Besluit van het algemeen bestuur van Uitvoeringsorganisatie Breedbandnetwerk Rivierenland houdende bepalingen betreffende de vergaderingen van het algemeen bestuur (Reglement van orde algemeen bestuur Uitvoeringsorganisatie Breedbandnetwerk Rivierenland)

Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam Uitvoeringsorganisatie Breedbandnetwerk Rivierenland,

 

gelet op

de artikelen 6 tot en met 12 van de Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Breedbandnetwerk Rivierenland; en

artikel 22 en 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

BESLUIT:

 

vast te stellen het navolgende Reglement van orde algemeen bestuur Uitvoeringsorganisatie Breedbandnetwerk Rivierenland:

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

Op dit reglement zijn de begripsbepalingen als opgenomen in artikel 1 van de Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Breedbandnetwerk Rivierenland, van overeenkomstige toepassing. Daarnaast wordt in dit reglement verstaan onder:

a.

algemeen bestuur:

het algemeen bestuur van Uitvoeringsorganisatie Breedbandnetwerk Rivierenland, bedoeld in afdeling 2.2 van de regeling;

b.

dagelijks bestuur:

het dagelijks bestuur van Uitvoeringsorganisatie Breedbandnetwerk Rivierenland, bedoeld in afdeling 2.3 regeling;

c.

secretaris:

de secretaris, genoemd in artikel 38 van de regeling, die tevens directeur is van Uitvoeringsorganisatie Breedbandnetwerk Rivierenland, en

d.

voorzitter:

de voorzitter van Uitvoeringsorganisatie Breedbandnetwerk Rivierenland, bedoeld in artikel 22 van de regeling.

Artikel 2: De voorzitter en de secretaris

  • 1.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde; en

    • d.

      hetgeen de wet in samenhang met de regeling of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2.

    De secretaris staat het algemeen bestuur ter zijde in de uitoefening van zijn taak. De secretaris is aanwezig bij de vergaderingen van het algemeen bestuur. Hij kan aan de beraadslagingen deelnemen.

Hoofdstuk 2. Openbare vergaderingen

Paragraaf 1. Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 3: Vergaderfrequentie

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert ten minste twee keer per jaar en voorts zo vaak als het daartoe heeft besloten.

  • 2.

    Het algemeen bestuur vergadert voorts wanneer de voorzitter of het dagelijks bestuur het nodig oordeelt, of tenminste één vijfde van het aantal zitting hebbende leden de voorzitter schriftelijk om een vergadering verzoekt. Deze vergadering wordt binnen veertien dagen belegd.

Artikel 4: Oproep

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste acht weken voor een vergadering de leden van het algemeen bestuur een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering, en brengt dit tegelijkertijd ter openbare kennis.

  • 2.

    De agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van het algemeen bestuur verzonden en, met uitzondering van de in artikel 23 van de wet bedoelde stukken, op een bij openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

Artikel 5: Agenda

  • 1.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden van het algemeen bestuur verzonden en openbaar gemaakt.

  • 2.

    Bij aanvang van de vergadering stelt het algemeen bestuur de agenda vast. Op voorstel van een lid van het algemeen bestuur kan de voorzitter bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda halen of de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

     

Paragraaf 2. Orde van de vergadering

Artikel 6: Presentielijst

  • 1.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder aanwezig lid van het algemeen bestuur de presentielijst.

  • 2.

    Indien een lid van het algemeen bestuur voortijdig de vergadering verlaat wordt hiervan aantekening gemaakt op de presentielijst onder vermelding van het tijdstip.

  • 3.

    Aan het einde van elke vergadering wordt de presentielijst door de voorzitter en de secretaris middels ondertekening vastgesteld.

Artikel 7: Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is niet toegestaan.

Artikel 8: Spreekrecht toehoorders

  • 1.

    Toehoorders bij een openbare vergadering van het algemeen bestuur hebben het recht om voorafgaand aan de vergadering over een of meerdere van de geagendeerde onderwerpen het woord te voeren.

  • 2.

    De voorzitter stelt toehoorders bij een openbare vergadering gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten in de gelegenheid het woord te voeren over de geagendeerde onderwerpen. Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      over een besluit van het algemeen bestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen.

