd binnenvaartuig in gereguleerd gebied;
- -
bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening: parkeervoorziening met eigen dan wel gezamenlijke toegang, behorend bij of toegewezen aan een gebouw of gebouwencomplex blijkens een omgevingsvergunning of enig ander document, bestemd voor het parkeren van motorvoertuigen van eigenaren of houders, die wonen of werken op het adres van het gebouw of gebouwencomplex waarbij deze voorziening behoort of waaraan deze voorziening is toegewezen, waarbij inbegrepen een individuele garagebox, carport, in- of oprit of een ruimte of een perceel dat is bedoeld voor parkeren;
- -
bijzondere vrijstelling van de parkeereis: vrijstelling van de parkeereis in een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Beleidsregeling parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2018;
- -
bijzonder gemeentelijk belang: vrijstelling verlenen van de parkeereis in een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.5.30, vierde lid, onder d, van de Bouwverordening Rotterdam 2010 of artikel 6, tweede lid, van de Beleidsregeling parkeernomen auto en fiets gemeente Rotterdam 2018;
- -
BPM: belasting van personenauto’s en motorrijwielen, als bedoeld in de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, of een hiervoor in de plaats tredende regeling;
- -
BRP: gemeentelijke Basisregistratie Personen;
- -
CBS subbuurt: een van de territoriale gebiedsgrenzen van het Centraal Bureau voor de Statistiek;
- -
college: het college van burgemeester en wethouders;
- -
eerste bewonersparkeervergunning: bewonersparkeervergunning die op basis van volgorde van binnenkomst van aanvraag als eerste bewoners-parkeervergunning is verleend;
- -
free-floating autodelen: autodelen zonder een vaste parkeerplaats;
- -
gereguleerd gebied: deel van de gemeente waarbinnen sprake is van betaald parkeren met vergunningregeling;
- -
jachthaven: in het handelsregister van de Kamer van Koophandel geregistreerd bedrijf, vereniging of stichting binnen de branche jachthaven, roei-, kano-, zeil- en surfsport met SBI-onderverdeling 'Cultuur, sport en recreatie’ met een hiertoe aangewezen beheerder of jachthavenmeester;
- -
oldtimer: voertuig als bedoeld in het schema Oldtimerregeling van de Belastingdienst Motorrijtuigenbelasting;
- -
personenauto: personenauto als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- -
schoolbestuur: bestuur van een door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap erkende en gesubsidieerde instelling voor dag- of avondonderwijs;
- -
sector: omschreven groep straten binnen gereguleerd gebied;
- -
stationbased autodelen: autodelen met een vaste aangewezen belanghebbendenplaats;
- -
teruggekeurd voertuig: voertuig waarvan de terugkeuring is goedgekeurd op basis van artikel 6.1, vierde lid, van de Regeling voertuigen;
- -
tweede bewonersparkeervergunning: bewonersparkeervergunning die op basis van volgorde van binnenkomst van aanvraag als tweede bewoners-parkeervergunning is verleend;
- -
vaste ligplaats: een plaats in de jachthaven voor een bepaalde periode waarbij deze in samenspraak met de jachthaven is bepaald;
- -
vrachtauto: vrachtauto als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- -
wijkauto: personenauto waarmee georganiseerd aanvullend vervoer wordt geboden aan ouderen en gehandicapten;
- -
wijkbus: personenbus waarmee georganiseerd aanvullend vervoer wordt geboden aan ouderen en gehandicapten.
Artikel 2 Maximering aantal vergunningen per sector
- 1.
Het college stelt het maximum aantal uit te geven vergunningen per sector vast.
- 2.
Indien het maximum aantal uit te geven vergunningen per sector is verleend, wordt de aanvrager op een wachtlijst voor deze sector geplaatst, waarbij bewoners en bedrijven op aparte wachtlijsten staan.
- 3.
Deze wachtlijsten worden aangelegd op volgorde van binnenkomst van de aanvragen van bewoners en bedrijven, waarbij de datum van registratie door de gemeente bepalend is.
- 3a.
Bij de wachtlijst voor bewoners worden de aanvragen voor een eerste bewonersvergunning geplaatst boven de aanvragen voor een tweede bewonersvergunning.
