Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent de heffing en invordering van leges omgevingsvergunning (Verordening leges omgevingsvergunning 2021)

De Raad van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 september 2020, raadsvoorstel 20bb011395; raadsstuk 20bb011393;

 

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen:

 

Verordening leges omgevingsvergunning 2021

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • dag: periode van 00.00 uur tot 24.00 uur, waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt;

  • jaar: tijdvak dat loopt van de ne dag in een kalenderjaar tot en met de (n-1)e dag in het volgende kalenderjaar;

  • kalenderjaar: periode van 1 januari tot en met 31 december;

  • maand: tijdvak dat loopt van ne dag in een kalendermaand tot en met de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand, met dien verstande dat als de ne dag in een kalendermaand 30 of 31 januari is, de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand altijd de laatste dag van de maand februari is;

  • week: aaneengesloten periode van zeven dagen.

Artikel 2 Aard van de heffing en belastbaar feit

Onder de naam 'leges omgevingsvergunning' worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst bedoeld in artikel 2 dan wel degene ten behoeve van wie de dienst wordt verleend.

Artikel 4 Heffingsmaatstaven en tarieven

  • 1.

    De leges omgevingsvergunning worden geheven naar de heffingsmaatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel. Per vergunningplichtige activiteit wordt het in deze tarieventabel opgenomen tarief in rekening gebracht, waarbij de leges bij een meervoudig vergunningplichtige activiteit worden bepaald aan de hand van de optelling van het per vergunningplichtige activiteit verschuldigde tarief.

  • 2.

    Voor de berekening van de leges omgevingsvergunning wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid voor een volle eenheid gerekend.

  • 3.

    Indien een aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft op meerdere vergunningplichtige activiteiten, worden de voor die activiteiten geldende tarieven opgeteld en via één aanslag in rekening gebracht.

  • 4.

    Indien sprake is van een gefaseerde aanvraag om omgevingsvergunning, worden per fase de leges in rekening gebracht die gelden voor de binnen de betreffende fase-aanvraag ondergebrachte activiteiten.

  • 5.

    Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet bedraagt het tarief de som van de bedragen die op grond van deze verordening verschuldigd zouden zijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of enig ander besluit in het kader van de ontwikkeling en verwezenlijking van het project, voor zover het projectuitvoeringsbesluit strekt ter vervanging van deze besluiten, als bedoeld in artikel 2.10, derde lid, van de Crisis- en herstelwet.

Artikel 5 Wijze van heffing

De leges omgevingsvergunning worden geheven bij wege van aanslag.

Artikel 6 Termijn van betaling

De aanslagen moeten worden betaald binnen een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 7 Teruggaaf

Gehele of gedeeltelijke teruggaaf van leges ter zake van een in de tarieventabel omschreven dienst wordt verleend overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in de bij deze verordening behorende tarieventabel opgenomen bepaling.

Artikel 8 Nadere regels door het college

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de leges omgevingsvergunning.

Artikel 9 Intrekking oude verordening

De Verordening leges omgevingsvergunning 2020 wordt ingetrokken.

Artikel 10 Overgangsbepalingen

De Verordening leges omgevingsvergunning 2020 blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich vóór 1 januari 2021 hebben voorgedaan.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening leges omgevingsvergunning 2021.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 en 12 november 2020.

De griffier,

I.C.M. Broeders

De voorzitter,

J.W. Verheij, plv.

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 27 november 2020 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Bijlage 1 Tarieventabel behorend bij Verordening leges omgevingsvergunning 2021

 

HOOFDSTUK 1 OMGEVINGSVERGUNNINGEN VOOR ACTIVITEIT BOUWEN als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

 

1.1

Maatstaf van heffing:

Maatstaf van heffing zijn de totale bouwkosten van de zaak waarop de aanvraag om een vergunning betrekking heeft.

 

1.1.1

De totale bouwkosten worden berekend volgens de NEN 2699 (investerings- en exploitatiekosten van gebouwen – Begripsomschrijvingen en indelingen) en hierop gebaseerde kengetallen en ramingsprogramma’s.

 

1.1.2

NEN 2699 (investerings- en exploitatiekosten van gebouwen – Begripsomschrijvingen en indelingen), en de gebruikte kengetallen en ramingsprogramma’s alsmede de Richtlijnen Bouwleges van de gemeente Rotterdam liggen voor eenieder ter inzage ten kantore van de Afdeling Bouw- en woningtoezicht van het Cluster Stadsontwikkeling, kantoorhoudend aan de Wilhelminakade 179 3072 AP te Rotterdam.

