Gemeenteblad van Amsterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2020, 32962 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2020, 32962 | Verordeningen |
Verordening van de raad van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 in verband met wijzigingen die van toepassing zullen zijn vanaf het subsidietijdvak schooljaar 2020-2021 (VloA-wijzigingen schooljaar 2020-2021)
Artikel I. Wijziging algemeen deel VloA
De Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:
l. vrijwillige ouderbijdrage: bijdrage met een onverplicht karakter die door een school van ouders per schooljaar wordt gevraagd voor zaken en activiteiten waarvoor de school geen geld ontvangt van de (rijks)overheid en die niet horen tot het verplichte lesprogramma van een school. De bijdrage kan ook bestaan uit een lidmaatschap van een rechtspersoon. Onder voornoemde activiteiten vallen in ieder geval een viering, sportdag, excursie of (buitenlands) schoolreisje;
In artikel 6, eerste lid, wordt “Een volledige aanvraag voor een voorziening of aanvullende voorziening wordt schriftelijk bij het college ingediend van 1 februari tot uiterlijk 31 maart voorafgaand aan het tijdvak” vervangen door “Een aanvraag voor een voorziening of aanvullende voorziening wordt schriftelijk bij het college ingediend van 24 februari tot en met 25 april voorafgaand aan het schooljaar”.
Artikel II. Wijziging toelichting op algemeen deel VloA
De toelichting bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:
De Verordening lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 (VloA 2019)vervangt de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam uit 2014. Het belangrijkste verschil met de VloA 2014 is dat VloA 2019 geen schakelbepalingen heeft met de ASA 2013 en daardoor een volledige zelfstandige verordening is geworden. Daarnaast zijn de in de bijlage van de oude verordening opgenomen ruim 20 voorzieningen in elkaar geschoven in 6 afzonderlijke bijlages. Het gaat daarbij om:
De kans op een potentiele onderwijsachterstand, die leidend is bij het bepalen van een doelgroepleerling, wordt bepaald volgens een berekening aan de hand van de sociaaleconomische status (SES) van een leerling. Er zijn twee basisgegevens gebruikt voor de berekening van de SES, namelijk het ouderlijk opleidingsniveau en het huishoudinkomen 1 . De SES-score ligt tussen de 2 en 10 en is een optelsom van de score op deze twee indicatoren. Leerlingen met een SES-score van 2 t/m 4 worden gedefinieerd als potentiële onderwijsachterstandsleerlingen. Leerlingen die werden teruggevonden in een gemeentelijk registratiebestand van statushouders zijn toegevoegd aan de groep leerlingen met een potentiële onderwijsachterstand.
In het tweede lid van artikel 5 is bepaald welke gegevens het schoolbestuur in ieder geval dient op te nemen in de aanvraag voor een school. In het derde lid is opgenomen welke gegevens daarnaast in verband met een subsidieaanvraag dienen te worden overgelegd. In de voorziening zelf kan worden bepaald dat deze informatie verder moet worden aangevuld met andere stukken. In het vierde lid is opgenomen welke informatie een schoolbestuur voor een school in het basisonderwijs in aanvulling op het derde lid dient te verstrekken over de vrijwillige ouderbijdrage die een school aan ouders vraagt.
Het eerste lid bepaalt dat een aanvraag voor subsidie uitsluitend schriftelijk kan worden ingediend. De aanvraagperiode loopt van 24 februari tot en met 25 april voorafgaand aan het schooljaar waarvoor een aanvraag wordt ingediend. In een voorziening kan van deze aanvraagtermijn worden afgeweken en kan er gekozen worden van een van een schooljaar afwijkend subsidietijdvak.
