Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer tot vaststelling van de Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen

Zaaknummer: Z20-075214

Burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer;

gelet op artikel 160 van de Gemeentewet en artikelen 35 en 36 van de Participatiewet;

besluiten vast te stellen de:

Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • arbeidsperspectief: belanghebbende heeft arbeidsperspectief indien hij een inkomen ontvangt niet zijnde een (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering, AOW-uitkering of een uitkering op grond van de ziektewet;

  • belanghebbende: de persoon die in aanmerking wenst te komen voor bijzondere bijstand, minimaregelingen en/of de Aalsmeerpas;

  • bescheiden vermogen: een vermogen van maximaal het in artikel 34, derde lid van de wet genoemde bedragen;

  • bijstandsnorm: de norm die op een alleenstaande of gehuwden van toepassing is als bedoeld in artikel 20 eerste lid, artikel 21 of artikel 22 van de wet. Op een alleenstaande ouder is de norm als bedoeld in artikel 20 tweede lid onder b en 21 onder b van de wet van toepassing, verminderd met 10%;

  • bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 35 van de wet;

  • college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer;

  • jeugdfonds sport en cultuur: maatschappelijke organisatie die een jaarlijkse bijdrage verstrekt aan jongeren uit gezinnen met een laag inkomen voor culturele activiteiten, contributie van een sportvereniging, eventuele sportkleding en attributen. Het gaat om contributie en leskosten op het gebied van kunst, cultuur en sport.

  • maaltijdvoorziening: het systeem van maaltijdvoorziening zoals dat in de gemeente Aalsmeer wordt uitgevoerd door Zorgcentrum Aalsmeer en in de toekomst wellicht ook door anderen.

  • minimuminkomen: het inkomen tot en met 110% van de op datum aanvraag geldende bijstandsnorm voor personen met arbeidsperspectief en 125% van de op datum aanvraag geldende bijstandsnorm voor personen zonder arbeidsperspectief;

  • overbrugging: een eenmalige betaling op grond van de wet ten behoeve van levensonderhoud ter overbrugging naar de eerstvolgende (reguliere) betaling van de periodieke uitkering;

  • pensioengerechtigde leeftijd: de leeftijd als bedoeld in artikel 7a, eerste lid van de Algemene ouderdomswet;

  • reserveringsruimte: mogelijkheid om te reserveren: 5% van de voor belanghebbende toepasselijke bijstandsnorm;

  • studenten: de persoon die onderwijs volgt waarvoor hij op enig moment tijdens dat onderwijs in aanmerking kan komen voor studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.

  • wet: de Participatiewet;

  • WSNP: Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.

Artikel 2 Aanvragen

Het college neemt alleen aanvragen in behandeling wanneer deze zijn ingediend door middel van een door het college beschikbaar gestelde aanvraagformulier.

Artikel 3 Voorwaarden, draagkracht en toekenning

  • 1.

    Voor individuele bijzondere bijstand komt in aanmerking de belanghebbende met:

    • a.

      een minimuminkomen en een bescheiden vermogen, of

    • b.

      een inkomen boven het minimuminkomen en bescheiden vermogen voor zover de kosten zijn draagkracht te boven gaan.

  • 2.

    Voor de draagkracht bij bijzondere bijstand wordt meegenomen, tenzij hiervan in deze beleidsregels uitdrukkelijk wordt afgeweken:

    • a.

      30% van het inkomen boven het minimuminkomen, en

    • b.

      het volledige vermogen boven het bescheiden vermogen.

  • 3.

    Bij de berekening van de draagkracht wordt de eventuele individuele inkomenstoeslag van belanghebbende buiten beschouwing gelaten.

  • 4.

    De draagkracht wordt berekend voor een periode van maximaal vierentwintig maanden vanaf de eerste dag van de maand waarin de eerste kosten zijn gemaakt.

  • 5.

    In afwijking van het vierde lid wordt voor belanghebbenden die minimaal de pensioengerechtigde leeftijd hebben en voor belanghebbenden zonder arbeidsperspectief de draagkracht eenmalig vastgesteld, onder de voorwaarde dat deze personen wijzigingen in het inkomen en vermogen doorgeven.

  • 6.

    Periodieke bijzondere bijstand wordt toegekend voor een periode van maximaal 12 maanden vanaf de eerste dag van de maand waarin de kosten zijn gemaakt.

