Artikel I Nadere regels
A. In hoofdstuk 2 komt de paragraaf 2.1 Bijzondere leerstoel van de Studie van de Economie van de lagere overheden in zijn geheel te vervallen;
B. In hoofdstuk 3 komen de paragrafen 3.3 jongerenwerk en 3.7 kinderactiviteiten in hun geheel te vervallen;
C. Hoofdstuk 3, paragraaf 3.8 komt te luiden als volgt:
Paragraaf 3.8 Wetenschap & techniek
Artikel 3:35 Begripsbepaling
In aanvulling op het begrippenkader zoals vastgelegd in de verordening wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:
a.
|
activiteiten wetenschap & techniek:
|
activiteiten van de in artikel 3:36 genoemde functie, die gericht is op kinderen en jongeren in de leeftijd van 4 – 18 jaar;
|
b.
|
stedelijk:
|
activiteiten die op een centrale locatie in de stad plaatsvinden en die gericht zijn op kinderen en jongeren uit de gehele stad;
|
c.
|
wijkgericht:
|
activiteiten die op een locatie in de wijk plaatsvinden en die gericht zijn op kinderen en jongeren uit die wijk.
|
Artikel 3:36 Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten wetenschap & techniek in het kader van de volgende functie: het ontdekken en ontwikkelen van talenten op het gebied van wetenschap & techniek.
Artikel 3:37 Subsidie per activiteit
De subsidie voor de in artikel 3:36 genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
Artikel 3:38 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Met betrekking tot de inhoud van de activiteiten wetenschap & techniek zijn de volgende verplichtingen van toepassing:
- a.
de activiteiten zijn zowel stedelijk als ook wijkgericht;
- b.
de activiteiten vinden buiten schooltijd plaats.
- 2.
Met betrekking tot de subsidieaanvraag zijn de volgende bepalingen van toepassing:
- a.
de subsidieaanvraag moet zijn voorzien van een activiteitenaanbod, onderscheiden in:
- -
laagdrempelige inloopactiviteiten, cursorische activiteiten, evenementen en projecten;
- -
naar stedelijke en wijkgerichte activiteiten.
- b.
een inschatting van het aantal te bereiken kinderen/jongeren per onderscheiden activiteit;
- c.
een plan van aanpak voor samenwerking met andere relevante partijen;
- d.
een plan van aanpak voor het realiseren van cofinanciering vanuit het rijk, de provincie, het bedrijfsleven, fondsen, eigen inkomsten e.d.;
- e.
een plan van aanpak voor scholing voor vrijwilligers.
Artikel 3:39 Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Voor de in artikel 3:36 genoemde activiteiten is het subsidieplafond gelijk aan de in de begroting hiervoor opgenomen bedragen.
- 2.
Als het totaal van de subsidieaanvragen hoger is dan het subsidieplafond dan is de verdeelwijze als volgt:
- a.
op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;
- b.
als na bovenstaande verdeelwijze nog middelen resteren dan worden deze verdeeld over de overige, op tijd ingediende subsidieaanvragen die het beste voldoen aan artikel 3:36 en 3:38.
Toelichting
Artikel 3:36
De activiteiten zijn gericht op leren ontwerpen, onderzoeken en ontdekken en het stimuleren van nieuwsgierigheid, creativiteit en oplossend vermogen.
De activiteiten stimuleren de belangstelling voor wetenschap & techniek op jonge leeftijd met als doel dat meer jeugdigen op latere leeftijd kiezen voor een technische opleiding.
Artikel 3:38 lid 1 onder a.
De activiteiten vinden zowel stedelijk als wijkgericht plaats, maar de nadruk dient te liggen op wijkgerichte activiteiten. Het aantal kinderen dat aan de activiteiten meedoet, is daarbij maatgevend.
Artikel 3:38 lid 2 onder c.
Onder andere relevante partijen worden bijvoorbeeld Kunstencentrum groep, Science Center Noord, SKSG, MJD en het bedrijfsleven verstaan.
Artikel 3:39 lid 2 onder b.
Welke subsidieaanvragen het beste voldoen wordt bepaald aan de hand van de volgende criteria:
- •
het ontdekken en ontwikkelen van talenten op het gebied van wetenschap & techniek (artikel 3:36);
- •
het realiseren van activiteiten in de wijken (artikel 3:38 lid 1 onder a.);
- •
samenwerking met relevante partijen (artikel 3:38 lid 2 onder c.);
- •
het realiseren van cofinanciering (artikel 3:38 lid 2 onder d.), in de volgorde waarin de criteria genoemd zijn.
D. In hoofdstuk 3 komen de paragrafen 3.9 sport- en spelcontainers en 3.16 school maatschappelijk werk in hun geheel te vervallen;
E. Hoofdstuk 3, paragraaf 3.17 komt te luiden als volgt:
Paragraaf 3.17 Vensterscholen
Artikel 3:78 Begripsbepaling
In aanvulling op het begrippenkader zoals vastgelegd in de verordening wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:
- a.