Verder kan de subsidie worden geweigerd als de school een vrijwillige ouderbijdrage per leerling vraagt die hoger is dan het bedrag dat de gemeenteraad hiervoor als maximaal aanvaardbaar acht (c). Het gaat daarbij om een bedrag van € 225 per leerling per schooljaar. Hoewel volgens artikel 40 van de Wpo de ouderbijdrage vrijwillig is en ouders dus geen afdwingbare betalingsplicht hebben, is de praktijk toch vaak dat door bepaalde ouders geen vrijwilligheid wordt ervaren. Voor deze weigeringsgrond vormt artikel 23, zevende lid van de Grondwet de basis. Uit dit wettelijk voorschrift volgt impliciet dat het leerplichtig onderwijs (PO, VO en (V)SO) volledig door de overheid bekostigd wordt. Ook de internationale verdragen gaan daarvan uit. Artikel 13, tweede lid, onder a van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en artikel 28, eerste lid, onder a van het Internationale verdrag voor het kind verplichten de staten tot het gratis beschikbaar stellen van het voornoemde onderwijs. Scholen mogen voor dit bekostigde onderwijs geen geldelijke bijdrage van ouders vragen. Een hogere ouderbijdrage die wordt ingezet voor het onderwijs op een school, ziet de gemeenteraad als een vorm van private financiering die in het publiek bekostigde onderwijs niet past. De vrijwillige ouderbijdrage is bedoeld voor extra activiteiten die geen onderdeel uitmaken van het verplichte lesprogramma, zoals schoolreisjes, vieringen, excursies. Een bijdrage voor de tussenschoolse opvang bij scholen zonder continurooster valt hier niet onder. De gemeente ziet een hoge ouderbijdrage als een drempel voor ouders om hun kind aan te melden voor een school, waardoor onder andere segregatie in de hand wordt gewerkt.
Het college zal de weigeringsgrond toepassen door alle subsidies, met uitzondering van de subsidie voor Nieuwkomersgroepen 2 en de subsidie voor Tegemoetkoming voor schoolgebouwen met overdimensionering en voor schoolgebouwen in de fijnstofzone 3 , volledig te weigeren voor basisscholen die een vrijwillige ouderbijdrage vragen die hoger ligt dan €225,- per leerling.
De uitzondering voor de voorziening Tegemoetkoming voor schoolgebouwen met overdimensionering en voor schoolgebouwen in de fijnstofzone 4 geldt omdat dit onderwijshuisvesting betreft wat een wettelijke taak is van de gemeente Amsterdam.
Een voorziening kan worden geweigerd indien het schoolbestuur niet voldoet aan de in de op hem van toepassing zijnde onderwijssector gebruikelijke code goed bestuur. Deze door de PO-Raad en VO-Raad opgestelde regels voor goed bestuur dienen door het schoolbestuur te worden nageleefd (e). De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT), die op 1 januari 2013 in werking is getreden, beoogt de beloning van topfunctionarissen van (semi)publieke instellingen tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau te maximeren. Omwille van deze, wenselijk geachte, beheerste bezoldiging van topfunctionarissen kan op grond van de WNT onder meer worden ingegrepen in salarisafspraken. De minister is daarbij de eerst aangewezen bestuurder. Artikel 8, tweede lid onder g. van de VloA 2019 sluit weliswaar aan bij de bezoldigingsnormen uit de WNT, maar de achtergrond en de reikwijdte van punt g. zijn uitdrukkelijk anders. Het gaat in de verordening niet om een gewenste maximering van de bezoldiging van topfunctionarissen van (semi)publieke instellingen maar om een doelmatige en effectieve besteding van de beschikbare subsidiegelden bij alle onderwijsinstellingen die bij de gemeente een aanvraag om subsidie indienen. De VloA 2019 verbiedt niet dat schoolbestuur hogere (ontslag)-vergoedingen overeenkomt dan de normen die zijn neergelegd in de WNT, maar maakt wel mogelijk dat het college de gevraagde subsidie weigert als blijkt dat hogere vergoedingen zijn of worden overeengekomen.
Uitbetaling van dergelijke hoge (ontslag)vergoedingen kan immers ten koste gaan van het doel waarvoor de subsidie wordt verleend. Als het schoolbestuur honoraria betaalt die de WNT-normen overschrijden, rijst de vraag of subsidiegelden wel doelmatig en effectief worden besteed en of deze gelden wel voldoende ten goede komen aan de activiteiten van de subsidieontvanger.
Het is dan ook noodzakelijk dat het college bij de beslissing over de subsidieverlening een afweging kan maken of de bezoldigingskosten van de organisatie in verhouding staan tot de activiteit en de daarvoor gevraagde voorziening. Wanneer dat niet het geval is, kan het college de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren. Hetzelfde geldt als het een uitkering betreft wegens de beëindiging van een dienstverband.
