Gemeenteblad van Nederweert
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nederweert | Gemeenteblad 2020, 322785 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nederweert | Gemeenteblad 2020, 322785 | Verordeningen |
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederweert houdende regels omtrent de bodemkwaliteitskaart PFAS
In het kader van gezamenlijk beleid met betrekking tot het Besluit bodemkwaliteit hebben de gemeenten in Regio Limburg Noord een regionale bodemfunctieklassenkaart (BFK), een bodemkwaliteitskaart (BKK) en een Nota bodembeheer opgesteld. Inmiddels is gebleken dat, naast de ‘reguliere’ stoffen die in de BKK zijn opgenomen, ook PFAS als diffuse verontreiniging in de Nederlandse bodem voorkomen. Het Tijdelijk Handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie 1 schrijft voor dat grond en baggerspecie op PFAS dienen te worden onderzocht alvorens hergebruik plaatsvindt. Dit betekent dat behalve de ‘reguliere’ stoffen ook PFAS in de bodemkwaliteitskaart moet worden opgenomen.
Bijlage 1 geeft de regionale ligging weer van de gemeenten die deel uitmaken van Regio Limburg Noord. In voorliggend rapport worden de regionale PFAS-kaart gepresenteerd en wordt de wijze waarop deze kaart tot stand zijn gekomen, toegelicht.
1.2 Kwaliteitsborging en onafhankelijkheid
Sweco wil met haar producten en diensten zo goed mogelijk aan de behoeften, doelstellingen en eisen van haar opdrachtgevers voldoen. Ondanks het feit dat Sweco Nederland B.V. bij de uitvoering van deze werkzaamheden aansluit bij landelijke kwaliteitsrichtlijnen en regelgeving, is het niet mogelijk om garanties af te geven ten aanzien van een eventueel beschreven verontreinigingssituatie. Sweco Nederland B.V. accepteert dan ook geen aansprakelijkheid ten aanzien van mogelijke beslissingen die de opdrachtgever of derden naar aanleiding van het door Sweco Nederland B.V. opgestelde PFAS-bodemkwaliteitskaart nemen.
Sweco Nederland B.V. verklaart hierbij dat zij, de NV waar Sweco Nederland B.V. deel van uitmaakt, en haar onderaannemers geen belang hebben bij de uitkomsten van de PFAS-bodemkwaliteitskaart. Het onderzoek is derhalve volgens de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit onafhankelijk uitgevoerd.
In dit rapport wordt de totstandkoming van de PFAS-bodemkwaliteitskaart toegelicht. In hoofdstuk 2 komt het vooronderzoek aan de orde. In hoofdstuk 3 wordt de werkwijze toegelicht die is gehanteerd bij het opstellen van de bodemkwaliteitskaart. Hoofdstuk 3 bevat de resultaten van de uitgevoerde en data-analyses. In hoofdstuk 5 wordt de PFAS-bodemkwaliteitskaart gepresenteerd.
Het beleid rondom PFAS is nog in ontwikkeling. De wet- en regelgeving is daarom onderhavig aan aanpassingen/wijzigingen. De vigerende wet- en regelgeving is leidend.
Vooronderzoek is uitgevoerd volgens strategie E van de NEN 5725. Aanleiding van het vooronderzoek is het opstellen van een bodemkwaliteitskaart voor PFAS. Een bodem-kwaliteitskaart heeft als doel om de diffuse bodemkwaliteit in beeld te brengen. Bij de uitvoering van dit vooronderzoek wordt dan ook niet gekeken naar het gebruik / voorkomen van PFAS op een bronlocatie. Het vooronderzoek dient als onderbouwing van de verwachte diffuse bodembelasting met PFAS door atmosferische depositie (droge en natte neerslag van (stof)deeltjes en stoffen uit de atmosfeer). Dit betekent dat de hoogste PFAS-gehalten in de bovengrond worden verwacht en minder afhankelijk zijn van de bodemopbouw, hoogteligging en gebruik.