- 4.
Aan de op de wachtlijst geplaatste aanvrager kan op diens verzoek een tijdelijke vergunning worden verleend voor een aangrenzende sector op voorwaarde dat deze tijdelijke vergunning voor de betreffende aangrenzende sector beschikbaar is.
- 5.
Deze sector wordt door het college bepaald binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid voor wat betreft de afstand tot het adres waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.
- 6.
Een tijdelijke vergunning wordt verleend voor bepaalde tijd met een maximumduur van 12 maanden, maar niet langer dan de duur van de plaatsing op de wachtlijst.
Artikel 3 Weigeren van een vergunning
Het college kan een vergunning weigeren indien:
- 1.
de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden, die aan het verlenen van een vergunning zijn gesteld;
- 2.
de aanvrager volgens opgave van de gemeente Rotterdam een invorderbare belastingschuld heeft openstaan of een verschuldigde parkeerbelasting niet heeft betaald.
Artikel 3a Weigeren van een vergunning vanwege belasting van de luchtkwaliteit
- 1.
Het college kan tevens een vergunning weigeren indien vergunning wordt gevraagd voor een:
- a.
geregistreerde personenauto of bestelauto op benzine of LPG met een emissieklasse 0;
- b.
geregistreerde personenauto of bestelauto op diesel met een emissieklasse lager dan 3;
- c.
geregistreerde vrachtauto met een euroklasse lager dan de Europese emissieklasse 4.
- 2.
Deze weigeringsgronden zijn niet van toepassing indien de vergunning betrekking heeft op:
- a.
gebieden waar geen regeling tot betaald parkeren van kracht is;
- b.
overdracht van een vergunning voor een ongewijzigd kenteken binnen een adres;
- c.
aanvraag van de parkeervergunning binnen één maand na ingangsdatum van de invoering betaald parkeren in de nieuwe sector.
- 3.
De weigeringsgronden zijn evenmin van toepassing indien de vergunning wordt aangevraagd voor:
- a.
- b.
een teruggekeurd voertuig;
- c.
een personen- of bestelauto op benzine of LPG die blijkens de voertuiggegevens van de Basisregistratie Voertuigen van de RDW de aanduiding E2, K6-G of U9 heeft.
Artikel 4 Intrekken van een vergunning
- 1.
Het college kan een vergunning intrekken indien:
- a.
de vergunninghouder niet, niet tijdig of niet volledig de parkeerbelasting, bedoeld in artikel 5, onderdeel a, van de Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2021 heeft voldaan;
- b.
de vergunninghouder niet of niet meer voldoet aan de voorwaarden die aan de vergunning zijn gesteld;
- c.
de vergunninghouder bij de gemeente Rotterdam een invorderbare belastingschuld heeft openstaan;
- d.
de vergunninghouder bij zijn aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens heeft verstrekt.
- 2.
Het college kan tevens een vergunning intrekken indien:
- a.
de vergunninghouder om intrekking verzoekt;
- b.
de vergunninghouder niet meer woont of werkt in het gebied waarvoor de vergunning is afgegeven;
- c.
er sprake is van redenen van openbaar belang;
- d.
zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die mee heeft gewogen bij het verlenen van de vergunning;
- e.
de vergunninghouder in liquidatie of in staat van faillissement is gesteld;
- f.
het voertuig, waarvoor de vergunning is verleend, niet voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 3a;
- g.
de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning gestelde voorwaarden of het overeengekomen contract ten behoeve van de toekenning van de vergunning.
Artikel 5 Bewonersvergunning
- 1.
Het college verleent, onverminderd de artikelen 2, 3 en 3a, op aanvraag een bewonersvergunning aan een bewoner, indien:
- a.
de aanvrager volgens de BRP woonachtig is op een adres in de sector of in de CBS subbuurt die aan de sector grenst waarvoor de vergunning is aangevraagd, en;
- b.
de aanvrager woonachtig is op een adres in een gebouw of gebouwencomplex zonder een bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening, en;
- c.
de aanvrager kentekenhouder is van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is aangevraagd, of;
- d.
de aanvrager een motorvoertuig gebruikt van het bedrijf waarbij hij in loondienst is en waarbij het motorvoertuig op naam staat van het bedrijf dan wel sprake is van een leaseovereenkomst op naam van het bedrijf, of;
- e.
de aanvrager feitelijk gebruiker is van een motorvoertuig dat van een autoverhuurbedrijf is gehuurd of geleased;
- f.
de aanvrager een vergunning krijgt overgedragen van een huisgenoot, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, onder a tot en met e;
- g.
de aanvrager feitelijk gebruiker maar niet zijnde eigenaar is van het motorvoertuig waarbij het gebruik van het motorvoertuig is vastgelegd middels een notariële akte tussen eigenaar en feitelijke gebruiker.