Artikel III. Wijziging bijlage 1 VloA
Bijlage 1 (Voorzieningen in natura) bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:
De voorziening bestaat uit de volgende verstrekkingen in natura:
Tenminste én educatieve activiteit uit het programma Buitenlessen & Boerderijeducatie (exclusief vervoer) per groep in leerjaar 1,2,3,4,5 en 8 van een basisschool of een qua niveau hiermee vergelijkbare groep van een school voor speciaal basisonderwijs of een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs.
Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 van de VloA 2019 zijn aan de voorziening de volgende verplichtingen verbonden:
Het schoolbestuur draagt ervoor zorg voor dat de school optimaal gebruik maakt van de aangevraagde lessen. Bij meer dan 2 lessen verzuim door een groep zonder een naar het oordeel van het college geldige reden, is het schoolbestuur verplicht de kosten van een verzuimde les aan het college te vergoeden.
Artikel IV. Wijziging bijlage 2 VloA
Bijlage 2 (Voorzieningen voor aanvullende financiering personeel) bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel V. Wijziging bijlage 3 VloA
Bijlage 3 (Voorzieningen kansengelijkheid) bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:
In aanvulling op artikel 5, vierde lid van de VloA 2019 wordt bij een subsidieaanvraag voor zover van toepassing aangegeven op welke termijn verwacht wordt dat de groepsleerkrachten, onderwijsassistenten of coördinator vroegschools aanbod een certificering als bedoeld in artikel 2.6 onder b., iii en c., vi hebben behaald.
Artikel VI. Wijziging toelichting op bijlage 3 VloA
De toelichting op bijlage 3 (Voorzieningen kansengelijkheid) bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:
De voorziening Vroegschools aanbod maakt deel uit van een groter pakket voorzieningen in het kader van het beleid Kansengelijkheid. De inrichting van de voorziening is gebaseerd op het uitgangspunt dat er alleen sprake is van kansengelijkheid als alle kinderen zich optimaal ontwikkelen. Omdat niet alle scholen te maken hebben met gelijke maatschappelijke problematiek, wordt de voorziening op drie niveaus beschikbaar gesteld.
Bij niveau A worden de volgende activiteiten gesubsidieerd:
Het actief ophalen van relevante informatie over de voorschoolse periode
De overdracht van kindgegevens van de kinderopvang aan de school helpt de school om direct te kunnen bepalen wat de onderwijs- en zorgbehoefte van het kind is bij de instroom in de basisschool. Hiervoor dient de school afspraken te maken met de ‘toeleverende’ kinderopvanglocaties.
Met warme overdracht wordt bedoeld dat er een overleg plaatsvindt tussen de kinderopvang en de basisschool. De school dient te bepalen welke informatie nodig is om te kunnen starten met het geven van onderwijs. Omdat de uitwisseling van gegevens waarschijnlijk ruimer is dan wat is bepaald in artikel 167, derde lid van de Wpo, is voorafgaand aan de warme overdracht toestemming van ouders nodig.
Op elke peutervoorziening en basisschool is ouderbetrokkenheid een structureel onderdeel van het beleid en de uitvoering. De subsidieontvanger moet ouderbetrokkenheid stimuleren op basis van een plan met een visie, doelen en gerichte ondersteuning dat is gebaseerd op een analyse van wensen, behoeften en krachten van ouders en door zich te richten op de vier volgende onderdelen:
De activiteiten onder niveau A en B worden aangevuld met:
Het doel van de Combinatiefunctie is het stimuleren van een doorgaande ontwikkeling van peuter naar kleuter door de extra inzet van een combinatiefunctionaris in een kleutergroep naast de gebruikelijke bezetting van leerkrachten en onderwijsassistenten. Hierdoor wordt een pedagogisch klimaat gecreëerd waar kinderen zich direct veilig voelen in hun nieuwe omgeving en wordt de kwaliteit van de doorgaande ontwikkeling versterkt. De combinatiefunctie wordt gemiddeld een dagdeel (een aaneengesloten blok van drie uur) per week per kleuterklas gedurende een schooljaar van 40 weken ingezet. De omvang van de inzet, de kwaliteitseisen en het gehanteerde tarief worden geregeld in een overeenkomst tussen schoolbestuur en voorschoolaanbieder.