  • 7.

    De berekende jaardraagkracht wordt volledig aangewend.

  • 8.

    Indien de bijstand voor eenmalige kosten in de vorm van leenbijstand wordt verleend komt de draagkracht tot uitdrukking in de hoogte van het aflossingsbedrag.

  • 9.

    Bij een ingrijpende wijziging in de vastgestelde financiële situatie tijdens een draagkracht-periode wordt de vastgestelde draagkracht uit inkomen of vermogen herberekend en getoetst aan het eerste en tweede lid. Indien niet meer wordt voldaan aan deze criteria wordt het recht ingetrokken en beëindigd.

  • 10.

    Het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte, in verband met vrijwillige aflossing van schulden, wordt niet aangemerkt als een bijzondere omstandigheid, op grond waarvan bijzondere bijstand kan worden verstrekt.

  • 11.

    Bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de goedkoopst mogelijke adequate voorziening.

Artikel 4 Voorliggende voorziening

Onder een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de wet wordt ook begrepen een minnelijk schuldentraject en als belanghebbende in aanmerking komt voor een vergoeding van het jeugdfonds sport en cultuur.

Artikel 5 Administratieve drempel

  • 1.

    Nota's met een totale waarde van minder dan € 50,00 worden niet in behandeling genomen.

  • 2.

    Indien de belanghebbende binnen 12 maanden na het maken van de eerste kosten niet aan het bedrag uit het eerste lid komt, wordt afgeweken van het eerste lid.

Artikel 6 Vorm bijstand

  • 1.

    In de gevallen genoemd in artikel 48, tweede lid, van de wet wordt de bijstand in de vorm van een geldlening verstrekt. Indien belanghebbende 75 jaar of ouder is wordt bijzondere bijstand om niet verstrekt.

  • 2.

    Bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een lening wordt in principe volledig terugbetaald, tenzij dit naar het oordeel van het college niet verenigbaar is met een minnelijk schuldentraject of een traject in de WSNP. Hierbij wordt de voorwaarde gesteld dat het traject niet door toedoen van belanghebbende tussentijds wordt beëindigd.

Artikel 7 Kosten in verband met bevalling en kraamzorg

  • 1.

    De belanghebbende wordt geacht middelen te reserveren voor en na de geboorte van een kind.

  • 2.

    Indien de belanghebbende door bijzondere omstandigheden niet beschikt over voldoende middelen om tot aanschaf van zaken als bedoeld in het eerste lid over te gaan kan bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening.

  • 3.

    Voor de berekening van de draagkracht wordt 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm meegenomen.

  • 4.

    Het vermogen boven anderhalf keer de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

Artikel 8 Eigen bijdrage rechtsbijstand

  • 1.

    Er kan bijzondere bijstand worden verleend voor de kosten van rechtsbijstand, waaronder wordt begrepen de eigen bijdrage conform de Wet op de rechtsbijstand, het griffierecht en de kosten van getuigen en deskundigen, voor zover deze niet op de wederpartij kunnen worden verhaald.

  • 2.

    De noodzakelijke kosten voor de eigen bijdrage rechtsbijstand worden vastgesteld op basis van de verschuldigde eigen bijdrage verminderd met de verlaging, als bedoeld in het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand, die belanghebbende redelijkerwijs had kunnen krijgen.

  • 3.

    De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:

    • a.

      vertaalkosten in strafzaken;

    • b.

      kosten tijdens bezwaarfase (telefoon, tolk- en reis- en verblijfskosten), anders dan de eigen bijdrage op grond van de Wet op de rechtsbijstand.

Artikel 9 Verhuis- en inrichtingskosten

  • 1.

    De kosten voor verhuis- en inrichtingskosten behoren tot de algemene kosten van het bestaan en komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand, tenzij de noodzaak van verhuizen is vastgesteld en deze voortkomt uit bijzondere omstandigheden, de verhuizing het gevolg is van een onvoorzienbare noodzaak, uitstel niet mogelijk is en indien reservering niet mogelijk is geweest.

  • 2.