Binnen de regio zijn, voorafgaand aan het opstellen van de BKK, alle bekende PFAS-onderzoeksresultaten verzameld. Deze onderzoeksresultaten geven op voorhand geen aanleiding om voor de BKK voor PFAS verschillende bodemkwaliteitszones te definiëren. Bij de deelnemende gemeenten zijn er geen aanwijzingen dat er (voormalige) bedrijfs-activiteiten aanwezig zijn die als bron beschouwd dienen te worden van waaruit (gedurende langere perioden) atmosferische depositie heeft plaatsgevonden/plaatsvindt. Gemeenten hebben daarop aangegeven dat er wel lokale bedrijfsactiviteiten bekend zijn, zoals brandweeroefenlocaties en metaalgieterijen, maar dat deze gezien worden als puntbron met geen of slechts een beperkte verspreiding naar de omgeving.
Binnen de regio zijn er geen verdachte bronnen of lozingen van GenX bekend. Van de meer dan 30 uitgevoerde GenX analyses in de regio bevinden zich er geen boven de detectie-limiet. Onderzoek naar GenX hoeft alleen plaats te vinden wanneer na een vooronderzoek er toch een verdenking ontstaat.
Om een meer robuuste dataset te verkrijgen, is de dataset aangevuld met 150 extra analyses. Deze zijn in opdracht van provincie Limburg uitgevoerd op basis van 75 boringen. Door de individuele gemeenten zijn de boorlocaties bepaald. Hierbij zijn geen lokale puntbronnen onderzocht, maar is in noordoostelijke richting van bijvoorbeeld een groot industrieel complex of industrieterrein met (mogelijk PFAS) emitterende industrieën een boring geplaatst. Bij de identificering van bronlocaties, zoals vastgesteld door het Expertisecentrum PFAS, is ook gebruik gemaakt van het volgende rapport:
Dit onderzoek is in opdracht van provincie Limburg uitgevoerd en richt zich op de identificatie van potentieel grootschalige bronnen die hebben geleid tot een grondwater-verontreiniging. De gehalten in het grondwater geven geen aanleiding een grootschalige diffuse verontreiniging te verwachten. Het onderzoek is wel relevant voor toekomstig vooronderzoek, zoals opgenomen in paragraaf 3.5. De 150 aanvullende analyses bevestigen de hypothese dat er geen sprake is van verschillende diffuus belaste gebieden binnen de regio.
Er is op voorhand geen informatie bekend op basis waarvan het noodzakelijk is om gebieden aan te wijzen waar atmosferische depositie vanuit een lokale bron geleid zou kunnen hebben tot hogere/afwijkende achtergrondconcentraties van PFAS. Potentieel verdachte puntbronnen waar PFAS op lokaal niveau door activiteiten in de bodem is geraakt, worden niet uitgesloten. Evenals in de algemene BKK Noord en Midden Limburg zijn bronlocaties in onderhavige bodemkwaliteitskaart niet als een gelimiteerde lijst opgenomen, maar dienen deze geïdentificeerd te worden op basis van een vooronderzoek NEN 5725 (zie paragraaf 3.5).
De regio is onverdacht voor het diffuus voorkomen van GenX in de bodem.
Voor het opstellen van een bodemkwaliteitskaart is in de Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten (VROM en V&W, d.d. 3 september 2007) en het Wijzigingsblad (d.d. 1 januari 2019) een aantal randvoorwaarden opgenomen waaraan de kaart moet voldoen. Aspecten waarover de bodemkwaliteitskaart minimaal duidelijkheid moet verschaffen, worden in de Richtlijn vermeld. Deze zijn:
De eerste vijf aspecten worden in dit hoofdstuk besproken, de overige aspecten komen in de volgende hoofdstukken aan de orde.
3.2 Definitie van beheergebied
Het beheergebied2 waarvoor de PFAS-bodemkwaliteitskaart is opgesteld, betreft
Regio Limburg Noord. Deze regio omvat de volgende gemeenten:
Voor deze PFAS-bodemkwaliteitskaart wordt uitgegaan van de Advieslijst te meten PFAS van 12 juli 2019, die als bijlage is opgenomen in het Tijdelijk Handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie. De advieslijst is opgenomen in bijlage 2.
Omdat uit het vooronderzoek (zie hoofdstuk 2) blijkt dat de regio onverdacht is voor GenX, is GenX niet in het stoffenpakket meegenomen.