 

1.2

De omzetbelasting en de kosten van het verwerven van de grond maken geen deel uit van de totale bouwkosten.

 

1.3

Het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, dan wel het in behandeling nemen van een aanvraag om een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet die mede deze activiteit bouwen omvat, wordt als volgt bepaald:

 

1.3.1

Schijf 1 - bij bouwkosten tot en met € 35.900,00 bedraagt het tarief 1,63% van de totale bouwsom met een minimum van € 100,30;

 

1.3.2

Schijf 2 - bij bouwkosten vanaf € 35.900,01 tot en met € 530.000,00 wordt het tarief van schijf 1 over het bij die schijf genoemde bedrag geheven vermeerderd met 1,87% van het gedeelte van de bouwkosten, die vallen in schijf 2;

 

1.3.3

Schijf 3 - bij bouwkosten vanaf € 530.000,01 tot en met € 1.100.000,00 wordt het tarief van de schijven 1 en 2 over de bij die schijven genoemde bedragen geheven vermeerderd met 2,03% van het gedeelte van de bouwkosten, die vallen in deze schijf;

 

 

1.3.4

Schijf 4 - bij bouwkosten vanaf € 1.100.000,01 tot en met € 10.700.000,00 wordt het tarief van de schijven 1, 2 en 3 over de bij die schijven genoemde bedragen geheven vermeerderd met 2,08% van het gedeelte van de bouwkosten, die vallen in deze schijf;

 

1.3.5

Schijf 5 - bij bouwkosten vanaf € 10.700.000,01 tot en met € 26.700.000,00 wordt het tarief van de schijven 1, 2, 3 en 4 over de bij die schijven genoemde bedragen geheven vermeerderd met 2,24% van het gedeelte van de bouwkosten, die vallen in deze schijf;

 

1.3.6

Schijf 6 - bij bouwkosten vanaf € 26.700.000,01 wordt het tarief van de schijven 1, 2, 3, 4 en 5 over de bij die schijven genoemde bedragen geheven vermeerderd met 0,86% van het gedeelte van de bouwkosten, die vallen in deze schijf met een maximum van € 1.051.675,10.

 

1.4

Indien een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een project dat voldoet aan het bepaalde in artikel 6i van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, wordt het overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.1 tot en met 1.3 berekende bedrag aan leges verlaagd met een bedrag ter hoogte van 30% van de verschuldigde bouwleges.

 

1.5 Vervallen.

 

1.6

Indien een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) betrekking heeft op het bouwen in afwijking van een eerder ingediend bouwplan waarvoor reeds een vergunning is verleend, worden de voor de oorspronkelijke vergunning geheven leges verrekend met het bedrag aan leges dat verschuldigd is voor de ingediende aanvraag tot wijziging met dien verstande dat altijd ten minste het bedrag dat verschuldigd is voor Schijf 1 in rekening wordt gebracht. Het vorenstaande vindt geen toepassing indien de afwijking van de verleende vergunning zodanig is dat, naar de omstandigheden beoordeeld, sprake is van een nieuw bouwplan.

 

1.7

Indien een aanvraag voor een omgevingsvergunning in behandeling wordt genomen wordt geen leges in rekening gebracht als er sprake is van een klein bouwwerk als bedoeld in bijlage 1 van het raadsbesluit van 28 november 2020, raadsvoorstel 19bb18904 (Pilot regelluw maken) dat wordt opgericht in de delen van de wijken Ommoord, Nesselande, Zevenkamp en Hoogvliet, zoals aangegeven op de tekeningen van bijlage 3 van voornoemd raadsbesluit waarbij belanghebbenden als bedoeld in bijlage 2 van voornoemd raadsbesluit hebben ingestemd.

 

 

HOOFDSTUK 2 TERUGGAAFREGELING OMGEVINGSVERGUNNING VOOR ACTIVITEIT BOUWEN

 

  • 2.1.1

    Indien na het indienen van een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht doch vóór het verlenen van de vergunning, deze aanvraag wordt ingetrokken, wordt teruggaaf van 30% van de geheven leges verleend.

 

  • 2.1.2

    Indien de gevraagde vergunning op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht niet wordt verleend, wordt teruggaaf van 30% van de geheven leges verleend.

 

  • 2.1.3

    Indien van een verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen gebruik wordt gemaakt en de vergunning binnen 2 jaar na de verlening schriftelijk wordt ingetrokken, wordt teruggaaf van 30% van de geheven leges verleend.