  • 3.

    Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit uiterlijk een half uur voor het begin van de vergadering bij de secretaris, onder vermelding van zijn naam en het punt waarover hij het woord wil voeren.

  • 4.

    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5.

    Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6.

    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend.

Artikel 9: Opening vergadering en quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien in ieder geval twee derde van het aantal zitting hebbende leden van het algemeen bestuur, onderscheidenlijk hun plaatsvervangers blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip het vereiste aantal leden niet aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden en onder verwijzing naar artikel 8 van de regeling, de dag en het uur van de volgende vergadering. Dit tijdstip ligt ten minste 24 uur na het bezorgen van de oproeping.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het tweede lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

Artikel 10: Verslag

  • 1.

    Van elke vergadering wordt een verslag gemaakt dat in elk geval het volgende bevat:

    • a.

      de namen van de voorzitter, van de aanwezige en van de afwezige leden en van de secretaris;

    • b.

      de vermelding van de ingekomen stukken, mededelingen en de voorstellen met hetgeen daarover is besloten;

    • c.

      de uitkomst van de stemmingen, en, voor zover het mondelinge hoofdelijke stemming betreft, de namen van voor- en tegenstemmers, en van leden die zich van stemming hebben onthouden;

    • d.

      de inhoud van stemverklaringen en de namen van de leden die deze hebben afgelegd, en

    • e.

      een beknopte weergave van wat in de vergadering is gezegd.

  • 2.

    De secretaris is verantwoordelijk voor het opstellen van het verslag.

  • 3.

    Het verslag wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld en daarna door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel 11: Ingekomen stukken

  • 1.

    Bij het algemeen bestuur ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2.

    Na de vaststelling van het verslag stelt het algemeen bestuur, op voorstel van de voorzitter, de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 12: Beraadslaging

  • 1.

    De voorzitter kan, met instemming van het algemeen bestuur, voor de behandeling van een of meer onderwerpen de spreektijd regelen.

  • 2.

    Op verzoek van een lid van het algemeen bestuur of op voorstel van de voorzitter kan het algemeen bestuur besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het dagelijks bestuur of de leden de gelegenheid te geven tot nader onderling beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 13: Deelname aan de beraadslaging door derden

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van het algemeen bestuur deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid van het algemeen bestuur met meerderheid van de stemmen genomen voordat de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt aanvangt.

Artikel 14: Handhaving orde en schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid van het algemeen bestuur hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen, een en ander met inachtneming van het derde lid.

  • 3.

    De voorzitter kan voorstellen om een ieder die door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Voor de eerste maal voor de vergadering waarin het besluit wordt genomen, en bij herhaling voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzetten. Over dit voorstel wordt niet beraadslaagd. Bij aanvaarding van het voorstel moet de betreffende persoon de vergadering onmiddellijk verlaten. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen.

  • 4.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

     

Paragraaf 3. Rechten van leden

Artikel 15: Schriftelijke vragen

  • 1.

    Ieder lid van het algemeen bestuur kan schriftelijke vragen stellen. De vragen worden zo kort en duidelijk mogelijk geformuleerd.

  • 2.

    De vragen worden bij de voorzitter ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van het algemeen bestuur worden gebracht.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt de voorzitter de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij aangegeven wordt binnen welke termijn beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    De vragen en de antwoorden van het verantwoordelijke lid van het algemeen bestuur worden aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden.

  • 5.

    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur en bij mondelinge beantwoording in dezelfde vergadering van het algemeen bestuur, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de voorzitter of door het lid van het algemeen bestuur gegeven antwoord, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

Artikel 16: Interpellatie

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur dat inlichtingen wenst over een onderwerp dat niet aan de orde is, heeft voor het vragen van die inlichtingen de toestemming nodig van het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het verzoek om toestemming met vermelding van de te stellen vragen moet 48 uur voor de vergadering schriftelijk dan wel elektronisch bij de voorzitter zijn ingediend. Daarbij vermeldt het lid de reden waarom hij niet met het stellen van schriftelijke vragen kan volstaan.

  • 3.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van het algemeen bestuur. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. Het algemeen bestuur bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

Artikel 17: Initiatiefvoorstellen

  • 1.