De onderhavige PFAS-bodemkwaliteitskaart moet een representatief beeld geven van de diffuse bodemkwaliteit van de regio. Voorafgaande aan het gebruik van de PFAS-bodemkwaliteitskaart, dient men een vooronderzoek (NEN5717 of NEN5725) uit te voeren voor zowel de ontgravingslocatie als de toepassingslocatie. Het vooronderzoek moet uitsluitsel geven of er sprake is van een afwijkende bodemkwaliteit danwel een verdachte locatie met betrekking tot PFAS. Hierbij valt te denken aan oefenlocaties van de brandweer (blusschuim kan PFAS bevatten) of bedrijven die PFAS in het productieproces gebruiken (verspreidingspluim van PFAS via de schoorsteen). In dat geval kan de PFAS-kaart niet gebruikt worden als milieuhygiënische verklaring in het kader van het Besluit bodemkwaliteit.
De gevolgde procedure bij het maken van de PFAS-bodemkwaliteitskaart is conform de Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten (VROM en V&W, 2007) en het Wijzigingsblad d.d. 1 januari 2019.
De werkzaamheden met betrekking tot het maken van de PFAS-bodemkwaliteitskaart kunnen als volgt worden ingedeeld:
Onderstaand worden per stap de uitgevoerde werkzaamheden beschreven.
4.2 Indeling plangebied in homogene deelgebieden
In deze stap wordt het gebied waar de PFAS-bodemkwaliteitskaart voor wordt opgesteld, ingedeeld in homogene deelgebieden. Binnen een homogeen deelgebied wordt een vergelijkbare milieuhygiënische bodemkwaliteit verwacht.
De indeling van homogene deelgebieden voor PFAS wijkt af van de indeling die voor ’reguliere’ stoffen is gehanteerd. Bij reguliere stoffen zijn onder andere bodemtype en bodemgebruik onderscheidend, terwijl bij PFAS andere onderscheidende kenmerken een rol spelen (wel/geen bovengrond).
Verspreiding van PFAS heeft vooral plaatsgevonden via atmosferische depositie (droge en natte neerslag van (stof)deeltjes en stoffen uit de atmosfeer). Dit betekent dat de hoogste PFAS-gehalten in de bovengrond worden verwacht
Op basis van bovenstaande wordt uitgegaan van de volgende deelgebieden:
De definitieve deelgebieden worden bepaald op basis van de statistische analyse van de meetdata. Dit kan ertoe leiden dat deelgebieden kunnen worden samengevoegd of dat deelgebieden dienen te worden opgesplitst.
De PFAS-data zijn aangeleverd door de individuele gemeenten in Regio Limburg Noord. Daarnaast is een dataset aangeleverd door provincie Limburg, die afkomstig is van een provinciebreed steekproefonderzoek naar PFAS-gehalten in de boven- en ondergrond. Tabel 4.1 geeft een overzicht van de aantallen PFAS-analyses die zijn aangeleverd.
Tabel 4.1 Aantal aangeleverde PFAS-analyses per gemeente/provincie
Met betrekking tot de dataset van provincie Limburg wordt opgemerkt dat in eerste instantie opvallend hoge PFBA-gehalten in de bovengrond zijn gemeten. Hierna heeft herbemonstering plaatsgevonden, waarbij direct naast de oorspronkelijke boringen twee nieuwe boringen zijn verricht waarbij de uitkomende grond als mengmonster is samengesteld. Na de herbemonstering zijn de hoge PFBA-gehalten niet meer aangetoond. Omdat de hoge PFBA gehalten alleen in de dataset van provincie Limburg voorkomen en er geen verklaringen zijn voor hoge PFBA-gehalten, zijn deze gehalten niet in de dataset opgenomen.
