Subsidieregeling Makers Den Haag 2021

Toelichting

De Subsidieregeling makers Den Haag 2021 is bedoeld om de artistieke ontwikkeling van beginnende makers in Den Haag te stimuleren door samenwerking te bevorderen met culturele instellingen uit de stedelijke regio Haaglanden en de stedelijke cultuurregio Leiden. Door een subsidie beschikbaar te stellen aan een maker om in samenwerking met een culturele instelling een activiteit uit te voeren ontstaat er artistieke groei en rijping van de maker. Dit past bij het doel van het Beleidskader Kunst en Cultuur 2021-2024 om het makersklimaat in Den Haag te versterken.

 

De subsidieregeling vormt een aanvulling op bestaande culturele subsidieregelingen van de gemeente Den Haag door gericht te zijn op individuele makers, in tegenstelling tot de overige regelingen die voornamelijk of alleen gericht zijn op culturele instellingen.

 

Deze regeling vervangt de Subsidieregeling makers Den Haag 2019, omdat naast de belangrijkste wijziging (verhoging subsidieplafond) ook een aantal procedurele en inhoudelijke wijzigingen plaatsvindt om het proces van aanvraag en verantwoording te vereenvoudigen.

Besluitvorming

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag,

 

gelet op :

 

  • -

    artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2020,

 

besluit :

 

  • -

    vast te stellen de Subsidieregeling makers Den Haag 2021:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

 

ASV:

Algemene Subsidieverordening Den Haag 2020;

Awb :

Algemene wet bestuursrecht;

college:

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

instelling:

een stichting of vereniging die werkt op het gebied van beeldende kunst, muziek, theater, mode, letteren, film, dans, design, games, strip en urban culture, of een mix hiervan en minimaal twee medewerkers in loondienst heeft of met twee zelfstandig gevestigde, bij de Kamer van Koophandel ingeschreven medewerkers samenwerkt op basis van een overeenkomst van opdracht;

maker:

individuele, beginnende cultuurbeoefenaar, die werkzaam is in een van de volgende culturele velden: beeldende kunst, muziek, theater, mode, letteren, film, dans, design, games, strip, urban culture, of een mix/cross-over hiervan, met of zonder vooropleidingen woont in de gemeente Den Haag;

de stedelijke cultuurregio Haaglanden:

de gemeenten Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Westland en Zoetermeer;

de stedelijke cultuurregio Leiden:

de gemeenten Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude;

samenwerking tussen instelling en maker:

een samenwerking die bijdraagt aan het bereiken van de leerdoelen van de maker, en bestaat uit mentoring of coaching, het beschikbaar stellen van ruimte, arbeid, materialen of apparatuur, het geven van workshops, het toegang bieden tot collectie, enzovoort.

 

Artikel 1:2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 1:4 bedoelde activiteiten.

 

Artikel 1:3 Doel van de subsidie

  • 1.

    Het doel van de subsidieregeling is om de artistieke ontwikkeling van beginnende makers in Den Haag te stimuleren door samenwerking te bevorderen met culturele instellingen uit de stedelijke regio Haaglanden of de stedelijke cultuurregio Leiden.

  • 2.

    Het achterliggende maatschappelijke doel van de subsidieregeling is het stimuleren van innovatie en verbinding van beginnende makers met culturele instellingen, zodat daarmee de culturele infrastructuur wordt versterkt.

 

Artikel 1:4 Activiteiten

Het college verstrekt uitsluitend subsidie voor activiteiten:

  • a. die een samenwerking tussen de subsidieaanvrager uit Den Haag en een instelling uit de stedelijke cultuurregio Haaglanden of stedelijke cultuurregio Leiden behelzen;

  • b. die zonder de subsidie niet gerealiseerd kunnen worden; en

  • c. die plaatsvinden in de stedelijke cultuurregio Haaglanden of stedelijke cultuurregio Leiden.

 

Artikel 1:5 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan natuurlijke personen, die op het moment van de aanvraag ingeschreven staan in de BRP van de gemeente Den Haag.

 

Artikel 1:6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de redelijkerwijs gemaakte kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een activiteit als bedoeld in artikel 1:4.

  • 2.

    Voor subsidie in aanmerking komen:

    a. alleen die kosten die in een proportionele verhouding staan tot de totale kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en tot het doel van de subsidie;

    b. kosten van de eigen uren van de subsidieaanvrager tot maximaal 25 % van het aangevraagde subsidiebedrag;

    c. kosten die direct voortvloeien uit het opnemen van muziek of video tot maximaal 25 % van het aangevraagde subsidiebedrag.