    De noodzaak om te verhuizen staat in ieder geval vast als:

    • a.

      er sprake is van een noodzakelijke verhuizing in verband met hoge woonkosten;

    • b.

      er sprake is van een verhuizing ter bevordering van het langer zelfstandig wonen;

    • c.

      de verhuizing plaats vindt op basis van een woonurgentie op basis van sociale of medische gronden; of

    • d.

      er sprake is van in plaatsing van personen die in het kader van de vreemdelingenwet als vluchtelingen zijn toegelaten in Nederland dan wel over een verblijfsvergunning beschikken.

    • e.

      er sprake is van een verhuisverplichting in het kader van woonkostentoeslag zoals bedoeld in artikel 11 van deze beleidsregels.

  • 3.

    Als er sprake is van een noodzakelijke verhuizing en er is geen mogelijkheid geweest om voor deze kosten te reserveren, wordt bijzondere bijstand om niet verstrekt voor de 1e maand huur of dubbele huur, administratiekosten, de transportkosten en kosten van stoffering van de woning.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid wordt, wanneer er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder a, b of c van de wet, voor deze kosten bijzondere bijstand in de vorm van een lening verstrekt.

  • 5.

    Voor de berekening van de draagkracht wordt 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm meegenomen.

  • 6.

    Het vermogen boven anderhalf keer de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

  • 7.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de maximale bedragen conform de NIBUD prijzengids.

  • 8.

    In afwijking van lid 7 wordt voor vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand voor een volledige inrichting de normen van de Nibud prijzengids aangehouden voor een volledig inventarispakket minus de kosten van stoffering. Het bedrag dat overblijft wordt door twee gedeeld aangezien een inventaris niet volledig nieuw hoeft te worden aangeschaft.

Artikel 10 Duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    De kosten van de aanschaf, vervanging en reparatie van duurzame gebruiksgoederen, zoals bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de wet, behoren tot de algemene kosten van het bestaan en komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking, tenzij;

    • a.

      de kosten noodzakelijk zijn en voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en;

    • b.

      de kosten het gevolg zijn van een onvoorzienbare noodzaak en;

    • c.

      indien reservering niet of onvoldoende mogelijk is geweest en;

    • d.

      belanghebbende geen beroep kan doen op zijn eigen netwerk, de sociale omgeving en/of een voorliggende voorziening.

  • 2.

    De bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt in beginsel in de vorm van een lening verstrekt.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan bijzondere bijstand om niet worden verstrekt indien sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 6 lid 2 van deze beleidsregels.

  • 4.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt vastgesteld aan de hand van de prijzen conform de NIBUD prijzengids.

  • 5.

    Het college bevordert de aanschaf van tweedehands duurzame gebruiksgoederen door de belanghebbende voorlichting te geven over de omvang van de aflossingsperiode en op welke wijze de duurzame gebruiksgoederen aangeschaft kunnen worden.

  • 6.

    Indien een geldlening als bedoeld in het tweede lid wordt verstrekt, stemt het college de aflossingsbedragen en de duur van de aflossing mede af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende.

  • 7.

    Voor de berekening van de draagkracht wordt 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm meegenomen.

  • 8.

    Het vermogen boven anderhalf keer de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

Artikel 11 Woonkostentoeslag

  • 1.

    Het college kan een woonkostentoeslag verlenen bij een:

    • a.

      huurwoning, waarvan de huurlasten beneden de maximale huurgrens van de Huurtoeslag liggen;

    • b.

      huurwoning, waarvan de huurlasten boven de maximale huurgrens voor de Huurtoeslag liggen; of

    • c.

      koopwoning.

  • 2.

    De hoogte van de woonkostentoeslag is afhankelijk van de huurprijs of hypotheekrente plus aanverwante kosten koopwoning en wordt in aanvang vastgesteld overeenkomstig de berekening huurtoeslag tot de maximale huurgrens, aangevuld voor 100% boven diezelfde grens tot het vastgestelde bedrag rekenhuur of woonlasten eigen woning.

  • 3.

    Bij verstrekking van een woonkostentoeslag wordt per toekenningsdatum een verhuisverplichting opgelegd die inhoudt dat belanghebbende zich maximaal inspant om te zoeken naar goedkopere woonruimte, zodat de woonlasten in overeenstemming komen met het inkomen.

  • 4.

    Een woonkostentoeslag als bedoeld in het eerste lid wordt voor een periode van 6 maanden verleend en kan met maximaal 6 maanden worden verlengd.

  • 5.