Voor elke parameter zijn gehalten onder de rapportagegrens vervangen door reken-gehalten. De rapportagegrenzen zijn, zoals voorgeschreven in de Regeling bodemkwaliteit, vermenigvuldigd met de factor ‘0,7’. Hiermee ontstaat een reëel positief getal dat statistisch gezien de meest waarschijnlijke waarde tussen nul en de rapportagegrens weergeeft. Bij de verbindingen PFOS en PFAS is sprake van lineaire en vertakte isomeren. Deze twee verbindingen dienen als volgt te worden gesommeerd3 :
Bij het toetsen aan de normwaarde van 3,0 µg/kg d.s . voor PFOS en 7,0 µg/kg d.s . voor PFOA moet de totale som (vertakt plus lineair) worden getoetst aan de normwaarde. Bij die sommatie die plaatsvindt volgens bijlage G onderdeel IV van de Regeling bodemkwaliteit worden gehalten die zijn gerapporteerd als kleiner dan de bepalingsgrens, meegenomen als getal door de bepalingsgrens met 0,7 te vermenigvuldigen. Als zowel het gehalte aan lineaire als vertakte PFOS en PFOA beneden de bepalingsgrens zijn aangetoond, kan er volgens bijlage G onderdeel IV van de Regeling bodemkwaliteit worden uitgegaan dat de kwaliteit voldoet. Voor de overige PFAS-verbindingen hoeft geen optelling plaats te vinden, maar vindt toetsing individueel plaats.
Bij het toetsen van PFOS en PFOA aan de norm van de bepalingsgrens (0,1 ug /kg) hoeven alleen de individuele meetwaarden (dus lineair en vertakt afzonderlijk) getoetst te worden. Voor deze toets hoeft dus niet de opgetelde som getoetst te worden.
Om de mengmonsters te kunnen toekennen aan de boven- en ondergrond, is uitgegaan van de gemiddelde diepte van de analysemonsters. Hierbij is de volgende werkwijze gehanteerd:
Omdat bij geen van de monsters organische stofgehalten > 10% zijn aangetroffen, is conform het Tijdelijk Handelingskader geen bodemtypecorrectie toegepast.
In bijlage 3 zijn de gehalten van de PFAS-verbindingen in box-whisker plots gezet.
De Box-Whisker-plots bestaan uit de volgende onderdelen (zie figuur 4.1):
Uitbijters (zijn de punten buiten de box): van de populatie worden de P25 en de P75 bepaald. Het verschil tussen beide waarden is de interkwartielafstand. Een waarde wordt een uitbijter beschouwd als deze groter is dan de P75 plus 1,5 maal de interkwartiel-afstand of kleiner dan de P25 minus de 1,5 maal de interkwartielafstand.
Figuur 4.1 Onderdelen box- whiskerplot
Er zijn box-whisker plots van de bovengrond en van de ondergrond gemaakt met:
Uit de box-whisker plots blijkt dat in de dataset de volgende potentiele uitbijters voorkomen:
Gemeenten zijn verzocht om bovenstaande waarden te controleren. Omdat er geen aanwijzingen zijn dat deze verhoogde waarden zijn veroorzaakt door een lokale (diffuse) bron, zijn de uitbijters niet uit de dataset verwijderd.
De uitbijters die zichtbaar zijn bij de overige PFAS-componenten, betreffen overwegend verhoogde rapportagegrenzen.
Uit bijlage 3 blijkt dat de verhoogde gehalten hoofdzakelijk PFOS en PFOA betreffen. De gehalten liggen grotendeels tussen 0,20-0,45 µg/kg d.s. (PFOS) en 0,17-0,34 µg/kg d.s. (PFOA). De gehalten van de overige PFAS-componenten liggen voor het overgrote deel onder de rapportagegrens van 0,1 µg/kg d.s. In de box-whisker plots komt de rapportagegrens overeen met 0,07 µg/kg d.s. (=0,7*0,1 µg/kg d.s., zie paragraaf 3.3.2)).
Er is per bodemkwaliteitszone geëvalueerd of het aantal meetgegevens toereikend is om de bodemkwaliteit voldoende nauwkeurig te kunnen vaststellen. In paragraaf 2.2.2 van de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten is aangegeven, dat per bodemkwaliteitszone minimaal
20 meetgegevens verzameld moeten worden. Bovendien dienen de gegevens ruimtelijk voldoende gelijkmatig over de deelgebieden te zijn verdeeld.