Vensterschool:
Een samenwerkingsverband van onderwijs en kinderopvang, dat zich richt op de ontwikkeling van kinderen vanuit een gezamenlijk pedagogisch fundament.
- b.
Schoolbestuur:
Het bestuur/bevoegd gezag van een Vensterschool.
- c.
Positief opgroeien:
Het streven van de gemeente Groningen waarbij kinderen, samen met hun ouders, gezond, veilig en kansrijk opgroeien in een stimulerende – bij voorkeur eigen – omgeving, waarin kinderen alle kansen krijgen om hun talenten te ontwikkelen, actief mee te doen en hun stem te laten horen.
- d.
Vensterschool 3.0:
Een in de gemeente Groningen gevestigde school, die een intensieve en vergaande samenwerking heeft met partners in de wijk. Een vensterschool is een pedagogische (inclusieve) voorziening georganiseerd rond de ontwikkelbehoefte van kinderen. Waarin ouders mee doen, mee praten en beslissen en kinderen een stem hebben.
Artikel 3:79 Doelgroep
Subsidie kan uitsluitend aangevraagd worden door Schoolbesturen. Schoolbesturen kunnen op basis van een Plan van Aanpak Vensterschool 3.0, mogelijk verwerkt in een wijkplan of als onderdeel van hun schoolplan een subsidieaanvraag doen. Daarbij geldt dat:
- -
meerdere partijen zijn betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van het Plan van Aanpak;
- -
de te subsidiëren activiteiten dragen bij aan het realiseren van de ambitie van Positief Opgroeien.
Artikel 3:80 Subsidiabele activiteiten
Het college kan voor de volgende activiteiten subsidie verstrekken:
- 1.
De doorontwikkeling naar de vorming van Vensterschool 3.0, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3:82 lid 1.
- 2.
Activiteiten die bijdragen aan het bevorderen van talentontwikkeling en voorkomen van segregatie, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3:82 lid 2.
Artikel 3:81 Subsidie per activiteit
- 1.
De subsidie voor de in artikel 3:80 genoemde activiteiten bedraagt maximaal € 15.000,- per Vensterschool.
- 2.
Het college kan in bijzondere gevallen, ter beoordeling van het college, ten gunste van de aanvrager afwijken van de het maximum genoemd in het eerste lid.
Artikel 3:82 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Voor de subsidieverstrekking voor activiteiten als bedoeld in artikel 3:80 eerste lid, gelden de volgende bepalingen:
- a.
Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:
- i.
tijdelijke extra personele inzet op locatie;
- ii.
tijdelijke inhuur van specifieke externe deskundigheid;
- iii.
deskundigheidsbevordering en gezamenlijke studiedagen van personeel in relatie tot de doorontwikkeling van Vensterschool 3.0.
- b.
Om voor subsidie in aanmerking te komen dient sprake te zijn van scholen met een achterstandsscore, conform de gegevens van het CBS en DUO, waarin wordt gewerkt aan tenminste 2 van de volgende resultaten, waarbij uitwerking wordt gegeven in een eigen specifieke plan:
- i.
De samenwerkende kernpartners school en kinderopvang en waar mogelijk de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en WIJ-team werken volgens een gezamenlijke pedagogisch en educatieve visie;
- ii.
De medewerkers van school en kinderopvang werken vanuit één aansturing als één team samen met elkaar en met andere partijen en maken optimaal gebruik van elkaars expertise;
- iii.
De samenwerkende partners; school, kinderopvang, JGZ, WIJ-team en andere partijen stemmen inhoudelijk en organisatorisch programma’s en activiteiten op elkaar af zodat doorgaande leer- en ontwikkelingslijnen (incl. daar waar nodig passende ondersteuning) ontstaan en zij dagarrangementen kunnen realiseren voor ouders die dat willen en kinderen die extra naschools aanbod nodig hebben;
- iv.
De samenwerkende partners onderwijs, kinderopvang, JGZ en WIJ-team realiseren een gezamenlijke ondersteuningsstructuur en werken samen aan het realiseren van voorwaarden die maken dat alle kinderen optimaal kunnen profiteren van het geboden onderwijs;
- v.
De samenwerkende partners (school, kinderopvang en waar mogelijk de JGZ en WIJ-team) realiseren een gezamenlijke ouderbeleid.
- 2.
Voor de subsidieverstrekking voor activiteiten als bedoeld in artikel 3:80 tweede lid, geldt dat de te subsidiëren activiteiten dienen te zijn gericht op:
- i.
Het ontdekken en ontwikkelen van diverse talenten van kinderen;
- ii.
Het opdoen van nieuwe, bredere of verdiepende kennis of ervaring door kinderen;
- iii.
Versterking van studievaardigheden van kinderen;
- iv.
Het als school en kinderopvang, samen met betrokken partners in de wijk, actief bijdragen aan het ontwikkelen en borgen van een dekkend talentvol en ontdekkend aanbod voor kinderen van 0 -13 jaar, passend bij de wensen in de wijk, met als doel om de ambities van Positief Opgroeien te realiseren, bij voorkeur in de wijken waar wij als gemeente Positief Opgroeien stimuleren (Selwerd/Paddepoel/Tuinwijk, Lewenborg, Beijum, de Korrewegwijk en De Wijert).