    Ieder lid van het algemeen bestuur kan tot 48 uur voor de vergadering schriftelijk bij de voorzitter een voorstel indienen over een onderwerp dat niet op de agenda staat, onder vermelding van zijn naam en voorzien van een schriftelijke toelichting.

  • 2.

    In de vergadering geeft de voorzitter het woord aan de voorsteller, waarna deze zijn voorstel toelicht.

  • 3.

    Als het voorstel na de toelichting, bedoeld in het tweede lid, door tenminste één ander lid wordt ondersteund, wordt het behandeld in die vergadering of, als het voorstel is ontvangen nadat de schriftelijke oproeping voor de vergadering was verzonden, in een volgende vergadering.

Artikel 18: Amendementen

  • 1.

    Ieder lid van het algemeen bestuur kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen in voorstel dat aan de orde is. Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door leden van het algemeen bestuur die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2.

    Ieder lid van het algemeen bestuur dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid van het algemeen bestuur is ingediend, een subamendement voor te stellen. Op subamendementen is dit artikel van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Elk amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter, met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde, oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4.

    Intrekking van het amendement door de indiener is mogelijk, totdat de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 19: Moties

  • 1.

    Ieder lid van het algemeen bestuur kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5.

    Intrekking van de motie door de indiener is mogelijk totdat de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 20: Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid van het algemeen bestuur kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist het algemeen bestuur terstond.

     

Paragraaf 4. Procedures bij stemmingen

Artikel 21: Einde beraadslaging

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is besproken, sluit hij de beraadslaging, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 2.

    Na het sluiten van de beraadslaging en voordat het algemeen bestuur tot stemming overgaat, heeft ieder lid van het algemeen bestuur het recht zijn stemgedrag te motiveren.

  • 3.

    Voordat de stemming over een voorstel, amendement of subamendement plaatsvindt, formuleert de voorzitter de te nemen beslissing.

Artikel 22: Algemene bepalingen over stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden van het algemeen bestuur kunnen vragen om aantekening in het verslag, van het feit dat zij hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 12, derde lid, van de regeling, van stemming hebben onthouden.

  • 3.

    Indien door een of meer leden van het algemeen bestuur stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling, waarna tot stemming wordt overgegaan.

Artikel 23: Besluitvorming

  • 1.

    Het algemeen bestuur stemt met inachtneming van de volgende stemverhouding:

    a.

    de gemeente Culemborg:

    2 stemmen;

    b.

    de gemeente Maasdriel:

    2 stemmen;

    c.

    de gemeente Neder-Betuwe:

    4 stemmen;

    d.

    de gemeente Tiel:

    2 stemmen;

    e.

    de gemeente West Betuwe:

    5 stemmen

    f.

    de gemeente West Maas en Waal:

    3 stemmen;

    g.

    de gemeente Zaltbommel:

    3 stemmen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur besluit bij meerderheid van stemmen, tenzij de regeling anders bepaalt, waarbij aanvullend geldt dat deze meerderheid van stemmen in ieder geval meer dan de helft van de leden van het algemeen bestuur vertegenwoordigt.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger van zijn gemeente in een andere hoedanigheid eveneens betrokken is en waarbij belangenspanning speelt of de integriteitsvraag aan de orde zou kunnen zijn.

  • 4.

    Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 5.

    Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft, en samen ten minste de helft van de stemmen vertegenwoordigt en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 6.

    Het vijfde lid is niet van toepassing:

    • a.

      ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was, en

    • b.

      voor zover het betreft onderwerpen die in een daaraan voorafgaande niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

  • 7.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje. Een stembriefje is behoorlijk ingevuld indien geen sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 26, vijfde lid.

  • 8.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal onthoudingen op grond van artikel 12, derde lid, van de regeling, het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen en, in geval van schriftelijke stemming, het aantal niet behoorlijk ingevulde stembriefjes. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 24: Stemming bij handopsteken

  • 1.

    Stemming vindt plaats bij handopsteking, tenzij één der leden van het algemeen bestuur hoofdelijke stemming verlangt.

  • 2.

