Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2021

De raad van de gemeente Dalfsen;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 september 2020, nummer 1158;

 

gelet op artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de “Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2021

 

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2021

 

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;

  • 2.

    maatschappelijke instellingen: organisaties met een maatschappelijke doelstelling, zoals scholen, verenigingen, stichtingen, kerken en begraafplaatsen;

 

 

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven voor:

    • a.

      het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt;

    • b.

      het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door maatschappelijke instellingen.

  • 3.

    De afvalstoffenheffing bestaat uit:

    • a.

      een vast bedrag per jaar;

    • b.

      vermeerderd met een gedifferentieerd bedrag per keer dat afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden.

 

Artikel 3. Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als een perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaken dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeel, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

 

Artikel 4 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt;

 

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

 

Artikel 6 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in de hoofdstukken 1.1 en 1.2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt bij wege van aanslag geheven, met dien verstande dat voor de belasting in hoofdstuk 1.2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel geldt dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd;

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel onder toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekend gemaakt.

 

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 en 1.2 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.3 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel driehonderd vijfenzestigste deel van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle etmalen overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel driehonderd vijfenzestigste deel van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle etmalen overblijven.

  • 5.

    Het vierde en het vijfde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt en van hetzelfde inzamelmiddel gebruik blijft maken.

  • 6.

    Indien de belastingplicht eindigt na dagtekening van het aanslagbiljet, kan de belastingplichtige een aanvraag tot ontheffing indienen bij de ambtenaar belast met de heffing.

  • 7.

    De belasting wordt niet geheven, indien het totale belastingbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, minder dan € 1,00 bedraagt.

 

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, lid 1 van de Invorderingswet 1990, moet de aanslag, dan wel op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, worden betaald in één termijn die vervalt twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 van dit artikel worden belastingaanslagen waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, betaald in tien maandelijkse termijnen. Als de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen voor of op de 15de van een kalendermaand, vervalt de eerste incassotermijn nog in diezelfde kalendermaand. In alle andere gevallen vervalt de eerste incassotermijn aan het einde van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen.

  • 3.

    Indien het totaal te betalen bedrag zoals vermeld op het aanslagbiljet € 10,00 of minder bedraagt, wordt dit bedrag in afwijking van lid 2 van dit artikel in één termijn afgeschreven twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.3 van de tarieventabel welke bij wege van gedagtekende kennisgeving wordt geheven moet worden betaald:

    • a.

      ingeval van uitreiking van de kennisgeving: op het tijdstip van de uitreiking;

    • b.

      ingeval van toezending van de kennisgeving: binnen veertien dagen na dagtekening.

  • 5.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

 

Artikel 10 Kwijtschelding

  • 1.

    Voor de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel kan kwijtschelding worden verleend.

  • 2.

    Geen kwijtschelding wordt verleend voor de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 en 1.3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

 

Artikel 11 Nadere regels

  • 1.

    Het dagelijks bestuur van GBLT kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing voor de hoofdstukken 1.1 en 1.2 van de tarieventabel.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing voor hoofdstuk 1.3 van de tarieventabel.

 

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening afvalstoffenheffing 2020’ van 7 november 2019 wordt ingetrokken met ingang van het in het derde lid bedoelde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor 1 januari 2021 hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4.

    De verordening wordt aangehaald als ‘Verordening afvalstoffenheffing 2021’.

 

 

 

 

TARIEVENTABEL

 

 

Tarieventabel, behorende bij de “Verordening afvalstoffenheffing 2021”.

Hoofdstuk 1.1 Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing

1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar

200,00

 

Hoofdstuk 1.2 Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing

1.2.1

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting per aanbieding van een

 

 

1.2.1.1

mini-container van 240 liter bestemd voor GFT-afval

0,00

1.2.1.2

mini-container van 140 liter bestemd voor GFT-afval

0,00

1.2.1.3

mini-container van 80 liter bestemd voor GFT-afval

0,00

1.2.1.4

mini-container van 40 liter bestemd voor GFT-afval

0,00

1.2.1.5

mini-container van 240 liter bestemd voor rest-afval

10,80

1.2.1.6

mini-container van 140 liter bestemd voor rest-afval

6,50

1.2.1.7

mini-container van 80 liter bestemd voor rest-afval

3,45

1.2.1.8

mini-container van 240 liter bestemd voor PMD-afval

0,00

1.2.2

Onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.1 bedraagt de belasting voor percelen die voor de afvalverwijdering zijn aangewezen op verzamelcontainers, per aanbieding van:

 

 

1.2.2.1

maximaal 15 liter GFT-afval

0,00

1.2.2.2

maximaal 40 liter rest-afval

1,80

1.2.2.3

maximaal 40 liter PMD-afval

0,00

 

Hoofdstuk 1.3 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing

1.3.1

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 en 1.2 bedraagt de belasting voor het op aanvraag inzamelen van:

 

 

1.3.1.1

grove huishoudelijke afvalstoffen tot 1 m³

25,00

1.3.1.2

grove huishoudelijke afvalstoffen boven het aantal van 1 m³ per 1 m³ of gedeelte daarvan

40,00

1.3.1.3

grof tuinafval tot 1 m³

15,00

1.3.1.4

grof tuinafval boven het aantal van 1 m³ per 1 m³ of gedeelte daarvan

10,00

 

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Dalfsen in zijn openbare vergadering van 5 november 2020.

De raad voornoemd,

de voorzitter, de griffier,

drs. E. van Lente drs. J. Leegwater

Aldus besloten door de raad van de gemeente Dalfsen in zijn openbare vergadering van 5 november 2020.

De raad voornoemd,

de voorzitter, de griffier,

drs. E. van Lente drs. J. Leegwater

Naar boven