Artikel 3:83 Aanvullende weigeringsgronden
Het college kan subsidie weigeren indien niet of onvoldoende voldaan wordt aan de bepalingen van artikel 3:82.
Artikel 3:84 Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Voor het totaal van de in artikel 3:80 genoemde activiteiten is het subsidieplafond gelijk aan de in de begroting hiervoor opgenomen bedragen.
- 2.
Als het totaal van de subsidieaanvragen hoger is dan het subsidieplafond dan is de verdeelwijze als volgt:
De Vensterschool met een hoger aantal leerlingen met (een risico op) een onderwijsachterstand heeft voorrang boven een Vensterschool met een lager aantal leerlingen met (een risico op) een onderwijsachterstand. De achterstandsscore wordt berekend door DUO en CBS.
F. Hoofdstuk 4, paragraaf 4.1 komt als volgt te luiden:
Paragraaf 4.1 Algemeen
Artikel 4:1 Begripsbepalingen
Artikel 4:1 Begripsbepalingen (ongewijzigd)
Artikel 4:2 Relevante procedure
(vervallen)
Artikel 4:3 Subsidie per activiteit
(vervallen)
Artikel 4:4 Hoogte subsidieplafond in het algemeen
Het subsidieplafond voor activiteiten die gesubsidieerd worden op basis van dit hoofdstuk is gelijk aan de hiervoor in de begroting opgenomen bedragen, tenzij in de betreffende paragraaf daarvan afgeweken wordt.
G. Hoofdstuk 4, paragraaf 4.5 komt als volgt te luiden:
Paragraaf 4.5 Algemeen sociaal-cultureel werk
Artikel 4:20 Begripsbepalingen (ongewijzigd)
In aanvulling op het begrippenkader zoals vastgelegd in de verordening en in paragraaf 4.1 wordt voor de toepassing van de paragrafen 4.5 Algemeen sociaal-cultureel werk tot en met 4.11 Vrijwilligerswerk verstaan onder:
- a.
accommodatie: een multifunctioneel centrum, een buurtcentrum, een buurtkamer, een dorpshuis, speeltuingebouw of een jongerencentrum zoals bedoeld in de accommodatienota ‘Sociaal-culturele accommodaties, geharmoniseerd’ vastgesteld op 9 september 2020;
- b.
accommodatiebestuur: het bestuur van een stichting of vereniging die verantwoordelijk is voor beheer en exploitatie van een accommodatie;
- c.
b.v.o. (bruto vloer oppervlak): de oppervlakte van een ruimte of van een groep van ruimten behorend tot een accommodatie, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen en waarbij geldt dat:
- -
indien een binnenruimte aan een andere binnenruimte grenst, wordt gemeten tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie;
- -
indien een gebouw gebonden buitenruimte aan een binnenruimte grenst, het grondvlak van de scheidingsconstructie volledig wordt toegerekend aan de bruto-vloeroppervlakte van de binnenruimte;
- -
indien een binnenruimte grenst aan een schuin dak de bruto-vloeroppervlakte wordt bepaald op 1,5 m hoogte, gemeten tot en met de dakconstructie (dakpan).
- d.
personeelskosten beheer: totale bruto werkgeverslasten vermeerderd met de kosten van begeleiding, scholing, loopbaanontwikkeling en bevordering van doorgroeimogelijkheden terzake van beheerpersoneel dat in dienst is bij een door het college aangewezen centrale beheerpool. Eventuele specifieke (loonkosten-)subsidies komen op deze kosten in mindering;
- e.
zakelijke huisvestingslasten: onroerende zaakbelasting, gemeentelijke en provinciale heffingen en rechten en verzekeringspremies voor zover het eigenaarslasten betreft en voor zover samenhangend met de accommodatie;
- f.
marktconform tarief: het tarief dat accommodatiebesturen voor de commerciële verhuur van accommodatieruimten in rekening brengen;
- g.
gereduceerd tarief: maximaal 50% van het marktconforme tarief, waarbij het college aan de berekening van dit tarief nadere regels kan stellen;
- h.
Multifunctioneel centrum: een grote accommodatie, met een belangrijke functie voor een wijk/gebied, met ruime openingstijden. Het heeft een breed gevarieerd activiteitenaanbod voor een groot voorzieningengebied en werkt samen met (indien aanwezig) de buurtcentra en de buurtkamers in de wijk.
- i.
Buurtcentrum: een middelgrote accommodatie met een buurtfunctie met ruime openingstijden. Het heeft een breed gevarieerd activiteitenaanbod voor een buurt en werkt samen met (indien aanwezig) het Multifunctioneel centrum en de buurtkamers in de wijk.
- j.
Buurtkamer: een accommodatie met een buurtfunctie, vaak gericht op een specifieke groep bewoners. Hier vallen de buurt- en, speeltuinaccommodaties onder. Het werkt samen met (indien aanwezig) het Multifunctioneel centrum en de buurtcentra in de wijk. Openingstijden kunnen beperkt zijn.