  • 3.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten van huur van de woning en de werkruimte van de subsidieaanvrager.

 

Artikel 1:7 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Een subsidie bedraagt maximaal € 8.000,- per aanvraag per jaar.

  • 2.

    Per aanvrager wordt maximaal tweemaal subsidie op grond van deze subsidieregeling verstrekt, met een periode van minimaal een kalenderjaar tussen de afronding van de gesubsidieerde activiteiten en de tweede aanvraag.

 

Artikel 1:8 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van deze regeling geldt jaarlijks een subsidieplafond van € 120.000,- voor de periode van 1 januari tot en met 30 juni, en jaarlijks een subsidieplafond van € 120.000,- voor de periode 1 juli tot en met 31 december.

  • 2.

    Indien op 1 juli het subsidieplafond van het voorgaande tijdvak nog niet is bereikt, wordt het restant toegevoegd aan het subsidieplafond van het tweede tijdvak.

  • 3.

    Het college kan de hoogte van het subsidieplafond binnen de in het eerste lid genoemde periodes bij afzonderlijk besluit wijzigen.

  • 4.

    Het college verleent de subsidie onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar worden gesteld.

 

Artikel 1:9 Wijze van verdeling

  • 1.

    Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, vindt plaats in volgorde van indiening bij het college, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Als de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van indiening van de aanvraag de datum waarop de aanvraag volledig is aangevuld.

  • 3.

    In aanvulling op het eerste en tweede lid geldt als datum van indiening van uitsluitend digitaal ingediende aanvragen de datum en het tijdstip waarop de aanvraag door het college is ontvangen.

 

Hoofdstuk 2 Aanvraag subsidie en termijnen

 

Artikel 2:1 Aanvraag subsidie

  • 1.

    In afwijking van artikel 8, eerste lid, van de ASV 2020 kan de aanvraag uitsluitend digitaal worden ingediend.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 8, tweede en derde lid, van de ASV 2020 legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    a. een omschrijving van de leerdoelen van de aanvrager ;

    b. een omschrijving van de samenwerking tussen de aanvrager en instelling;

    c. een curriculum vitae van de maker;

    d. een uittreksel van de Kamer van Koophandel, indien van toepassing; en

    e. een door subsidieaanvrager en instelling ondertekende verklaring waarin de samenwerking tussen beide partijen wordt bevestigd.

  • 3.

    De inhoudelijke omschrijving van de activiteiten, de leerdoelen van de aanvrager en de omschrijving van de samenwerking bedragen gezamenlijk niet meer dan 1.200 woorden.

  • 4.

    De aanvraag en de bijbehorende bijlagen worden zoveel mogelijk op een voor openbaarmaking geschikte manier en op een voor het algemeen publiek toegankelijke wijze opgesteld.

  • 5.

    Vanwege de beperkte lengte van de aanvraag is de aanvrager verplicht om een mondelinge toelichting te geven op de activiteiten.

  • 6.

    De aanvraag en de daarbij behorende bijlagen zijn gesteld in het Nederlands. Bij presentaties is het Nederlands eveneens de voertaal.

  • 7.

    Het college kan na overleg met de aanvrager toestemming verlenen voor het indienen van de aanvraag en het geven van de toelichting daarop in de Engelse taal als dat de kwaliteit van de aanvraag ten goede komt en dit een correcte beoordeling van de aanvraag niet belemmert.

 

Artikel 2:2 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Aanvragen voor de periode 1 januari tot en met 30 juni kunnen worden ingediend vanaf 1 november in het daaraan voorafgaande jaar, tot uiterlijk acht weken voordat de aanvrager voornemens is met de activiteiten te beginnen.

  • 2.

    Aanvragen voor de periode 1 juli tot en met 31 december kunnen worden ingediend vanaf 1 april, tot uiterlijk acht weken voordat de aanvrager voornemens is met de activiteiten te beginnen.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, geldt dat aanvragen voor de periode 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 kunnen worden ingediend vanaf 1 januari 2021, tot uiterlijk acht weken voordat de aanvrager voornemens is met de activiteiten te beginnen.

 

Artikel 2:4 Beslistermijn

  • 1.

    Het college stelt de aanvrager binnen vier weken na ontvangst van de volledige aanvraag in de gelegenheid om de aanvraag binnen een termijn van zes weken toe te lichten.

  • 2.

    Het college beslist in afwijking van artikel 10, tweede lid, van de ASV 2020 binnen drie weken nadat de mondelinge toelichting is gegeven.