Tabel 4.3 geeft een overzicht van het aantal waarnemingen per deelgebied. Uit de tabel blijkt dat in elk deelgebied ruim wordt voldaan aan de minimumeis van 20 waarnemingen.
Tabel 4.3 Aantal waarnemingen per deelgebied
1) het aantal analyses verschilt per PFAS-verbinding
Uit bijlage 4 waarin de locaties van de boringen op kaart zijn weergegeven, blijkt dat de waarnemingen voldoende ruimtelijk verspreid over de deelgebieden liggen.
4.4.2 Statistische parameters per deelgebied
In bijlage 5 zijn per deelgebied per PFAS-verbinding de statistische parameters vermeld:
De PFAS-bodemkwaliteitskaart is gebaseerd op de gemiddelde gehalten.
Uit de bijlage blijkt dat de volgende PFAS-verbindingen in gehalten boven de rapportagegrens (P95 > 0,07) zijn aangetroffen:
De overige PFAS-verbindingen komen in minder dan 5% van de waarnemingen voor.
Uit de ruimtelijke verdeling van de PFAS-gehalten blijkt dat de hogere gehalten verspreid over de regio voorkomen. Er is geen aanleiding om meerdere deelgebieden te onderscheiden.
In het document ‘Tijdelijk Handelingskader voor de toepassing van PFAS-houdende grond en baggerspecie, geactualiseerde versie 2 juli 2020’ zijn de in tabel 4.4 vermelde normen voor het toepassen van PFAS-houdende grond en baggerspecie op de landbodem opgenomen. Hierbij wordt opgemerkt dat het om voorlopige toepassingsnormen gaat die in de toekomst nog kunnen wijzigen.
Tabel 4.4 Toetsingskader toepassing PFAS-houdende grond en baggerspecie op de landbodem (2 juli 2020)
(1) Voor gebieden met een hoge grondwaterstand geldt in plaats van ‘boven grondwaterniveau’: tot ten hoogste 1 meter onder het maaiveld. Indien de grond als gevolg van zetting op termijn in de verzadigde zone terechtkomt, wordt de grond geacht boven grondwater te zijn toegepast.
(2) Voor gebieden met een hoge grondwaterstand geldt in plaats van ‘onder grondwaterniveau’: op een diepte van 1 meter en meer onder het maaiveld. Indien de grond als gevolg van zetting op termijn in de verzadigde zone terechtkomt, wordt de grond geacht boven grondwater te zijn toegepast.
(4) Op de waarden uit deze tabel hoeft geen bodemtypecorrectie te worden toegepast als het gehalte van organische stof minder dan 10% bedraagt.
(5) Tenzij een lokale maximale waarde is vastgesteld.
(6) Met toepassingswaarden voor PFAS wordt bedoeld de waarde voor alle overige PFAS- verbindingen, te toetsen per stof (dus niet gesommeerd). PFOS en PFOA worden getoetst aan de hand van de sommatie van de concentraties lineair en vertakt.
Per 1 juli 2020 zijn de voorlopige landelijke achtergrondwaarden aangepast:
Tabel 4.5 geeft een samenvatting met de gemiddelde PFAS-gehalten per deelgebied. In de tabel zijn tevens de landelijke achtergrondwaarden vermeld.
Tabel 4.5 Gemiddelde PFAS-gehalten per deelgebied (gehalten in µg/kg d.s .)
1) betreft de som van PFOS lineair en PFOS vertakt
2) betreft de som van PFOA lineair en PFOA vertakt
3) het gemiddelde gehalte 0,08 µg/kg wordt veroorzaakt door verhoogde rapportagegrenzen
De resultaten kunnen als volgt worden samengevat:
De PFAS-bodemkwaliteitskaarten zijn gebaseerd op de gemiddelde berekende PFAS-gehalten (zie tabel 3.4).
Uit paragraaf 3.5.2 blijkt dat de gemiddelde PFAS-gehalten beneden de landelijke achtergrondwaarden liggen. Dit betekent dat zowel de ontgravingskaart van de bovengrond als de ontgravingskaart van de ondergrond in de kwaliteitsklasse Landbouw/natuur vallen. De PFAS-ontgravingskaart is opgenomen in bijlage 6.