In het activiteitenplan moet op grond van artikel 5, vierde lid van de VloA 2019 aangegeven worden voor welk niveau vroegschools aanbod een aanvraag wordt ingediend. Daarbij dient te worden aangegeven op welke wijze uitvoering zal worden gegeven aan de te subsidiëren activiteiten en op welke manier wordt voldaan aan de aanvullende verplichtingen.
De aanvullende verplichtingen onder niveau B aangevuld met:
Certificering coördinator vroegschools aanbod.: vanwege de complexiteit van de activiteiten en verplichtingen in de voorziening, is het noodzakelijk dat de kwaliteit van de coördinatoren geborgd wordt. Hiervoor wordt een training aangeboden die wordt gefaciliteerd door de gemeente Amsterdam. Deze training wordt afgesloten met een certificaat. Als de coördinator vroegschools aanbod nog niet is gecertificeerd dan dient uit de subsidieaanvraag blijken dat de training alsnog gevolgd zal worden. Onderdeel van deze training is een bijeenkomst voor schoolleiders. Deelname hieraan is verplicht.
De onder b. genoemde drempel heeft als gevolg dat het beschikbare subsidieplafond verdeeld wordt over een beperkt aantal scholen. Het uitgangspunt hierbij is dat scholen met een relatief laag percentage doelgroepleerlingen, de extra behoefte aan ondersteuning op het gebied van taal en rekenen van deze leerlingen eenvoudiger binnen het normale curriculum kunnen opvangen. Hierdoor wordt bovendien verwatering van het beschikbare budget voorkomen en zijn scholen met een hoog percentage doelgroepleerlingen beter in staat een voldoende aanbod aan onderwijsinterventies te realiseren (omdat zij meer budget kunnen aanvragen). De drempel wordt berekend op basis van de gegevens van de leerlingen die op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school voor basisonderwijs.
De onder b. genoemde Kansenaanpak PO betreft het in december 2017 door de gemeenteraad vastgestelde beleidsplan, waarin is opgenomen op welke wijze de gemeente onderwijsachterstanden in samenwerking met de schoolbesturen voor het basisonderwijs tracht te bestrijden. Deze voorziening maakt onderdeel uit van dit plan.
De onder b. genoemde drempel heeft als gevolg dat het beschikbare subsidieplafond verdeeld wordt over een beperkt aantal scholen. Het uitgangspunt hierbij is dat scholen met een relatief laag percentage doelgroepleerlingen, de extra behoefte aan ondersteuning op het gebied van taal en rekenen, ouderbetrokkenheid en op- en afstroom van deze leerlingen eenvoudiger binnen het normale curriculum kunnen opvangen. Hierdoor wordt bovendien versnippering van het beschikbare budget voorkomen en zijn scholen met een hoog percentage doelgroepleerlingen beter in staat een voldoende aanbod aan onderwijsinterventies te realiseren (omdat zij meer subsidie kunnen aanvragen). De drempel wordt berekend op basis van de gegevens van de leerlingen die op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school voor voortgezet onderwijs.
De onder c. genoemde Kansenaanpak VO betreft de in mei 2019 door de gemeenteraad vast te stellen beleidsbrief, waarin is opgenomen op welke wijze de gemeente in samenwerking met de schoolbesturen voor het voortgezet onderwijs wil investeren in het tegengaan van onderwijsachterstanden op taal en rekenen, vergroten van ouderbetrokkenheid en het bevorderen van opstroom en het voorkomen van afstroom. De voorziening maakt onderdeel uit van dit beleid.
Om te voorkomen dat het voor het Kansenaanpak VO beschikbare budget versnipperd raakt over alle scholen in de stad is een drempel van doelgroepleerlingen ingebouwd. Het subsidiebudget wordt verdeeld over de scholen met een percentage doelgroepleerlingen gelijk of hoger dan deze drempel. Het uitgangspunt hierbij is dat scholen met een lager percentage doelgroepleerlingen, de extra behoefte aan ondersteuning op het gebied van taal en rekenen van deze leerlingen en ouders, eenvoudiger binnen het normale curriculum en bekostiging kunnen opvangen. Hetzelfde geldt voor interventies ten behoeve van op- en afstroom.
