VERORDENING RIOOLHEFFING 2021

De raad van de gemeente Hardenberg;

 

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 17 november 2020, nummer 109778;

 

Gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

 

Besluit:

 

Vast te stellen de

 

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN RIOOLHEFFING 2021

 

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • -

    perceel: een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ;

  • -

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • -

    water: drinkwater, huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater,grondwater of oppervlaktewater.

  • -

    afvalwater: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater.

Artikel 2 Aard van de belasting.

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht.

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die een perceel waanaar direct of indirect water wordt toegevoerd en van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt of perssonlijk recht gebruikt.

  • 2.

    Met betrekking tot de belasting wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentwewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden is aangemerkt als gebruiker;

    • b.

      degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld voor volgtijdig gebruik.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt voor zover het percelen betreft die uitsluitend tot woning dienen de belasting geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 3.

    Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij de herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 4.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

    De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 5.

    De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.

Artikel 5 Belastingtarieven

  • 1.

    De belasting bedraagt:

    • a.

      voor een perceel dat uitsluitend dient als woning € 265,--- per jaar;

    • b.

      voor perceel dat niet of niet uitsluitend dient als woning:

      • -

        € 265,--- per jaar, indien in een jaar minder wordt geloosd dan 500 m3 afvalwater;

      • -

        € 575,-- per jaar, indien in een jaar 500 m3 of meer, doch minder dan 750 m3 afvalwater wordt geloosd;

      • -

        € 871,-- per jaar, indien in een jaar 750 m3 of meer, doch minder dan 1.000 m3 afvalwater wordt geloosd;

      • -

        € 1.040,-- per jaar, indien in een jaar 1.000 m3 of meer, doch minder dan 1.250 m3 afvalwater wordt geloosd;

      • -

        € 1.211,-- per jaar, indien in een jaar 1.250 m3 of meer, doch minder dan 1.500 m3 afvalwater wordt geloosd;

      • -

        € 1.348,-- per jaar, indien in een jaar 1.500 m3 of meer, doch minder dan 1.750 m3 afvalwater wordt geloosd;

      • -

        € 1.458,-- per jaar, indien in een jaar 1.750 m3 of meer, doch minder dan 2.000 m3 afvalwater wordt geloosd.

  • 2.

    Indien in een jaar 2.000 m3 of meer water wordt geloosd, wordt het onder lid 1, sub b van dit artikel berekende recht groot € 1.458,-- per jaar verhoogd met € 192,-- per jaar voor elke 1.000 m3 afvalwater of gedeelte daarvan boven 2.000 m3.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, voor een aanslag die worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking heeft, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 100,-- doch minder dan € 2.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslan moen worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elke van de volgende termijnen telkens een maand later, met dien verstande dat, indien na de kalendermaand, waarin de aanslag wordt opgelegd, minder dan tien kalendermaanden in het belastingjaar overblijven, de aanslag moet worden betaald in zoveel bedoelde termijnen al er nog kalendermaanden in het jaar overblijven, met een minimum van vier.

  • 3.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, voor een aanslag die wordt opgelegd na afloop van het belastingjaar waarop zij betrekking heeft, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen , of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 100,-- doch minder dan € 2.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslag moet worden betaald in vier gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elke van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De verordening rioolheffing 2020 van 3 december 2019, met zaaknummer 13714, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van de ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening rioolheffing 2021".

Aldus vastgesteld in de openbare vergaderingvan de raad van de gemeente Hardenberg van 1 december 2020.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

F.G.S. Droste M.W. Offinga

Naar boven