Gemeenteblad van Breda
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Breda | Gemeenteblad 2020, 315064 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Breda | Gemeenteblad 2020, 315064 | Beleidsregels |
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende regels omtrent bijstandsverlening zelfstandigen (Beleidsregel Besluit bijstandverlening zelfstandigen gemeente Breda 2020)
Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat de burgemeester op dinsdag 17 november 2020 de Beleidsregel Besluit bijstandverlening zelfstandigen gemeente Breda 2020 heeft vastgesteld.
De beleidsregels worden van kracht met ingang van de dag na die van deze bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2020.
Tegen het besluit tot vaststelling van de beleidsregels is geen bezwaar of beroep mogelijk.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda;
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de Participatiewet, in het bijzonder de artikelen 17, 52, 58, 59 en 60 en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, in het bijzonder de artikelen 12, 20, 22, 23, 24, 26, 38, 39, 41 en 43 en
besluiten burgemeester en wethouders van Breda de hierna volgende beleidsregels vast te stellen.
Vast te stellen de volgende beleidsregel:
Beleidsregel Besluit bijstandverlening zelfstandigen gemeente Breda 2020
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
externe partij: een adviesbureau gespecialiseerd in het uitvoeren van onderzoeken over de levensvatbaarheid van een bedrijf in het kader van het Bbz 2004, een organisatie gespecialiseerd in het begeleiden van zelfstandig ondernemers of lokale ondernemers, adviseurs en banken waarmee Gemeente Breda afspraken heeft gemaakt over het beoordelen van de haalbaarheid van ondernemingsplannen en het begeleiden, opleiden en coachen van belanghebbenden die een eigen bedrijf willen starten of daar onlangs mee zijn gestart.
HOOFDSTUK 2 BEOORDELING AANVRAGEN
Artikel 3 Bevoegdheden en inwinnen advies
Aanvragen van gevestigde ondernemers voor een bedrijfskrediet hoger dan € 10.000 worden door het college altijd ter advisering voorgelegd aan een door het college aangewezen externe partij. Dit geldt ook als het college van oordeel is dat er sprake is van een complexe aanvraag voor ondersteuning levensonderhoud.
HOOFDSTUK 3 BEDRAGEN EN RENTEPERCENTAGE
Artikel 6 Voorbereidingskrediet
Als de belanghebbende in aansluiting op de voorbereidingsperiode:
geen bedrijf of beroep als zelfstandige begint, dan wordt de renteloze geldlening omgezet in een bedrag om niet, tenzij de belanghebbende niet voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 17 van de Participatiewet, of een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan;
HOOFDSTUK 4 TERUGVORDERING EN INVORDERING
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid zoals genoemd in de artikelen 58 en 59 van de Participatiewet en de artikelen 12, tweede lid, sub c, van artikel 39 en de artikelen 41 tot en met 43 van het Bbz 2004 om de op grond van het Bbz 2004 verstrekte bijstand of bedrijfskapitaal terug te vorderen.
Artikel 8a Geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering van bijstand ten behoeve van levensonderhoud
Ingeval artikel 13 van het Bbz 2004 bij de toekenning van toepassing was, bedraagt de terugbetalingsperiode maximaal 10 jaar na beëindiging van de uitkering op grond van het Bbz 2004. Deze termijn kan na schriftelijk verzoek van belanghebbende met maximaal 3 jaar worden verlengd. Na het voldoen aan de afgesproken aflossingsbedragen scheldt het college het restant kwijt.
Artikel 8b Geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering van bedrijfskapitaal
Het college kan op verzoek van belanghebbende geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering of verdere terugvordering van bijstand ten behoeve van bedrijfskapitaal als:
De terugvordering van bijstand als bedoeld in artikel 12, tweede lid Bbz 2004 omvat tevens de door het college afgedragen loonheffing.
Voor zover belanghebbende een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ of de Bbz gaat het college, ongeacht de in het eerste lid van dit artikel genoemde betalingsregeling, meteen na afgifte van het terugvorderingsbesluit over tot verrekening van de vordering met het recht op uitkering. De basishoogte van de verrekening bedraagt 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand inclusief vakantietoeslag, maar niet meer dan het bedrag dat ingevolge het bepaalde in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen.
Bij de invordering van vorderingen op grond van het Bbz 2004 wordt onderscheid gemaakt tussen invordering van uitkering levensonderhoud en bedrijfskrediet:
Het college kan bijstand voor levensonderhoud dat is teruggevorderd op grond van artikel 12 tweede lid, sub c, Bbz 2004 invorderen. Het college neemt aan de hand van het inkomen een invorderingsbesluit. Met de eerste termijn wordt rekening gehouden met de hoogte van het inkomen in het jaar van verstrekking (bijstand, inkomen uit bedrijf en overig inkomen) en de van toepassing zijnde jaarnorm. Te hoge privé-uitgaven in het jaar van bijstandsverlening kunnen hierbij als verwijtbaar gedrag gezien worden.
Het college beoordeelt of er invordering van de hoofdsom plus de renteachterstand ineens moet plaatsvinden in het geval dat het verstrekte bedrijfskapitaal reeds is teruggevorderd. Het college beoordeelt of er een schuldregeling overeenkomstig artikel 42 Bbz 2004 (gestelde zekerheden blijven buiten de sanering) noodzakelijk is of dat er een lagere betaalverplichting vastgesteld kan worden. Voorwaarde is dat het bedrijf dan levensvatbaar is. De wettelijke rente is van toepassing over de teruggevorderde hoofdsom en renteachterstand (artikel 4:98, eerste lid Awb).