 

Hoofdstuk 3 Weigeringsgronden

 

Artikel 3:1 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 11, eerste, tweede en derde lid, van de ASV 2020 weigert het college een subsidie als:

    a. de aanvraag voornamelijk of alleen is gericht op het realiseren van een artistiek product, in tegenstelling tot de artistieke ontwikkeling van de aanvrager;

    b. de aanvraag voornamelijk of alleen is gericht op het verbeteren van de zakelijke vaardigheden of aanwezigheid op sociale media van de aanvrager;

    c. de aanvraag is gedaan namens meerdere aanvragers;

    d. meerdere aanvragers separaat een aanvraag indienen voor hetzelfde traject;

    e. de activiteit plaatsvindt voordat de subsidie is toegekend;

    f. het aanvragen betreft, waarbij een instelling is betrokken die in het jaar van aanvraag twee of meer subsidieontvangers heeft ondersteund in het kader van deze regeling.

 

Hoofdstuk 4 Verplichtingen en betaling

 

Artikel 4:1 Verplichtingen

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 12 en 14 van de ASV 2020, gelden voor de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

    a. de subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan de steekproefcontrole door het college om te beoordelen of de subsidie terecht is verstrekt; en

    b. de subsidieontvanger is verplicht deel te nemen aan een fysieke of online bijeenkomst met meerdere subsidieontvangers waarin zij kennis nemen van elkaars activiteiten en elkaar kunnen bevragen, op een door het college aangewezen tijdstip.

 

Artikel 4:2 Kostensoorten

Subsidie die bij de beschikking tot verlening verdeeld is over verschillende kostensoorten, mag van de ene kostensoort naar de andere kostensoort worden overgeheveld, met uitzondering van de kosten bedoeld in artikel 1:6, derde lid.

 

Artikel 4:3 Bevoorschotting

Bevoorschotting vindt plaats op de volgende wijze: 100% van de verleende subsidie in één keer.

 

Hoofdstuk 5 Eindverantwoording en vaststelling na verlening vooraf

 

Artikel 5:1 Indieningstermijn aanvraag tot vaststelling

In afwijking van artikel 17, eerste lid, van de ASV dient de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling in uiterlijk 8 weken na afloop van de activiteiten.

 

Artikel 5:2 Wijze van verantwoorden

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag conform artikel 17, vierde lid, van de ASV;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV;

    c. een verklaring dat de verantwoording juist en volledig is.

  • 2.

    Het inhoudelijk verslag bevat:

    a. een verslag van de gesubsidieerde activiteiten en de gerealiseerde activiteiten;

    b. een reflectie op de samenwerking met de culturele organisatie; en

    c. een reflectie op de leerdoelen en in hoeverre die zijn bereikt.

  • 3.

    Het inhoudelijk verslag bedraagt tussen de 1.200 en 2.000 woorden.

 

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

 

Artikel 6:1 Hardheidsclausule

Het college kan een of meer artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing ervan gelet op het belang van het doel van deze regeling leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 6:2 Evaluatie

Het college evalueert deze subsidieregeling uiterlijk 31 december 2022

 

Artikel 6:3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021 en vervalt met ingang van 1 januari 2023.

 

Artikel 6:4 Intrekking

De Subsidieregeling makers Den Haag 2019 wordt ingetrokken.

 

Artikel 6:5 Overgangsrecht

De bepalingen van de Subsidieregeling makers Den Haag 2019 blijven van toepassing op subsidies die vóór 1 januari 2021 zijn verstrekt op basis van de Subsidieregeling makers Den Haag 2019.

 

Artikel 6:6 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling makers Den Haag 2021.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1:3

De subsidie is expliciet gericht op de artistieke ontwikkeling van de maker. Voor aanvragen die voornamelijk of alleen zijn gericht op het realiseren van een artistiek product, zijn andere subsidieregelingen beschikbaar.

 

Artikel 1:5

De doelgroep van deze regeling bestaat uit beginnende makers, of gevorderde makers die de overstap naar een nieuwe discipline willen maken. Op grond van het cv van de maker, dat bij de aanvraag wordt ingediend, oordeelt het college hoe lang een maker zelfstandig als maker aan de slag is. Een baan als baliemedewerker bij een theater wordt hier bijvoorbeeld niet toe gerekend. Dansen binnen een professioneel dansgezelschap bijvoorbeeld wel.

De subsidieontvanger moet op het moment van de aanvraag aantoonbaar in Den Haag wonen. Indien de subsidieontvanger tijdens de looptijd van de subsidie verhuist, moeten de activiteiten onverminderd plaatsvinden zoals omschreven in de aanvraag en de subsidiebeschikking.