In aanvulling op de bestaande regels voor overige stoffen die in het bestaande beleid zijn opgenomen, gelden voor PFAS-houdende grond de toepassingseisen voor PFAS die zijn opgenomen in tabel 5.1.
Tabel 5.1 Toepassingseisen PFAS-houdende grond
1) is de toepassingsklasse die is aangegeven op de toepassingskaart.
2) betreft de per 2 juli 2020 aangepaste normen
3) GBT: grootschalige bodemtoepassing
4) Toepassing in grondwaterbeschermingsgebieden en grondwaterwingebieden is alleen toegestaan met een partijkeuring als milieuhygiënische verklaring. Daarnaast moet voldaan worden aan het provinciaal toepassingsbeleid in deze gebieden
De toepassingskaart is opgenomen in bijlage 7.
De grondstromenmatrix, zoals opgenomen in de Bodemkwaliteitskaart Regio Limburg Noord (en de Nota bodembeheer), wijzigt niet door de Bodemkwaliteitskaart PFAS.
5.4 Gebruik van de PFAS-bodemkwaliteitskaart als milieuhygiënische verklaring
Het gebruik van de bodemkwaliteitskaart als milieuhygiënische verklaring (bewijsmiddel) voor de kwaliteit van de toe te passen grond en baggerspecie of als bewijsmiddel voor de ontvangende bodem is alleen toegestaan, indien:
Toepassing in grondwaterbeschermingsgebieden en grondwaterwingebieden is alleen toegestaan met een partijkeuring als milieuhygiënische verklaring. Daarnaast moet voldaan worden aan het provinciaal toepassingsbeleid in deze gebieden.
Op 9 juli 2020 is door de gemeenteraad van Roermond de Nota bodembeheer Limburg Noord 2020-2029 en de Bodemkwaliteitskaart Limburg Noord vastgesteld. In het voorstel aan de Raad is aangegeven dat een bodemkwaliteitskaart voor de stofgroep PFAS nog in ontwikkeling was en aan het college van B&W zal worden voorgelegd ter vaststelling. De bodemkwaliteitskaart PFAS is het sluitstuk op de samenwerking voor vereenvoudigd grondverzet en uniform bodembeleid tussen de 15 gemeenten in Noord en Midden Limburg (Regio Limburg Noord).
Waarom is een bodemkwaliteitskaart PFAS nodig?
De Staatsecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft op 8 juli 2019 het tijdelijk handelingskader PFAS aan de tweede kamer aangeboden. Het Tijdelijk Handelingskader is op 28 november 2019 en op 2 juli 2020 aangepast. In het tijdelijke handelingskader beschrijft de Staatsecretaris dat PFAS diffuus verspreidt voorkomen in de Nederlandse bodem. Dat betekent dat zonder onderzoek op die stoffen grond niet mag worden hergebruikt en dat (zonder aanvulling) de bodemkwaliteitskaart geen volledig beeld geeft over de kwaliteit van her te gebruiken grond.
Geonius heeft in opdracht van de Provincie Limburg onderzoek verricht naar PFAS in de Provincie Limburg. In de regio Limburg Noord zijn in het kader van het onderzoek 75 boringen geplaatst en in totaal 150 analyses op PFAS gedaan. De resultaten van het provinciale onderzoek zijn samengevoegd met de resultaten die al in de regio beschikbaar waren uit partijkeuringen en onderzoeken in het kader van transacties / ontwikkelingen. De dataset bevat in totaal ca. 580 PFAS-analyses.
Bodemkwaliteitskaart PFAS Regio Limburg Noord
Op basis van de samengestelde dataset heeft Sweco een bodemkwaliteitskaart opgesteld (PFAS bodemkwaliteitskaart Regio Limburg Noord, Sweco, 3 september 2020). Uit de berekeningen blijkt dat de regionale achtergrondwaarden ruimschoots voldoen aan de geldende landelijke achtergrondwaarden (gehalten die gelden voor schone grond). Het grondverzet op basis van de bestaande bodemkwaliteitskaart (vastgesteld op 9 juli 2020) wordt niet beïnvloed door de PFAS-gehalten in het beheergebied.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-322785.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.