- 2.
Indien de aanvraag een motorvoertuig met een niet-Nederlands kenteken betreft, wordt onverminderd het eerste lid, op aanvraag een vergunning verleend indien aan de BPM-plicht is voldaan of sprake is van BPM-vrijstelling.
- 3.
Een vergunning wordt voor maximaal de duur van een arbeidscontract verleend indien de aanvrager beschikt over een geldig arbeidscontract, niet ouder dan zes weken, en hiervoor tijdelijk in Rotterdam woont en werkt en niet is ingeschreven in de BRP.
- 4.
Er wordt eenmalig een tijdelijke vergunning op een nieuw woonadres verleend, indien:
- a.
het nieuwe woonadres niet in dezelfde sector ligt als het oude woonadres;
- b.
de aanvrager verhuist en tijdelijk twee woonadressen heeft; en
- c.
de aanvrager nog niet op het nieuwe woonadres staat ingeschreven dan wel nog op het oude woonadres staat ingeschreven in de BRP en met een koop- of huurcontract het nieuwe woonadres kan aantonen.
- 5.
In afwijking van artikel 2, tweede lid, wordt een vergunning indien gewenst, overgedragen aan de partner of een familielid van een overleden vergunninghouder, die volgens de BRP op hetzelfde adres staat ingeschreven als de overleden vergunninghouder. Een verzoek hiertoe wordt binnen drie maanden na het overlijden van de vergunninghouder ingediend.
- 6.
In afwijking van het eerste lid, onder a, wordt een vergunning verleend aan de beheerder van een jachthaven ten behoeve van de eigenaar of gebruiker van een vaste ligplaats, tot het maximum dat is gekoppeld aan de parkeernorm voor jachthavens.
- 7.
Op een adres worden maximaal twee parkeervergunningen verleend.
- 8.
In afwijking van het eerste lid, onder b, wordt uitsluitend een vergunning voor maximaal 12 maanden verleend indien de aanvrager aantoont dat aanvrager op het moment van de aanvraag feitelijk niet over de bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening beschikt of had kunnen beschikken. Hiertoe is een schriftelijke verklaring, niet ouder dan zes weken, van de eigenaar of beheerder van de parkeervoorziening vereist. De verklaring gericht aan de aanvrager moet ondertekend zijn en op het papier met logo van de eigenaar of beheerder van de parkeervoorziening. Ook moet verklaard worden dat de aanvrager op de wachtlijst is geplaatst.
- 8a.
De onder het eerste en achtste lid bedoelde vergunningen worden niet verleend als sprake is van een gebouw of gebouwencomplex waarvoor een omgevingsvergunning is verleend met gebruikmaking van een bijzonder gemeentelijk belang. Deze afwijking geldt niet wanneer in de omgevingsvergunning naar het straatparkeren wordt verwezen als parkeermogelijkheid.
- 8b.
De onder het achtste lid bedoelde vergunning wordt niet verleend als sprake is van een gebouw of gebouwencomplex, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend met gebruik van een bijzondere vrijstelling van de parkeereis.
- 9.
Vijfmaal per kalenderjaar mag de vergunninghouder met een ander voertuig gebruik maken van de vergunning voor een periode van maximaal twee aaneengesloten weken. De weigeringsgronden genoemd in artikel 3a zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6 Bedrijfsvergunning
- 1.