- k.
Dorpshuis: een accommodatie in een dorp, met een unieke functie voor het dorp (vrijwel de enige voorziening). De accommodatie heeft een breed gevarieerd activiteitenaanbod voor een klein voorzieningengebied, met veelal beperkte openingstijden.
- l.
Zakelijke huisvestingslasten: onroerende zaakbelasting, gemeentelijke en provinciale heffingen en rechten en verzekeringspremies voor zover het eigenaarslasten betreft en voor zover die samenhangen met de accommodatie. Lasten die niet samenhangen met het eigenaarschap van het gebouw, vallen onder exploitatielasten.
Artikel 4:21 Subsidiabele activiteiten
Het college kan aan instellingen voor sociaal-cultureel werk subsidie verlenen voor:
- a.
wijk- en/of stedelijke activiteiten ter uitvoering van onderstaande functies:
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
dienstverlening/voorlichting;
- 5.
belangenbehartiging/activering;
- 6.
- 7.
- 8.
- 9.
- b.
wijkactiviteiten passend binnen de in het vorige lid genoemde functies ter uitvoering van
- 1.
de beheerderfunctie voor de wijk-, buurt- en wijkjongerencentra;
- 2.
het accommodatiemanagement voor de wijk-, buurt- en wijkjongerencentra;
- 3.
exploitatie en instandhouding van wijk- en andere centra.
- c.
knelpunten in de uitvoering van sociaal-cultureel werk.
Artikel 4:22 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Het activiteitenplan moet zijn voorzien van:
- a.
een beschrijving van de doelgroep waarvoor de activiteiten worden uitgevoerd;
- b.
gegevens over de deelname aan de activiteiten;
- c.
gegevens over de eigen bijdrage van de deelnemers aan de activiteiten;
- d.
gegevens over de frequentie waarmee de activiteiten worden uitgevoerd.
- 2.
Het college verleent slechts subsidie voor het oplossen van knelpunten in de uitvoering van sociaal-cultureel werk voor zover de subsidieontvanger aannemelijk kan maken dat:
- a.
bekostiging uit andere aan subsidieontvanger verstrekte subsidies niet mogelijk is;
- b.
het knelpunt na aanwending van de gevraagde subsidie zal zijn opgelost.
- 3.
De subsidieontvanger dient een preventief beleid te voeren dat erop is gericht om door de doelgroep veroorzaakte overlast zoveel mogelijk te beperken. In het activiteitenplan moet de subsidieontvanger aangeven hoe dat beleid zal worden vormgegeven en uitgevoerd.
Artikel 4:23 Aanvullende weigeringsgronden
- 1.
Het college kan een subsidieaanvraag voor de oplossing van knelpunten in de uitvoering van sociaal-cultureel werk weigeren als hiervoor al eerder aan de subsidieontvanger subsidie was verleend.
- 2.
Het college kan een subsidieaanvraag voor de in artikel 4:21 genoemde activiteiten weigeren als die activiteiten zijn gericht op jongeren in de leeftijd van 0 tot en met 23 jaar.
Artikel 4:24 Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Als het totaal van de aanvragen voor activiteiten als bedoeld in artikel 4:21, onder a en b hoger is dan de respectievelijke subsidieplafonds, dan is de verdeelwijze als volgt:
- a.
op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;
- b.
voor zover bovenstaande verdeelwijze zou leiden tot overschrijding van de subsidieplafonds worden deze naar evenredigheid over de op tijd ingediende vervolgaanvragen verdeeld;
- c.
voor zover na de in de onderdelen a bedoelde verdeelwijze nog middelen resteren worden deze over de op tijd ingediende overige aanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen;
- d.
als het totaal van de aanvragen voor knelpunten in het sociaal-cultureel werk hoger is dan het subsidiebudget dan wordt dat over de op tijd ingediende subsidieaanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
H. Hoofdstuk 4, paragraaf 4.8 komt in zijn geheel als volgt te luiden:
Paragraaf 4.8 Bewonersorganisaties
Artikel 4:35 Begripsbepalingen
Artikel 4:35 Begripsbepalingen (ongewijzigd)
Artikel 4:36 Subsidiabele activiteiten
- 1.
Het college kan aan een bewonersorganisatie een basissubsidie verlenen als bijdrage in de kosten voor zover die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van een bewonersorganisatie.
- 2.
Het college kan aan een bewonersorganisatie subsidie verlenen als bijdrage in de kosten van:
- a.
communicatie en informatieverstrekking;
- b.
- 3.
Het college kan aan een bewonersorganisatie een aanvulling op de subsidies als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel een subsidie verlenen voor eenmalige activiteiten.
Artikel 4:37 Subsidie per activiteit
- 1.
In afwijking van artikel 14 van de ASV bedraagt de basissubsidie voor de in artikel 4:36, eerste lid genoemde activiteiten voor bewonersorganisatie met een werkgebied van:
- a.