    De voorzitter verzoekt eerst de leden van het algemeen bestuur die zich op grond van artikel 12, derde lid, van de regeling, moeten onthouden van stemming een hand op te steken, en dit toe te lichten; vervolgens verzoekt hij de leden van het algemeen bestuur die voor zijn een hand op te steken; daarna verzoekt hij de leden van het algemeen bestuur die tegen zijn een hand op te steken. Wanneer de uitslag naar het oordeel van de voorzitter of slechts één lid van het algemeen bestuur niet duidelijk is, geschiedt alsnog stemming bij hoofdelijke oproeping.

Artikel 25: Hoofdelijke stemming

  • 1.

    Alvorens tot hoofdelijke stemming over te gaan, deelt de voorzitter mede bij welk lid van het algemeen bestuur de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt door de voorzitter bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid van het algemeen bestuur begint de hoofdelijke stemming.

  • 2.

    De voorzitter of de secretaris roept de leden van het algemeen bestuur bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid van het algemeen bestuur dat daarvoor overeenkomstig het eerste lid is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 3.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid van het algemeen bestuur, dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 12, derde lid, van de regeling, moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 4.

    De leden van het algemeen bestuur brengen hun stem uit door het woord „voor” of „tegen” uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 5.

    Heeft een lid van het algemeen bestuur zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid van het algemeen bestuur gestemd heeft. Bemerkt het lid van het algemeen bestuur zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist. In de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 6.

    Als in een voltallige vergadering de stemmen staken, is het voorstel verworpen. Indien de stemmen staken in een niet-voltallige vergadering, wordt het nemen van het besluit uitgesteld tot een volgende vergadering waarin de beraadslagingen worden heropend. Staken de stemmen voor de tweede keer over het hetzelfde voorwerp, dan is het voorstel alsnog verworpen. Onder een voltallige vergadering wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan een vergadering waarin alle zittinghebbende leden van het algemeen bestuur, voor zover zij zich niet van stemmen moeten onthouden, een stem hebben uitgebracht.

Artikel 26: Stemming over personen

  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een benoeming, het opstellen van een voordracht of een aanbeveling moet plaatshebben, wordt gestemd door het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid van het algemeen bestuur dat zich niet op grond van artikel 12, derde lid, van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    De secretaris onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden van het algemeen bestuur dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de meerderheid als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de regeling, worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een niet-ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft, en

    • d.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6.

    De secretaris beoordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het algemeen bestuur, op voorstel van de secretaris.

  • 7.

    De secretaris telt de correct uitgebrachte voor- en tegenstemmen, en bepaalt de uitslag van de stemming.

  • 8.

    Onder de zorg van de secretaris worden de stembriefjes onmiddellijk na de vergadering vernietigd.

Artikel 27: Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist het lot.

Artikel 28: Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door de secretaris zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Artikel 29: Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over de motie en vervolgens over het voorstel gestemd.

     

Paragraaf 5. Overige bepalingen

Artikel 30: Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare vergadering van het algemeen bestuur geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 31: Mobiele telefoons en andere communicatiemiddelen

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons, tablets, computers of andere communicatiemiddelen die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder voorafgaande toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Hoofdstuk 3. Besloten vergadering

Artikel 32: Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van paragraaf 2, met uitzondering van de artikelen 7, 8 en 13, paragraaf 3 en paragraaf 4 van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 33: Verslag

  • 1.

    Het verslag van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden van het algemeen bestuur ter inzage.

  • 2.

    Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt het algemeen bestuur een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel 34: Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist het algemeen bestuur overeenkomstig artikel 23 van de wet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

Artikel 35: Opheffing geheimhouding

Het algemeen bestuur kan besluiten de geheimhouding op te heffen. Dit bestuur kan deze beslissing nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht. Indien het algemeen bestuur voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 36: Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist het algemeen bestuur op voorstel van de voorzitter.

Artikel 37: Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking met ingang van de dag nadat het bekend is gemaakt.

Artikel 38: Citeertitel

Dit reglement wordt aangehaald als: Reglement van orde algemeen bestuur Uitvoeringsorganisatie Breedbandnetwerk Rivierenland.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Breedbandnetwerk Rivierenland van 6 januari 2020.

Naar boven