Het college verleent onverminderd het bepaalde in de artikelen 2, 3 en 3a, op aanvraag een bedrijfsvergunning aan een bedrijf, indien:
- a.
het bedrijf blijkens het handelsregister van de Kamer van Koophandel gevestigd is op een adres in de sector of in de CBS subbuurt die aan de sector grenst;
- b.
het bedrijf gevestigd is op een adres in een gebouw of gebouwencomplex zonder bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening;
- d.
de rechtsvorm van het bedrijf een eenmanszaak, maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap is en de eigenaar van de eenmanszaak, de maten van de maatschap of de vennoten van de vennootschap in de BRP in Nederland of daarbuiten staan geregistreerd.
- 2.
Het maximaal aantal te verlenen vergunningen is afhankelijk van de branche waarin het bedrijf werkzaam is, het aantal medewerkers waarbij het uitgangspunt is de registratie in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en de sector waarbinnen het bedrijf gevestigd is.
Op dit aantal te verlenen parkeervergunningen wordt in mindering gebracht het aantal parkeerplaatsen waarover het bedrijf kan beschikken indien sprake is van een bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening.
- 3.
In afwijking van het tweede lid is op door het college aangewezen bedrijfsterreinen in het kader van dit besluit het ambulantiecriterium niet van toepassing.
- 4.
Het college stelt het maximale aantal bedrijfsvergunningen per branche en sector vast.
- 5.
Onverminderd het tweede, derde en zevende lid, wordt op aanvraag aan een schoolbestuur een maximum aan vergunningen verleend gelijk aan de helft van het totaal aantal docenten dat op aanvraagdatum in dienst is van het betrokken bestuur en werkzaam op de vestiging in gereguleerd gebied waarvoor de aanvraag is gedaan.
- 6.
Indien de uitkomst van deze berekening leidt tot een breuk vindt afronding naar boven plaats.
- 7.
Een schoolbestuur kan in aanmerking komen voor een hoger aantal vergunningen dan het maximum, indien het specifieke belang van een bepaalde school dit naar het oordeel van het college vereist.
- 8.
In afwijking van het eerste lid, onder b, wordt uitsluitend een vergunning voor 12 maanden verleend indien de aanvrager aantoont dat aanvrager op het moment van de aanvraag feitelijk niet over de bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening beschikt of had kunnen beschikken. Hiertoe is een schriftelijke verklaring, niet ouder dan zes weken, van de eigenaar of beheerder van de parkeervoorziening vereist. De verklaring gericht aan de aanvrager moet ondertekend zijn en op het papier met logo van de eigenaar of beheerder van de parkeervoorziening. Tevens moet verklaard worden dat de aanvrager op de wachtlijst is geplaatst.
- 8a.
De onder het eerste en achtste lid bedoelde vergunningen worden niet verleend als sprake is van een gebouw of gebouwencomplex waarvoor een omgevingsvergunning is verleend met gebruikmaking van een bijzonder gemeentelijk belang. Deze afwijking geldt niet wanneer in de omgevingsvergunning naar het straatparkeren wordt verwezen als parkeermogelijkheid.
- 8b.
De onder het achtste lid bedoelde vergunning wordt niet verleend als sprake is van een gebouw of gebouwencomplex, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend met gebruik van een bijzondere vrijstelling van de parkeereis.
- 9.
Vijfmaal per kalenderjaar mag de vergunninghouder met een ander voertuig gebruik maken van de vergunning voor een periode van maximaal twee aaneengesloten weken. De weigeringsgronden genoemd in artikel 3a zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7 Stadsbrede vergunning
- 1.
Het college verleent onverminderd het bepaalde in de artikelen 2, 3 en 3a op aanvraag een stadsbrede vergunning aan de hierna vermelde organisaties, instellingen of functionarissen:
- a.
huisartsen met praktijk in Rotterdam;
- b.
verloskundigen met praktijk in Rotterdam;
- c.
Vereniging Dierenambulance Rotterdam ten behoeve van de ambulances;
- d.
Stichting Dierenambulance Rotterdam en Omstreken ten behoeve van de ambulances;
- e.
thuiszorgorganisaties met als verzorgingsgebied Rotterdam, bekostigd vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) ten behoeve van acute thuiszorg;
- f.
Politie Eenheid Rotterdam ten behoeve van de niet-herkenbare politievoertuigen;
- g.
gemeentelijke Gezondheidsdienst ten behoeve van de röntgenbus;
- h.