1-100 inwoners: € 600,--;
- b.
101-500 inwoners: € 750,--;
- c.
501-1000 inwoners: € 850,--;
- d.
1001-4.500 inwoners: € 1.250,--;
- e.
4.501 en meer inwoners: € 1.500,--.
- 2.
Het college kan de basissubsidie indexeren aan de hand van de voor het subsidietijdvak geldende begrotingsrichtlijnen.
- 3.
Voor de in artikel 4:36, tweede lid genoemde activiteiten bedraagt de subsidie maximaal de noodzakelijke kosten, als volgt te berekenen: een door het college te bepalen bedrag per inwoner vermenigvuldigd met het aantal inwoners van het werkgebied. Het college maakt voor de bepaling van het aantal inwoners gebruik van de meest recente gegevens die beschikbaar zijn op het moment dat het college op de subsidieaanvraag beslist.
- 4.
Het college kan in afwijking van het vorige lid boven het maximum aanvullend subsidie verlenen als de subsidieaanvraag van de bewonersorganisatie daarvoor voldoende aanleiding geeft en het college daartoe voldoende middelen ter beschikking staan.
- 5.
Voor de in artikel 4:36, derde lid genoemde activiteiten bedraagt de subsidie maximaal de noodzakelijke kosten.
Artikel 4:38 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
De bewonersorganisatie dient de activiteiten uit het activiteitenplan in beginsel te richten op alle inwoners van haar werkgebied.
- 2.
Als de bewonersorganisatie de activiteiten of een deel daarvan niet richt op alle inwoners van het werkgebied dient de bewonersorganisatie aan te geven op welke subbuurten van het werkgebied de activiteiten gericht zijn en op welke doelgroepen.
- 3.
Als het vorige lid van toepassing is, kan het college bepalen dat de bewonersorganisatie in zijn activiteitenplan moet aangeven hoe over de voornoemde beperking in de activiteitenuitvoering naar de inwoners is gecommuniceerd en welke bezwaren hiertegen zijn ingebracht.
- 4.
De bewonersorganisatie rubriceert de activiteiten uit het activiteitenplan naar de in artikel 4:36, tweede lid genoemde categorieën.
- 5.
De bewonersorganisatie begroot de kosten en de baten van elke activiteit afzonderlijk.
- 6.
De bewonersorganisatie is beschikbaar voor het college als aanspreekpunt voor ambtelijk of bestuurlijk overleg over aangelegenheden die van belang zijn voor de inwoners van het werkgebied.
- 7.
De bewonersorganisatie draagt zorg voor een goede balans in de uitvoering van de activiteiten en de inzet van de verleende subsidiegelden, zulks ter beoordeling van het college. Het activiteitenplan bevat alle informatie die voor deze beoordeling noodzakelijk is.
- 8.
De bewonersorganisatie communiceert ten minste eenmaal per jaar over het activiteitenplan en het activiteitenverslag met de inwoners van het werkgebied. De bewonersorganisatie stemt de activiteiten uit het activiteitenplan af met professionele instellingen, die zelf werkzaam zijn op 1 of meer van die activiteiten, vóórdat met de uitvoering ervan wordt begonnen.
- 9.
De bewonersorganisatie stemt de activiteiten uit het activiteitenplan af met professionele instellingen, die zelf werkzaam zijn op 1 of meer van die activiteiten, vóórdat met de uitvoering ervan wordt begonnen.
Artikel 4:39 Aanvullende weigeringsgronden
- 1.
Het college kan een aanvraag voor een basissubsidie weigeren als in de 2 direct voorafgaande subsidietijdvakken geen subsidie is verleend voor de in artikel 4:36, tweede lid genoemde activiteiten.
- 2.
Het college kan een aanvraag om subsidie weigeren als en voor zover deze bedoeld is voor de permanente huur van accommodatieruimte.
- 3.
Het college kan een subsidieaanvraag voor de in artikel 4:36 genoemde activiteiten binnen een werkgebied weigeren als door toewijzing van de aanvraag aan meer dan 1 bewonersorganisatie binnen dat werkgebied subsidie zou worden verleend.
Artikel 4:40 Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Het college kan een deel van het subsidiebudget reserveren voor nader door hem aan te wijzen belangenorganisaties voor bewoners.
- 2.
Het college kan een deel van het subsidiebudget reserveren voor de in artikel 4:36, derde lid genoemde activiteiten.
- 3.
Wanneer de totalen van de aanvragen voor de artikel 4:36 genoemde activiteiten de hiervoor ingestelde, respectievelijke subsidieplafonds overschrijden, worden deze naar evenredigheid over de in aanmerking komende aanvragen verdeeld.
I. Hoofdstuk 4, paragraaf 4.9 komt in zijn geheel te als volgt te luiden:
Paragraaf 4.9 Maatschappelijke activering
Artikel 4:41 Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten die gericht zijn op de maatschappelijke activering van burgers.