    Voor de berekening van de draagkracht wordt 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm meegenomen.

  • 6.

    Het vermogen boven anderhalf keer de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

Artikel 12 Doorbetaling vaste lasten

  • 1.

    Indien de noodzaak van doorbetaling van de vaste lasten is geïndiceerd, kan bijzondere bijstand om niet worden verleend voor de verschuldigde huur en het vastrecht van de nutsvoorzieningen voor een maximale duur van 12 maanden.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 geldt dat aan een belanghebbende die in detentie zit, als alleenstaande wordt aangemerkt en huurder is van een woning of kamer bijzondere bijstand in de vorm van een lening kan worden verstrekt voor de doorbetaling van de huur indien;

    • a.

      belanghebbende in Nederland in detentie verblijft; en

    • b.

      de periode van detentie langer duurt dan 1 maand maar niet meer dan 6 maanden; en

    • c.

      er sprake is van zeer dringende redenen.

  • 3.

    Voor de berekening van de draagkracht wordt 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm als bedoeld in artikel 23 van de wet meegenomen.

  • 4.

    Het vermogen boven anderhalf keer de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

Artikel 13 Overbruggingskosten

  • 1.

    Indien een belanghebbende de periode tot het tijdstip van uitbetaling van de eerste uitkering niet zelf kan overbruggen, kan een eenmalige betaling op grond van de wet plaatsvinden ten behoeve van levensonderhoud ter overbrugging naar de eerstvolgende (reguliere) betaling van de periodieke uitkering.

  • 2.

    De hoogte van de bijstand wordt gebaseerd op de van toepassing zijnde bijstandsnorm waarop in mindering zijn gebracht:

    • a.

      de nog aanwezige middelen;

    • b.

      de eventueel reeds betaalde vaste lasten; en

    • c.

      de volledige reserveringsruimte in de norm.

  • 3.

    De overbruggingstoeslag wordt in de vorm van bijstand om niet verleend.

  • 4.

    Voor de berekening van de draagkracht wordt 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm meegenomen.

  • 5.

    Het vermogen boven anderhalf keer de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

Artikel 14 Jongerentoeslag

De bijzondere bijstand van de alleenstaande of gehuwde jongere als bedoeld in artikel 12 van de wet, bedraagt het verschil tussen de toepasselijke landelijke bijstandsnorm voor personen jonger dan 21 jaar, exclusief vakantiegeld, en de bijstandsnorm voor personen van 21 jaar, exclusief vakantiegeld.

Artikel 15 Beschermingsbewind, curatele en mentorschap

  • 1.

    Voor bijstandsverlening om niet komen de volgende kosten van een door de Kantonrechter aangewezen bewindvoerder in aanmerking:

    • a.

      eenmalige kosten voor aanvangswerkzaamheden voor zover zij niet gevolg zijn van een vrijwillige overstap naar een andere bewindvoerder;

    • b.

      jaarbeloning bewindvoerder;

    • c.

      extra beloning in verband met problematische schulden voor zover belanghebbende geen toegang heeft tot gemeentelijke schuldhulpverlening in het kader van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

    • d.

      forfaitaire beloning voor incidentele werkzaamheden voor zover hiervoor toestemming is gegeven door de Kantonrechter.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gebaseerd op de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt vanaf de 1ste of de 16 de dag van de maand verstrekt waarin de bewindvoerder, de curator of de mentor is benoemd.

  • 4.

    Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de extra te maken kosten zoals vermeld in de regeling beloning curatoren, bewindvoerderskosten en mentoren mits de kantonrechter akkoord is gegaan met deze kosten.

Artikel 16 Kosten medische keuring gehandicaptenparkeerkaart en gehandicaptenparkeerplaats

  • 1.

    Voor de kosten van een medische keuring voor een gehandicaptenparkteerkaart kan een volledige vergoeding worden verstrekt mits de gehandicaptenparkeerkaart wordt toegekend.

  • 2.

    Voor de kosten van het plaatsen van een gehandicaptenpartkeerplaats kan een volledige vergoeding worden verstrekt.

  • 3.

    De kosten zoals genoemd in lid 1 en 2 worden volledig vergoed aan de belanghebbende die een geldige Aalsmeerpas bezit.