 

  • 2.1.4

    Indien het college van burgemeester en wethouders niet binnen de in artikel 3.9, eerste lid dan wel artikel 3.9, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, dan wel - indien van toepassing - binnen de in artikel 3.6, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vastgelegde fatale termijn heeft beslist op een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, vervalt de verplichting tot het betalen van leges en worden reeds betaalde leges teruggestort.

HOOFDSTUK 3 AFWIJKING VAN EEN BESTEMMINGSPLAN ZONDER DAT EEN OMGEVINGSVERGUNNING VOOR DE ACTIVITEIT BOUWEN IS VEREIST (een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zonder dat met dezelfde aanvraag tevens een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is aangevraagd)

 

  • 3.1

    Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing van het geldende bestemmingsplan, voorbereidingsbesluit, projectbesluit, beheersverordening, dan wel exploitatieplan bedoeld in artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht waarbij geen sprake is van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: het tarief genoemd onder 1.3 bij schijf 1.

HOOFDSTUK 4 OMGEVINGSVERGUNNING VOOR DE ACTIVITEIT AANLEGGEN (een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

 

  • 4.1

    Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de activiteit aanleggen (een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: het tarief genoemd onder 1.3 bij schijf 1.

HOOFDSTUK 5 OMGEVINGSVERGUNNINGEN VOOR ACTIVITEIT SLOPEN (een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub f, g en h en artikel 2.2, eerste lid, sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

 

  • 5.1

    Maatstaf van heffing:

    Maatstaf van heffing voor een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn de totale sloopkosten van de activiteit waarop de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Bouwverordening Rotterdam 2010 (een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, lid 1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), betrekking heeft. Eventuele opbrengsten van het te slopen bouwwerk worden niet in mindering gebracht op de totale sloopkosten.

 

  • 5.1.1

    De totale sloopkosten worden berekend volgens de NEN 2699 (investerings- en exploitatiekosten van gebouwen – Begripsomschrijvingen en indelingen).

 

  • 5.2

    De omzetbelasting maakt geen deel uit van de totale sloopkosten.

 

  • 5.3

    Het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag als hiervoor onder 5.1 bedoeld, bedraagt het tarief genoemd onder 1.3, met dien verstande dat voor 'stichtingskosten' 'sloopkosten' moet worden gelezen.

 

  • 5.4

    Het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, sub f, g en h van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, bedraagt het tarief genoemd onder 1.3 bij schijf 1.

HOOFDSTUK 6 OMGEVINGSVERGUNNING VOOR DE ACTIVITEIT EEN UITWEG TE MAKEN, TE HEBBEN OF TE VERANDEREN, OF HET GEBRUIK DAARVAN TE VERANDEREN (een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, sub e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

 

6.1

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de activiteit een uitweg te maken, te hebben of te veranderen, of het gebruik daarvan te veranderen (een aanvraag om omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, sub e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht):

€ 290,20

 

HOOFDSTUK 7 OMGEVINGSVERGUNNING VOOR DE ACTIVITEIT HET VELLEN VAN EEN HOUTOPSTAND (een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, sub g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

 

7.1

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de activiteit van het vellen van een houtopstand (een aanvraag om omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, sub g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht):

€ 395,80

 

HOOFDSTUK 8 OMGEVINGSVERGUNNING VOOR ACTIVITEIT BRANDVEILIG GEBRUIK (een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 2, eerste lid, Brandbeveiligingsverordening 2013)

 

8.1

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub d van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 2, eerste lid, van de Brandbeveiligingsverordening 2013:

€ 266,70

 

Met dien verstande dat dit bedrag wordt verhoogd voor een inrichting met een oppervlakte:

 

500 m² of kleiner met

€ 407,10

501 m² tot en met 2.000 m² met

€ 1.430,80

2.001 m² tot en met 5.000 m² met

€ 3.535,40

5.001 m² tot en met 50.000 m² met

€ 4.947,70

50.001 m² en hoger met

€ 7.767,30

 

8.2

Indien een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 2, eerste lid van de Brandbeveiligingsverordening 2013 wordt aangevraagd voor een inrichting waarvoor reeds eerder een dergelijke vergunning is afgegeven en deze ingebruikneming door het college van burgemeester en wethouders uit eigener beweging is ingetrokken, worden leges berekend volgens het dubbele van de tarieven genoemd onder 8.1 van deze tarieventabel.

8.3

Het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning afwijkend van c.q. aanvullend op een eerder afgegeven vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 2, eerste lid van de Brandbeveiligingsverordening 2013 worden voor wat betreft het gewijzigde c.q. aanvullende gedeelte de leges berekend volgens de tarieven genoemd onder 8.1 van deze tarieventabel.