Artikel 4:42 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Het activiteitenplan moet zijn voorzien van:
- a.
een beschrijving van de doelgroep waarvoor de activiteiten worden uitgevoerd;
- b.
gegevens over de deelname aan de activiteiten;
- c.
gegevens over de eigen bijdragen van deelnemers aan de activiteiten.
- 2.
De subsidieontvanger moet samenwerking zoeken met instellingen die soortgelijk of complementair werk verrichten als het college dat noodzakelijk acht. In het activiteitenverslag moet de subsidieontvanger aangeven hoe deze verplichting is ingevuld.
Artikel 4:43 Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Als het totaal van de aanvragen het subsidieplafond overschrijdt dan is de verdeling hiervan als volgt:
- a.
op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;
- b.
als bovenstaande verdeelwijze leidt tot overschrijding van het subsidieplafond dan wordt dat naar evenredigheid over de op tijd ingediende subsidieaanvragen verdeeld;
- c.
resteren er na toepassing van bovenstaande verdeelwijze nog middelen dan worden deze over de op tijd ingediende aanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
J. Hoofdstuk 4, paragraaf 4.10 komt in zijn geheel als volgt te luiden:
Paragraaf 4.10 Vrijwilligerswerk
Artikel 4:44 Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten ter uitvoering van onderstaande functies:
- a.
bemiddeling, informatievoorziening, ondersteuning, advisering en scholing van (groepen) vrijwilligers
- b.
deskundigheidsbevordering, ondersteuning en informatievoorziening van vrijwilligers-organisaties op het terrein van:
- 1.
vrijwilligersmanagement ( het vinden en binden van vrijwilligers);
- 2.
het afstemmen van de vraag van vrijwilligersorganisaties op het aanbod van het bedrijfsleven op het gebied van maatschappelijk ondernemen;
- d.
bevorderen van maatschappelijk ondernemen en het bemiddelen tussen vrijwilligersorganisaties en bedrijfsleven.
Artikel 4:45 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
De in artikel 4:44 bedoelde activiteiten moeten zijn gericht op de bevordering van de maatschappelijke participatie en betrokkenheid van burgers bij wat er in de samenleving in het algemeen en de eigen woon- en leefomgeving in het bijzonder gebeurt, een en ander binnen de door de gemeente gecreëerde randvoorwaarden.
- 2.
Het activiteitenplan moet zijn voorzien van:
- a.
een beschrijving van de wijze waarop aan het vorige lid invulling wordt gegeven;
- b.
een beschrijving van de doelgroep waarvoor de activiteiten worden uitgevoerd;
- c.
gegevens over het aantal vrijwilligers per activiteit;
- d.
gegevens over de frequentie waarmee vrijwilligers worden ingeschakeld evenals een omschrijving van de aard en de zwaarte van de hen opgedragen taken.
Artikel 4:46 Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Als het totaal van de aanvragen de respectievelijke subsidieplafonds overschrijdt dan is de verdeling van deze subsidieplafonds als volgt:
- a.
op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;
- b.
als bovenstaande verdeelwijze leidt tot overschrijding van de respectievelijke subsidieplafonds dan worden deze naar evenredigheid over de op tijd ingediende subsidieaanvragen verdeeld.
- 2.
Resteren er na toepassing van bovenstaande verdeelwijze nog middelen dan worden deze over de op tijd ingediende aanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
K. Hoofdstuk 4, paragraaf 4.11 komt in zijn geheel als volgt te luiden:
Paragraaf 4.11 Maatschappelijke dienstverlening
Artikel 4:47 Begripsbepalingen (ongewijzigd)
Artikel 4:48 Subsidiabele activiteiten
- 1.
Het college kan subsidie verlenen in het kader van maatschappelijke en juridische dienstverlening:
- a.
ter uitvoering van onderstaande functies:
- 1.
cliëntgerichte hulpverlening;
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
- 7.
- b.
voor activiteiten en projecten op door de raad benoemde aandachtsgebieden.
- 2.
Het staat de subsidieontvanger op basis van het vorige lid vrij om binnen een nader door het college aan te geven bandbreedte gedurende het subsidietijdvak andere activiteiten uit te voeren dan in de beschikking tot subsidieverlening is bepaald mits deze activiteiten passen binnen de in eerste lid genoemde functies en mits de subsidieontvanger in staat is deze activiteiten voor de verleende subsidie uit te voeren.
- 3.
Het college kan subsidie verlenen in het kader van Rechtswinkels ter uitvoering van onderstaande functies:
- 4.
Het college kan subsidie verlenen in het kader van Slachtofferhulp ter uitvoering van onderstaande functies:
Artikel 4:49 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Het activiteitenplan moet zijn voorzien van:
- a.
een beschrijving van de doelgroep waarvoor de activiteiten worden uitgevoerd;
- b.
gegevens over de frequentie waarmee de activiteiten worden uitgevoerd.
- 2.
Het activiteitenplan in het kader van subsidieaanvragen op grond van artikel 4:48, eerste lid moet tevens voorzien zijn van gegevens over de spreiding van de activiteiten.
- 3.