Artikel 17 Aalsmeerpas

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag een Aalsmeerpas aan de belanghebbenden:

    • a.

      met een inkomen tot en met 125% van de geldende (relevante) bijstandsnorm en een bescheiden vermogen, niet zijnde student; of

    • b.

      in een minnelijke traject of de WSNP; of

    • c.

      student zijn en zelfstandig een huishouding voeren; of

    • d.

      student zijn en inwonend bij ouders met een minimum inkomen; en

    • e.

      die behoren tot de kring der rechthebbende voor bijstand, bedoeld in artikel 11 van de wet; en

    • f.

      die hun hoofdverblijf hebben in Aalsmeer.

  • 2.

    De Aalsmeerpas is geldig:

    • a.

      voor onbepaalde tijd, zolang de belanghebbende een PW-uitkering ontvangt

    • b.

      voor onbepaalde tijd, als de belanghebbende arbeidsongeschikt en/of gehandicapt is

    • c.

      voor onbepaalde tijd, als belanghebbende minimaal de AOW-leeftijd heeft bereikt

    • d.

      voor maximaal een jaar, voor belanghebbenden met inkomen uit arbeid

    • e.

      voor de duur dat belanghebbende deelneemt aan een minnelijke schuldenregeling

    • f.

      zolang de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen op belanghebbende van toepassing is

    • g.

      voor maximaal 24 maanden, in overige situaties.

  • 3.

    Het is niet mogelijk over voorgaande jaren een aanvraag in te dienen zoals bedoeld in het eerste lid.

Artikel 18 Maaltijdvoorziening

  • 1.

    Het college verstrekt € 3,- korting per maaltijd aan een inwoner die voor 1 januari 2019 de maaltijdvoorziening heeft aangevraagd en die over een inkomen beschikt tussen de 100 en 125% van de relevante bijstandsnorm.

  • 2.

    Het college verstrekt € 3,- korting per maaltijd aan een inwoner die na 1 januari 2019 de maaltijdvoorziening heeft aangevraagd en die over een geldige Aalsmeerpas beschikt.

  • 3.

    Het college verstrekt een korting van € 1 per maaltijd aan een inwoner die gebruik maakt van de maaltijdvoorziening en over een inkomen beschikt tussen de 125 en 150% van de relevante bijstandsnorm.

  • 4.

    Het is niet mogelijk over voorgaande jaren een aanvraag in te dienen.

Artikel 19 Declaratiefonds ouderen

  • 1.

    Personen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd met een inkomen tot en met 110% van de geldende (relevante) bijstandsnorm komen op aanvraag in aanmerking voor de vergoeding van kosten die in relatie staan tot sociale activiteiten en maatschappelijke participatie.

  • 2.

    De hoogte van de vergoeding voor het bevorderen van maatschappelijke participatie van ouderen bedraagt maximaal € 121,00 per persoon per 12 maanden.

  • 3.

    Het is niet mogelijk over voorgaande jaren een aanvraag in te dienen zoals bedoeld in het eerste lid.

Artikel 20 Regeling voor schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar

  • 1.

    (een) ouder(s) met een inkomen tot en met 125% van de (relevante) geldende bijstandsnorm, een bescheiden vermogen en met één of meer ten laste komende, schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar komen op aanvraag in aanmerking voor een tegemoetkoming in schoolkosten.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming van de schoolkosten bedragen;

    • a.

      een tegemoetkoming op aanvraag in de ouder bijdrage voor schoolkosten van € 75,00 per kind per 12 maanden voor kinderen op de basisschool en € 150,00 per kind per 12 maanden voor kinderen op de middelbare school.

  • 3.

    Het is niet mogelijk over voorgaande jaren een aanvraag in te dienen zoals bedoeld in het eerste lid.

Artikel 21 Zwemregeling voor kinderen van 5 tot 18 jaar

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag een zwempakket voor het behalen van zwemdiploma A.

  • 2.

    Ouder(s) met een of meer ten laste komende kinderen in de leeftijd 5 tot 18 jaar en met een inkomen tot 125% van de (relevante) bijstandsnorm en een bescheiden vermogen komen voor deze regeling in aanmerking.

  • 3.

    Het zwempakket bestaat uit de benodigde zwemlessen, een EasySwim-pakje, de inschrijfkosten en de kosten voor het zwemdiploma.

  • 4.