Stichting Zwerfkatten ten behoeve van de motorvoertuigen die zwaar materiaal vervoeren;
- i.
Stichting Ontmoeting ten behoeve van de dienstenbus;
- j.
wijkbussen en wijkauto's;
- k.
rechtercommissaris en griffiers van de rechtbank Rotterdam ten behoeve van de voertuigen die worden gebruikt bij piketdiensten;
- l.
Veiligheidsregio Rotterdam ten behoeve van de voertuigen die gebruikt worden bij piketdiensten;
- m.
gemeentelijke diensten ten behoeve van dienstvoertuigen;
- n.
- o.
Stichting slachtofferhulp ten behoeve van acute zorgverlening;
- p.
Maasstad Ziekenhuis ten behoeve van de dialyseauto;
- q.
houders van een Europese gehandicaptenparkeerkaart, volgens de BRP woonachtig in Rotterdam en waarbij:
- -
de aanvrager of diens huisgenoot kentekenhouder is van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is aangevraagd, of;
- -
de aanvrager een motorvoertuig gebruikt van het bedrijf waarbij hij in loondienst is en waarbij het motorvoertuig op naam staat van het bedrijf of dat sprake is van een leaseovereenkomst op naam van het bedrijf, of;
- -
de aanvrager feitelijk gebruiker is van een motorvoertuig dat van een autoverhuurbedrijf is gehuurd of geleased,
waarbij per Europese gehandicaptenparkeerkaart niet meer dan één stadsbrede vergunning wordt verleend;
- r.
indien de aanvraag een motorvoertuig met een niet-Nederlands kenteken betreft wordt, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, onder q, op aanvraag een vergunning verleend indien aan de BPM-plicht is voldaan of sprake is van BPM-vrijstelling:
- 2.
De stadsbrede vergunning geldt voor het gehele gereguleerde gebied.
Artikel 7a Stadsbrede vergunning voor free-floating autodelen
- 1.
Het college verleent onverminderd het bepaalde in de artikelen 2, 3 en 3a, op volgorde van binnenkomst van de aanvraag een stadsbrede vergunning voor free-floating autodelen aan een autodeelorganisatie indien:
- a.
de autodeelorganisatie blijkens een uittreksel uit het handelsregister, niet ouder dan zes weken, is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel of bij een gelijkwaardig register in een EU-staat;
- b.
de autodeelorganisatie in Rotterdam uitsluitend free-floating voertuigen gebruikt die elektrisch zijn;
- c.
de autodeelorganisatie een exploitatieplan heeft ingediend waaruit blijkt dat wordt of zal worden voldaan aan de volgde eisen:
- 1°.
de autodeelorganisatie stimuleert het gebruik van de voertuigen in het algemeen en voor ritten van meer dan 7,5 kilometer in het bijzonder;
- 2°.
de spreiding van auto’s van de autodeelorganisatie is passend bij de vraag;
- 3°.
de autodeelorganisatie levert een bijdrage aan de vervoersinclusiviteit;
- 4°.
de autodeelorganisatie draagt zorg voor monitoring, dataverzameling, kennisdeling en communicatie over het gebruik en de kwaliteit van de dienst;
- 5°.
de autodeelorganisatie maakt gebruikers bewust van de geldende wet- en regelgeving;
- 6°.
de autodeelorganisatie is servicegericht tegenover zowel klanten als derden, waaronder in ieder geval begrepen bewoners;
- 7°.
de autodeelorganisatie is bereikbaar en garandeert de communicatie met gebruikers, de gemeente en derden, waaronder in ieder geval begrepen bewoners;
- 8°.
de autodeelorganisatie handelt klachten en meldingen binnen 24 uur af;
- 9°.
de autodeelorganisatie werkt mee aan een halfjaarlijkse evaluatie van het gebruik van het deelsysteem door middel van een evaluatiegesprek met de gemeente op basis van de informatie die op grond van het derde lid is verstrekt;
- 10°.
de autodeelorganisatie maakt gebruik van een open standaard en deelt geanonimiseerde verplaatsingsgegevens van het deelsysteem met de gemeente;
- 11°.
de autodeelorganisatie doet jaarlijks onderzoek naar de gebruikers van de dienst, waarbij de aspecten modal shift, effecten op autogebruik, trends en ontwikkelingen over het verplaatsingsgedrag van gebruikers worden betrokken.