Het activiteitenplan in het kader van subsidieaanvragen op grond van artikel 4:48, derde en vierde lid moet tevens voorzien zijn van gegevens over de eigen bijdragen van cliënten waarvoor de activiteiten worden uitgevoerd.
- 4.
De activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend op grond van artikel 4:48, vierde lid moeten door vrijwilligers worden uitgevoerd.
Artikel 4:50 Subsidieplafond en verdelingsregels
Als het totaal van de aanvragen het subsidieplafond overschrijdt dan is de verdeling hiervan als volgt:
- a.
op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;
- b.
als bovenstaande verdeelwijze leidt tot overschrijding van het subsidieplafond dan wordt dit naar evenredigheid over de op tijd ingediende subsidieaanvragen verdeeld;
- c.
resteren er na toepassing van bovenstaande verdeelwijze nog middelen dan worden deze over de op tijd ingediende aanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
L. Hoofdstuk 4, paragraaf 4.12 komt in zijn geheel als volgt te luiden:
Paragraaf 4.12 Ouderenbonden
Artikel 4:51 Begripsbepalingen (ongewijzigd)
Artikel 4:52 Subsidiabele activiteiten
Het college kan aan ouderenbonden of daarmee vergelijkbare partijen subsidie verlenen voor activiteiten gericht op de behartiging van gezamenlijke belangen van hun leden.
Artikel 4:53 Subsidie per activiteit
In afwijking van artikel 14 van de ASV is de subsidie per kalenderjaar voor de in artikel 4:52, eerste lid genoemde activiteiten gelijk aan het subsidieplafond voor deze activiteiten gedeeld door het totale aantal leden van de ouderenbonden in de gemeente Groningen.
Artikel 4:54 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
(vervallen)
Artikel 4:55 Subsidieplafond en verdelingsregels
Als het totaal van de aanvragen de subsidieplafonds overschrijdt dan is de verdeling hiervan als volgt:
- a.
op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;
- b.
resteren er na toepassing van bovenstaande verdeelwijze nog middelen dan worden deze over de op tijd ingediende aanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
M. In hoofdstuk 8 komen de paragrafen 8.1 milieu en duurzaamheid en 8.2 energiescans in hun geheel te vervallen;
N. Hoofdstuk 8, paragraaf 8.7 komt in zijn geheel als volgt te luiden:
Paragraaf 8.7 Beter verbeteren
Artikel 8:38
(vervallen)
Artikel 8:39 Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verlenen voor het herstel van historisch waardevolle onderdelen van een rijksmonument, een gemeentelijk monument (light) of anderszins om een aantoonbaar historisch waardevol pand.
Artikel 8:40 Subsidie per activiteit
- 1.
De subsidie bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten bepaald volgens de methode van de 'Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten' van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
- 2.
De subsidie bedraagt maximaal € 5000,- per adres per jaar.
Artikel 8:41 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
Subsidie wordt slechts verleend indien het gaat om herstel van historisch waardevolle onderdelen, die niet op basis van een rijkssubsidieregeling gesubsidieerd kunnen worden.
Artikel 8:42 Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Voor de in artikel 8:39 genoemde activiteiten is het subsidieplafond gelijk aan de in de begroting hiervoor opgenomen bedrag.
- 2.
De aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.
- 3.
Het college kan afwijken van de behandelvolgorde indien herstel dringend vereist is.
O. Hoofdstuk 8, paragraaf 8.8 komt in zijn geheel als volgt te luiden:
Paragraaf 8.8 Monumentale molens
Artikel 8:43 Begripsbepaling
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1 van de verordening wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:
de Sim: Subsidieregeling instandhouding monumenten.
Artikel 8:44
(vervallen)
Artikel 8:45 Subsidiabele activiteiten
Het college kan, in aanvulling op de Sim, subsidie verlenen voor het fysiek in stand houden van monumentale molens.
Artikel 8:46 Subsidie per activiteit
- 1.
De subsidie bestaat uit een geldelijke bijdrage voor het in stand houden van monumentale windmolens in aanvulling op de door het rijk op grond van de Sim verleende subsidie.
- 2.
De subsidie bedraagt maximaal 30% van de door het rijk op grond van de Sim vastgestelde instandhoudingskosten.
Artikel 8:47 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Subsidie wordt slechts verleend als voor de activiteit door het rijk subsidie is verleend op grond van de Sim.
- 2.
Het college verstrekt subsidieontvanger jaarlijks een voorschot.
- 3.
Na afloop van de vaststelling door het rijk op grond van de Sim stelt het college de (gemeentelijke) subsidie vast op grond van de afrekening door het Rijk.
- 4.
Bij de aanvraag om vaststelling van de subsidie dient aanvrager een afschrift van de vaststellingsbeschikking van het Rijk te voegen.
Artikel 8:47a Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Voor de subsidiabele activiteiten in het kader van monumentale molens wordt jaarlijks een subsidieplafond ingesteld.
- 2.
Als het totaal van de subsidieaanvragen hoger is dan het subsidieplafond dan is de verdeelwijze als volgt:
- a.
op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen.
- b.