    Wanneer voorafgaand aan de aanvraag met zwemlessen voor het behalen van zwemdiploma A gestart is bestaat het zwempakket uit de resterende benodigde zwemlessen en de kosten van het zwemdiploma.

  • 5.

    Het zwempakket wordt per kind verstrekt.

  • 6.

    Het zwempakket wordt in natura door het kind afgenomen bij zwembad De Waterlelie.

  • 7.

    Het zwempakket kan niet met terugwerkende kracht worden verstrekt.

Artikel 22 Computerregeling voor kinderen vanaf 4 jaar in het basisonderwijs

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming in de kosten van een computer of laptop, printer en toebehoren aan (een) ouder(s) met een inkomen tot en met 125% van de (relevante) geldende bijstandsnorm , een bescheiden vermogen en met één of meer ten laste komende kinderen vanaf 4 jaar in het basisonderwijs.

  • 2.

    De tegemoetkoming in de kosten zoals genoemd in het eerste lid bedraagt maximaal € 300,00 per huishouden per 48 maanden.

  • 3.

    Het is niet mogelijk over voorgaande jaren een aanvraag in te dienen zoals bedoeld in het eerste lid.

Artikel 23 Computerregeling voor kinderen tot 18 jaar in het voortgezet onderwijs

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf of huur van een laptop of tablet, printer en toebehoren aan (een) ouder(s) met een inkomen tot en met 125% van de (relevante) geldende bijstandsnorm , een bescheiden vermogen en een ten laste komend kind tot 18 jaar die het voortgezet onderwijs volgt.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten zoals genoemd in het eerste lid bedraagt maximaal € 100,00 per middelbare scholier tot 18 jaar per 12 maanden.

  • 3.

    Het is niet mogelijk over voorgaande jaren een aanvraag in te dienen zoals bedoeld in het eerste lid.

Artikel 24 Collectieve ziektekostenverzekering voor minima

  • 1.

    Het college stelt collectieve ziektekostenverzekeringen beschikbaar aan belanghebbenden met een inkomen tot en met 110% van de relevante bijstandsnorm en een bescheiden vermogen.

  • 2.

    Studenten zijn uitgesloten van de verzekering.

  • 3.

    De collectieve ziektekostenverzekering bestaat uit een basisverzekering, een aanvullende verzekering en een gemeentepakket. De collectieve ziektekostenverzekering kan alleen als totaalpakket worden afgesloten.

  • 4.

    Op de premie voor de basisverzekering en de aanvullende verzekering wordt de collectiviteitkorting in mindering gebracht. De resterende netto premie komt voor rekening van de verzekerde. De premie voor het gemeentepakket komt gedeeltelijk voor rekening van de gemeente.

  • 5.

    Deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering is slechts mogelijk vanaf 1 januari van ieder kalenderjaar.

  • 6.

    In afwijking van het vijfde lid is deelname aan de collectieve verzekering per eerste van de volgende kalendermaand mogelijk indien belanghebbende is verzekerd bij de verzekeraar die de collectieve ziektekostenverzekering uitvoert.

  • 7.

    Indien niet meer voldaan wordt aan de voorwaarden van de collectieve ziektekostenverzekering wordt de verzekering per de eerste van de volgende kalendermaand omgezet in een basisverzekering en aanvullende verzekering. Op dat moment vervalt het gemeentepakket.

Artikel 25 Terugvordering

Invordering en terugvordering vinden plaats op de wijze zoals in de beleidsregels terugvordering en verhaal gemeente Aalsmeer en diens eventuele rechtsopvolgers is bepaald.

Artikel 26 Onvoorziene omstandigheden

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.

Artikel 27 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.

Artikel 28 Overgangsrecht

Beschikkingen afgegeven voor het inwerkingstreden van deze beleidsregels blijven onverkort van kracht tot de einddatum die in de beschikking staat aangegeven.

Artikel 29 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking per 1 januari 2021 en worden aangehaald als "Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen gemeente Aalsmeer".

  • 2.

    Op het tijdstip genoemd in het eerste lid wordt de "Beleidsregels bijzondere bijstand en Aalsmeerpas gemeente Aalsmeer", zoals vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van op 7 maart 2017, ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 24 november 2020.

De secretaris,

mr. J.J.A. Dunselman

De voorzitter,

mr. G.E. Oude Kotte

Naar boven