De subsidies die op grond van het eerste lid onder a en b worden verstrekt in aanvulling op de Rijksbekostiging, maken het voor een school mogelijk om extra (taal) ondersteuning aan nieuwkomersleerlingen te geven. Het tweede lid voorziet in een extra subsidie voor ongedocumenteerde nieuwkomers en de leerlingen die aan hen gelijk gelijkgesteld zijn, maar waarvoor een schoolbestuur geen Rijksbekostiging ontvangt.
Artikel VII. Wijziging bijlage 4 VloA
Bijlage 4 (Voorzieningen kwaliteit, schoolontwikkeling en lerarentekort) bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.3, eerste lid, komt te luiden:
Het college kan een subsidie verlenen als bijdrage in de kosten verbonden aan de uitvoering van een of meerdere activiteiten van een team of samenwerkende teams van een of verschillende scholen gericht op de professionalisering op het terrein van een van de volgende onderwerpen:
Artikel 2.4, tweede lid, komt te luiden:
Indien het subsidieplafond ontoereikend is om alle aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie te honoreren, worden deze aanvragen per team of samenwerkende teams afgehandeld in volgorde van het (gemiddelde) percentage doelgroepleerlingen op een school of samenwerkende scholen van hoog naar laag.
In deze voorziening wordt verstaan onder:
scholingsovereenkomst: een overeenkomst afgesloten tussen het schoolbestuur of de schooldirecteur van de school waar de zij-instromer wordt aangesteld, de leraren opleiding en de zij-instromer, waaruit blijkt dat de zij-instromer een aanstelling heeft voor maximaal twee jaar en ingeschreven staat bij een lerarenopleiding voor zij-instromers.
Artikel VIII. Wijziging toelichting op bijlage 4 VloA
De toelichting bij bijlage 4 (Voorzieningen kwaliteit, schoolontwikkeling en lerarentekort) bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:
Voor deze voorziening gelden subsidietijdvakken van twee schooljaren, waarbinnen de gesubsidieerde activiteiten worden uitgevoerd. De subsidie is wel jaarlijks aanvraagbaar. Er worden door het college per subsidietijdvak twee subsidieplafonds vastgesteld. Een voor de sectoren BO, SBO, SO, VSO en een voor de sector VO. Indien het subsidieplafond ontoereikend is om alle aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie te honoreren, worden deze aanvragen per team en samenwerkende teams afgehandeld in volgorde van de hoogte van het percentage doelgroepleerlingen per school of scholen van hoog naar laag. Hierbij geldt dat bij samenwerkende teams het gemiddeld percentage doelgroepleerlingen wordt genomen.
De aanvraag moet worden ingediend via portaal onderwijssubsidies via het vastgestelde aanvraagformulier. Per team dient een aanvraagformulier ingediend te worden. Voor het maatwerkplan, dat door de schoolleiding moet worden ingevuld, heeft het college eveneens een format vastgesteld. Een schoolbestuur kan voor samenwerkende teams van meerdere onder zijn gezag vallende scholen een aanvraag indienen. Ook is het mogelijk dat de samenwerkende teams onder het gezag vallen van verschillende schoolbesturen. Voor de aanvraag dienen zij een van de betrokken besturen als penvoerder te machtigen.
Om het nijpende lerarentekort terug te dringen, wordt onder andere ingezet op het stimuleren van meer zij-instromers. De begeleiding van de zij-instromers vraagt veel van de capaciteit van de scholen en schoolbesturen, zeker in tijden van een lerarentekort. Gelet op het belang van goede begeleiding van zij-instromers kunnen schoolbesturen met de voorziening begeleiding zij-instromers hiervoor financiële tegemoetkoming ontvangen. Deze middelen kunnen worden ingezet om capaciteit binnen het personeelsbestand van de school vrij te maken voor begeleiding van de zij-instromer(s) en deelnemer(s) of om externe begeleiding van zij-instromer(s) aan te trekken.