8.4

Indien een aanpassing van de omgevingsvergunning noodzakelijk is vanwege aanpassingen van brandveiligheidsinstallaties welke in de meeste ruimten aanwezig zijn, wordt het basistarief, genoemd in artikel 8.1, in rekening gebracht.

8.5

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 2, eerste lid van de Brandbeveiligingsverordening 2013 met de geldigheidsduur van maximaal één maand:

€ 212,70

8.6

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een toestemming dan wel ontheffing, als omschreven in een vergunning, gebruikstoestemming respectievelijk veiligheidsverklaring ingediend na de in de vergunning, toestemming respectievelijk verklaring genoemde termijn:

€ 217,00

 

 

 

 

 

 

 

 

Toelichting op de Verordening leges omgevingsvergunning 2021

 

Algemeen

De leges worden geheven op basis van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet. Vanaf 1 januari 1995 komt het begrip ‘leges’ niet meer voor in de Gemeentewet. De reden hiervan is dat er geen wezenlijke verschillen bestaan tussen leges en andere rechten. Het begrip ‘rechten’ in artikel 229 van de Gemeentewet omvat mede de leges.

 

In de verordening is ervoor gekozen de rechten ‘leges’ te blijven noemen, omdat het hier gaat om een ingeburgerd en herkenbaar begrip. Bovendien gaat het in vrijwel alle gevallen om het in behandeling nemen van aanvragen en vergunningen e.d. en om het verstrekken van documenten.

 

De Verordening leges omgevingsvergunning bestaat uit twee gedeelten, namelijk de verordening zelf met de formele en materiële bepalingen en de tarieventabel met een omschrijving van de belastbare feiten, de heffingsmaatstaven en de tarieven.

 

Artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bepaalt dat gemeenten onder andere rechten kunnen heffen voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.

 

Leges kunnen dus uitsluitend geheven worden voor door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Dit blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 9 december 1987 (nummer 24.892, BNB 1988/117, Belastingblad 1988, blz. 65).

 

Het begrip ‘dienst’ is niet nader gedefinieerd in de wet. Wel is in de jurisprudentie invulling gegeven aan het begrip ‘dienst’. Op grond van de jurisprudentie is de vraag of er sprake is van een dienst doorslaggevend of degene te wiens behoeve de dienst wordt verleend een individueel belang heeft bij de dienst. Dit individuele belang is in beginsel altijd aanwezig indien de dienstverlening wordt gevraagd.

 

Indien de dienst ambtshalve wordt verleend, is er naar het oordeel van de wetgever geen sprake van een dienst (Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 591, nr. 3, blz. 78). Dit betekent dat vanaf 1 januari 1995 voor het ongevraagd verlenen van diensten geen legesheffing meer mogelijk is.

 

Is het algemene belang groter dan het individuele belang van de aanvrager dan wel degene te wiens behoeve de dienst wordt verleend, dan is er geen sprake van een dienst die de legesheffing rechtvaardigt.

 

Ten slotte wordt opgemerkt dat het ‘verlenen’ van een dienst, zoals geformuleerd in de verordening, uitsluitend betrekking heeft op het in gang zetten van de dienstverlening. Er is dus sprake van een inspanningsverplichting en niet van een resultaatsverplichting.

 

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1.1 Tarieventabel

Bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit wordt de hoogte van de verschuldigde leges bepaald aan de hand van de in artikel 1.1.1 vastgelegde objectieve prijsbepalingsmethodiek. Daarbij gaat het altijd om de prijs die van toepassing is op de bedrijfsmatige realisatie van het aangevraagde bouwplan. Dit betekent dat het niet relevant is of de werkzaamheden door een aannemer of in eigen beheer worden uitgevoerd, dat niet relevant is of sprake is van een tijdelijke of een permanente bouwactiviteit, dat niet relevant is of gebruik wordt gemaakt van nieuwe of van tweedehands materialen en dat alle als bouwactiviteit te duiden objecten onder deze regeling vallen. Ook voor het plaatsen van woonwagens en voor het gedurende enkele maanden plaatsen van een aantal Portacabins (officieel geregistreerd als handelsmerk: Portakabin) als tijdelijke bedrijfshuisvesting wordt de hoogte van de verschuldigde leges daarmee bepaald aan de hand van de vraag wat het realiseren van deze bouwwerken kost bij het gebruiken van nieuwe materialen en realisatie door een professionele aannemer. Voor een nadere duiding van de gekozen kostenbepalingsmethodiek wordt verwezen naar de betreffende NEN.

Naar boven