Indien het totaal van de geldige vervolgaanvragen hoger is dan het subsidieplafond, dan worden de aanvragen naar rato toegekend;
- c.
Indien na het toekennen van de vervolgaanvragen het subsidieplafond nog niet bereikt is, dan worden de resterende op tijd ingediende aanvragen naar rato toegekend.
P. Hoofdstuk 8, paragraaf 8.9 komt in zijn geheel als volgt te luiden:
Paragraaf 8.9 Monumentale kerken
Artikel 8:48 Begripsbepaling
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1 van de verordening wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:
de Sim: Subsidieregeling instandhouding monumenten.
Artikel 8:49
(vervallen)
Artikel 8:50 Subsidiabele activiteiten
Het college kan, in aanvulling op de Sim, subsidie verlenen voor het fysiek in stand houden van monumentale kerken.
Artikel 8:51 Subsidie per activiteit
- 1.
De subsidie bestaat uit een geldelijke bijdrage voor het in stand houden van monumentale kerken in aanvulling op de door het rijk op grond van de Sim verleende subsidie.
- 2.
De subsidie bedraagt maximaal 25% van de door het rijk op grond van de Sim vastgestelde instandhoudingskosten.
Artikel 8:52 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Subsidie wordt slechts verleend als voor de activiteit door het rijk subsidie is verleend op grond van de Sim.
- 2.
Het college verstrekt subsidieontvanger jaarlijks een voorschot.
- 3.
Na afloop van de vaststelling door het rijk op grond van de Sim stelt het college de (gemeentelijke) subsidie vast op grond van de afrekening door het Rijk.
- 4.
Bij de aanvraag om vaststelling van de subsidie dient aanvrager een afschrift van de vaststellingsbeschikking van het Rijk te voegen.
Artikel 8:52a Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Voor de subsidiabele activiteiten in het kader van monumentale kerken wordt jaarlijks een subsidieplafond ingesteld.
- 2.
Als het totaal van de subsidieaanvragen hoger is dan het subsidieplafond dan is de verdeelwijze als volgt:
- a.
op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen.
- b.
Indien het totaal van de geldige vervolgaanvragen hoger is dan het subsidieplafond, dan worden de aanvragen naar rato toegekend;
- c.
Indien na het toekennen van de vervolgaanvragen het subsidieplafond nog niet bereikt is, dan worden de resterende op tijd ingediende aanvragen naar rato toegekend.
Q. Hoofdstuk 8, paragraaf 8.10 komt in zijn geheel als volgt te luiden:
Paragraaf 8.10 Revolverend fonds monumenten
Artikel 8:53 Begripsbepalingen
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1 van de verordening wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:
- a.
bijkomende kosten: kosten die in direct verband met financiering moeten worden gemaakt (zoals: financieringskosten en notariskosten);
- b.
voldoende zakelijk gerechtigde:
- -
natuurlijke of andere rechtspersoon die voor 100% het juridische en het economische eigendom bezit van het onroerend goed;
- -
vereniging van eigenaren;
- -
de erfpachter, de opstaller;
- -
de houder van een appartementsrecht als bedoeld in artikel 875a van het Burgerlijk Wetboek;
- -
degene aan wie een rechtspersoon deelnemings- of lidmaatschapsrechten heeft verleend, die recht geven op het gebruik van een woning.
Artikel 8:54
(vervallen)
Artikel 8:55 Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verlenen voor buitengewoon onderhoud of restauratie van gemeentelijke monumenten.
Artikel 8:56 Subsidie per activiteit
- 1.
De subsidie bestaat uit een geldelijke lening voor het verbeteren van de staat van onderhoud en restauratie.
- 2.
De subsidie voor onderhoudskosten verlopen via een lening tot 100% van de kosten, te vermeerderen met de bijkomende kosten.
Artikel 8:57 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Subsidie wordt slechts verleend als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a.
het dient te gaan om een door de gemeente aangewezen monument in de zin van de Erfgoedverordening;
- b.
aanvrager dient voldoende zakelijk gerechtigde van het monument te zijn.
- 2.
Bij de aanvraag om verlening van subsidie dient aanvrager alle gegevens te overleggen die nodig zijn om voldoende inzicht in de uitvoering van de werkzaamheden te krijgen. In elk geval worden de volgende gegevens overgelegd:
- a.
- b.
een gespecificeerde begroting van de kosten of een offerte van de kosten;
- c.
rapport van de monumentenwacht; en
- d.
een beschrijving hoe de voorgenomen werkzaamheden zullen worden uitgevoerd.
- 3.
Na het besluit tot het verlenen van de subsidie dient aanvrager een ingevuld en van gevraagde bijlagen voorzien aanvraagformulier SVN (Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten) in te dienen.
- 4.
De aanvrager dient overeenkomstig het bijgevoegde onderhoudsplan het monument gedurende de looptijd van de lening in goede staat van onderhoud te houden en lid te zijn van Monumentenwacht.
Artikel 8:58 Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
De aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.
- 2.
Het college kan afwijken van de behandelvolgorde indien herstel dringend vereist is.