In november 2017 is uit onderzoek van Regioplan gebleken dat de kosten gemaakt door een bestuur per zij-instromer niet volledig kunnen worden gedekt vanuit de bijdrage van €20.000 die het Rijk hiervoor beschikbaar stelt. Vooral bij het po en so blijkt de begeleiding van een zij-instromer veel meer kosten met zich mee te brengen. Dit onderzoek is gebruikt als algemene indicatie voor het bepalen van de hoogte van de subsidie op grond van deze voorziening voor de verschillende onderwijssectoren. In overleg met de schoolbesturen is in 2018 besloten om een subsidie van € 8.500 beschikbaar te stellen voor het po en so en € 2.500 voor het vo en vso waardoor per sector de Rijkssubsidie kostendekkend wordt aangevuld. Met de taskforce lerarentekort is besloten deze bedragen te continueren voor de komende vier schooljaren.
De subsidieplafonds worden vastgesteld voor subsidietijdvakken van twee en half schooljaren. Dit heeft te maken met het feit dat een zij-instromerstraject maximaal twee schooljaren duurt en dat een zij-instromer twee keer per jaar, te weten op 1 september en op 1 februari kan beginnen met een lerarenopleiding. Er worden door het college per subsidietijdvak twee subsidieplafonds vastgesteld. Een voor de sectoren po en so en een voor de sectoren vo en vso.
Artikel IX. Wijziging bijlage 6 VloA
Bijlage 6 (Voorzieningen overig) bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:
Het doel van deze voorziening is het ondersteunen van activiteiten met een Amsterdams karakter die gericht zijn op het ontwikkelen en bevorderen van (kennis van) diversiteit, burgerschap, en gedeelde geschiedenis van leerlingen van de scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs niet zijnde voortgezet speciaal onderwijs passend binnen de doelstelling van de beleidsbrief Amsterdammerschap in het onderwijs.
Artikel X. Wijziging toelichting op bijlage 6 VloA
De toelichting op bijlage 6 (Voorzieningen overig) bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 22 januari 2020.
De voorzitter
Femke Halsema
De raadsgriffier
Jolien Houtman
Om de ambities voor onderwijsbeleid zo goed mogelijk uit te voeren is het belangrijk om de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 (VloA 2019) aan te scherpen zodat de voorzieningen in lijn blijven met het beleid. De wijzingen zijn van toepassing vanaf het aankomende subsidietijdvak in schooljaar 2020-2021. De belangrijkste wijzigingen zijn een aanpassing in de weigeringsgrond over de vrijwillige ouderbijdrage, het toegankelijker maken van voorzieningen voor sbo en (v)so en een andere verdeelsystematiek bij het bereiken van subsidieplafonds van voorzieningen voor het tegengaan van het lerarentekort. Scholen die met meer doelgroepleerlingen krijgen voorrang op deze subsidies als het plafond bereikt is.
In het algemene deel van VloA 2019 inclusief toelichting worden wijzigingen verwerkt zoals opgenomen in artikel I en II van deze wijzigingsverordening. De belangrijkste wijzigingen zijn:
In bijlage 1. Voorzieningen in natura worden wijzigingen verwerkt zoals opgenomen in artikel III. De belangrijkste wijzigingen houden in dat:
In bijlage 2. Voorzieningen voor aanvullende financiering personeel worden wijzigingen verwerkt zoals opgenomen in artikel IV. De belangrijkste wijzigingen houden in dat:
In bijlage 3. Voorzieningen Kansengelijkheid inclusief toelichting worden wijzigingen verwerkt zoals opgenomen in artikel V en VI. De belangrijkste wijzigingen houden in dat:
In bijlage 4. Voorzieningen kwaliteit, schoolontwikkeling en lerarentekort inclusief toelichting worden wijzigingen verwerkt zoals opgenomen in artikel VII en VIII. De belangrijkste wijzigingen houden in dat:
In bijlage 6. Overige voorzieningen inclusief toelichting worden wijzigingen verwerkt zoals opgenomen in artikel IX en X. De wijziging houdt in dat de subsidie voor Burgerschap, diversiteit en gedeelde geschiedenis niet meer gedurende het hele schooljaar kan worden aangevraagd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-32962.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.