- 2.
Het college verleent per autodeelorganisatie ten hoogste 200 stadsbrede autodeelvergunningen.
- 3.
De autodeelorganisatie levert het college per kwartaal de volgende informatie aan:
- a.
aantal deelautogebruikers;
- b.
geografische spreiding van de deelauto’s;
- c.
gemiddeld gebruik per sector of gebied;
- d.
- e.
gemiddelde gebruikersratio;
- f.
gemiddelde stilstand tijd;
- g.
aantal klachten of meldingen bij vergunninghouder;
- h.
gemiddelde afhandeltermijn van meldingen in dagen;
- i.
gemiddelde laadtijd en parkeertijd op een laadplek.
Artikel 8 Bezoekersvergunning
- 1.
Het college verleent op aanvraag een bezoekersvergunning.
- 2.
De bezoekersvergunning wordt verleend voor de sector waartoe het adres behoort, waarop de aanvragende bewoner in de BRP staat ingeschreven.
- 3.
Per kalenderjaar heeft het adres waartoe de bewoner behoort recht op maximaal 500 uur parkeren met eenheden van 10 minuten.
- 4.
Per adres wordt maximaal één bezoekersvergunning verstrekt.
- 5.
Het innen van de afgenomen eenheden bij de houder van de bezoekersvergunning geschiedt uitsluitend per kwartaal met een automatische incasso.
Artikel 9 Mantelzorgvergunning
- 1.
Het college verleent op aanvraag een mantelzorgvergunning.
- 2.
De mantelzorgvergunning wordt verleend voor de sector waartoe het adres behoort, waarop de aanvragende bewoner in de BRP staat ingeschreven.
- 3.
Per kalenderjaar heeft de mantelzorgvergunninghouder recht op maximaal 500 uur parkeren met eenheden van 10 minuten.
- 4.
De mantelzorgvergunning wordt verleend aan een hulpbehoevende bewoner met een op zijn naam gestelde indicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg of een bij of krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning aan hem verleende beschikking.
- 5.
Het innen van de afgenomen eenheden bij de houder van de mantelzorgvergunning geschiedt uitsluitend per kwartaal met een automatische incasso.
Artikel 10 Belanghebbendenvergunning
Het college kan onverminderd het bepaalde in de artikelen 2, 3 en 3a op aanvraag aan de hierna genoemde aanvragers een belanghebbenden-vergunning verlenen, die uitsluitend geldt op de aan hen door het college toegewezen vaste parkeerplaatsen:
- a.
stationbased autodelen als bedoeld in artikel 10a;
- b.
- c.
houders van het door de Stichting Kwaliteitsverbetering Rotterdamse Taxi uitgereikte keurmerk voor taxichauffeurs;
- d.
dienstvoertuigen van de RET.
Artikel 10a Belanghebbendenvergunning voor stationbased autodelen
- 1.
Het college verleent onverminderd het bepaalde in de artikelen 2, 3 en 3a op aanvraag een belanghebbendenvergunning voor stationbased autodelen.
- 2.
Artikel 7a, eerste en derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de verlening van een belanghebbendenvergunning voor stationbased autodelen met dien verstande dat voor ‘stadsbrede vergunning’ moet worden gelezen ‘belanghebbendenvergunning’ en voor ‘free-floating’ moet worden gelezen ‘stationbased’.
Artikel 11 Hardheidsclausule
Het college kan de artikelen 2 tot en met 10a buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de regulering van de parkeerdruk zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 12 Overgangsregeling
Autodeelorganisaties die op het moment van inwerkingtreding van dit besluit reeds in het bezit zijn van een vergunning behoeven tot en met 31 december 2024 niet te voldoen aan artikel 7a, eerste lid, onder b.
Artikel 13 Intrekking huidig besluit
Het Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2020 wordt ingetrokken.
Artikel 14 Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking in het Gemeenteblad, maar niet eerder dan op 1 januari 2021.
Artikel 15 Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2021.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 8 december 2020.
De secretaris,
V.J.M. Roozen
De burgemeester,
A. Aboutaleb
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 10 december 2020 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)