 

Artikel 1:6

De subsidie moet door de aanvrager worden gezien als dé kans om zich te specialiseren of verdiepen, en zich toe te leggen op de kunst. Het is daarmee een investering in de eigen carrière. Het sluit niet bij dat doel aan om een groot deel van de subsidie te besteden aan de eigen uren of het opnemen van videoclip of audiomateriaal, want dit gaat ten koste van het daadwerkelijke leertraject. Desondanks kunnen dit noodzakelijke kosten zijn als onderdeel van de aanvraag. Derhalve is er een maximum opgenomen.

 

Van een proportionele verhouding tussen kosten en doel is bijvoorbeeld geen sprake als na een lang traject sprake is van een eindpresentatie, en die eindpresentatie het leeuwendeel van de begroting beslaat.

 

Artikel 1:7

In de voorganger van deze subsidieregeling was een vast subsidiebedrag van € 8.000,- opgenomen. Het vaste bedrag is nu losgelaten en vervangen door een maximumbedrag. Wij stimuleren echter aanvragen met een zekere substantie, en zien € 8.000,- daarbij als leidraad. Aanvragers worden aangemoedigd om een zo intensief mogelijk ontwikkeltraject te starten. Als daarvoor minder dan € 8.000,- nodig is, is dat nu echter wel mogelijk.

 

Artikel 2:1

De subsidieaanvraag bestaat uit een korte schriftelijke aanvraag en een mondelinge toelichting. Wanneer een aanvrager wordt uitgenodigd voor een mondelinge toelichting, betekent dat dat de aanvraag voldoet aan de inhoudelijke en vormvereisten. Doel van de mondelinge toelichting is persoonlijk contact met de aanvrager. De doelgroep van de regeling bestaat uit beginnende makers, en het doel van de regeling is onder meer het versterken van de culturele infrastructuur. De subsidieontvangers gaan de komende jaren deel uitmaken van die culturele infrastructuur. De gemeente Den Haag vindt het daarom belangrijk om de aanvragers te leren kennen, en hen een vaste contactpersoon binnen de gemeente te bieden.

 

De doelgroep van de regeling bestaat voor een deel uit niet Nederlandssprekende inwoners van Den Haag. Omdat niet kan worden gegarandeerd dat te allen tijde een medewerker van de gemeente beschikbaar is die voldoende vloeiend in het Engels is om een aanvraag te beoordelen, geldt dat aanvragen in principe in het Nederlands moeten worden opgesteld en toegelicht, tenzij vooraf is afgesproken dat deze in het Engels kan worden gedaan.

 

Artikel 3:1

De subsidie kan worden geweigerd als de aanvraag voornamelijk of alleen gericht is op de zakelijke ontwikkeling van een maker, of op realisatie van een artistiek product. Daarmee wordt bedoeld dat dit geen doelen op zich kunnen zijn. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het realiseren van een toneelstuk, zonder dat daar leerdoelen aan verbonden zijn, of het versterken van de social media presence van een maker. Het kan best zo zijn dat als gevolg van deze subsidieverstrekking een artistiek product wordt gerealiseerd of de zakelijke vaardigheden van de maker worden vergroot, maar zij mogen niet het hoofddoel zijn van de aanvraag zoals blijkt uit de leerdoelen.

 

Onderdeel d. en e. van dit artikel zijn opgenomen om te benadrukken dat het echt moet gaan om een op de persoon toegespitst ontwikkeltraject van één individuele maker. Samenwerking met een andere maker is wel toegestaan wanneer beide makers twee separate aanvragen indienen voor verschillende op hen zelf toegespitste ontwikkeltrajecten, waarin zij toevalligerwijs samenwerken.

 

Artikel 4:1

Doel van de regeling is onder meer om de culturele infrastructuur te versterken. De gemeente Den Haag is van mening dat het in contact brengen van de verschillende makers, om elkaar te leren kennen en van elkaars ervaringen te leren, bijdraagt aan dat doel. Om die reden zijn makers verplicht aan minimaal één dergelijke activiteit op aanwijzing van de gemeente deel te nemen.

 

Artikel 5:2

Er zijn behalve de inhoudelijke vereisten geen vormvereisten aan het verantwoordingsverslag. Richtlijn is 1.200-2.000 woorden, maar meer is toegestaan. Een korter verslag is ook toegestaan zolang aan de inhoudelijke eisen wordt voldaan.

 

Den Haag, 24 november 2020

Het college van burgemeester en wethouders,

 

de secretaris,

Ilma Merx

 

de burgemeester,

Jan van Zanen

Naar boven