Ingeval van bedrijfsbeëindiging is het bedrijfskapitaal direct opeisbaar (hoofdsom plus renteachterstand) op grond van artikel 39, tweede lid, sub b, Bbz 2004 en kan worden teruggevorderd. Zekerheden worden uitgewonnen door het college. Indien er sprake is van een eigen woning en de lening voor bedrijfskapitaal onder verband van hypotheek of verpanding is verstrekt, is artikel 43 a tot en met d, Bbz 2004 van toepassing.
Bij het bestaan van zekerheden worden deze uitgewonnen voor zover niet wettelijk geregeld. Bij bezit van een eigen woning wordt beoordeeld of het behoud van de eigen woning financieel verantwoord is. Het college beoordeelt of er sprake is van verwijtbaar handelen bij de “verkoop” van de zekerheden en stemt hier de incasso op af.
Het college vordert in bij alle partijen aan wie het bedrijfskapitaal is verstrekt en/of zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld hebben voor de terugbetaling hoofdsom en de rente. Indien er sprake is van samenwerkingsverbanden (VOF, BV etc.), waarbij de medevennoot zich aansprakelijk gesteld heeft voor het verstrekte bedrijfskapitaal, zal bij het niet nakomen van de verplichtingen ook de medevennoot aansprakelijk gesteld worden voor de terugbetaling. Er wordt dan een privaatrechtelijke invorderingsprocedure opgestart bij de belanghebbenden die niet tot de doelgroep van het Bbz 2004 behoorden.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In dit artikel worden de begrippen, die in de beleidsregels worden aangehaald, gedefinieerd. Dit artikel spreekt voor zich. Gemeente Breda maakt voor adviezen en begeleiding als bedoeld in tweede lid onder d onder andere afspraken met een aantal onderzoeksbureaus.
Artikel 2 Algemene bepaling met betrekking tot gebruikmaking van de wettelijke bevoegdheid
In het eerste lid onder a maakt het college gebruik van de bevoegdheid die het Bbz 2004 geeft voor het verlenen van algemene bijstand dan wel van een bedrijfskrediet.
In het eerste lid onder b maakt het college gebruik van de bevoegdheid om de op grond van de Participatiewet toegekende algemene bijstand nog maximaal 12 maanden voort te laten duren terwijl de belanghebbende zich voorbereidt op het opzetten van zijn eigen bedrijf. Dit betekent dat belanghebbende in die periode onder meer geen algemeen geaccepteerde arbeid in loondienst of aangeboden voorzieningen gericht op sociale activering hoeft te aanvaarden, waardoor hij zich volledig kan richten op de voorbereiding van het opstarten van een bedrijf.
In het eerste lid onder c maakt het college gebruik van de bevoegdheid om een bedrijfskrediet ingevolge artikel 17 van het Bbz 2004 te verlenen voor de gehele of gedeeltelijke betaling van een of meer bedrijfsschulden. Hierbij geldt dat er geen sprake mag zijn van een voorliggende voorziening (bijvoorbeeld spaartegoed) en de verstrekking noodzakelijk is voor de voortzetting van een levensvatbaar bedrijf. Een langlopende banklening kan niet met bedrijfskapitaal worden geherfinancierd, tenzij de bank bereid is akkoord te gaan met een aanbod tot finale kwijting. Het bedrag dat resteert wordt meegenomen in de herfinanciering. Herfinanciering van een lening verstrekt door familie en/of vrienden ter overbrugging van de periode tussen een aanvraag en de uitbetaling van de bijstandsuitkering voor levensonderhoud is mogelijk.
Deze lening dient aantoonbaar direct opeisbaar te zijn. Herfinanciering van leningen verstrekt door familie en/of vrienden voor een ander doel dan de hier genoemde overbrugging is niet mogelijk. In het eerste lid onder d tot en met f maakt het college gebruik van de bevoegdheid tot terugvordering op grond van paragraaf 6.4 van de Participatiewet.
Hoofdstuk 2 Beoordeling aanvragen
Artikel 3 Bevoegdheden en inwinnen advies
In dit artikel wordt een onderscheid gemaakt tussen aanvragen van startende ondernemers zonder bedrijfskrediet, met bedrijfskrediet tot € 10.000,00 en aanvragen met een bedrijfskrediet hoger dan
€ 10.000,00. De wijze waarop deze aanvragen moeten worden onderbouwd en de manier waarop zij getoetst worden, zijn verschillend. Eenvoudige aanvragen zonder investering in een krediet kunnen beoordeeld worden door de Bbz consulent van Gemeente Breda, die daarbij ondersteuning kan vragen aan lokale ondernemers, adviseurs en banken. Naarmate de aanvraag meer investering vergt wordt van de aanvrager een uitgebreidere motivatie verlangd. Bij aanvragen voor een bedrijfskrediet van startende ondernemers dat meer bedraagt dan € 10.000,00, en bij alle aanvragen voor een bedrijfskrediet van gevestigde ondernemers wordt pas een besluit genomen nadat een externe partij een advies over het ondernemingsplan heeft uitgebracht. Dit geldt ook bij complexe aanvragen voor levensonderhoud van gevestigde zelfstandigen.
Ten slotte wordt een extern onderzoek ingezet als er sprake is van een bezwaar- of beroepszaak, als second opinion en extra onderbouwing van het besluit.
Artikel 4 Begeleiding van startende ondernemers
Gemeente Breda beoordeelt onder andere aan de hand van het ondernemingsplan of de startende ondernemer in aanmerking komt voor begeleiding tijdens de startfase van het bedrijf. Hierbij gaat het vooral om de verwachting dat de persoon met een goede begeleiding tijdens de start in staat zal zijn een succesvolle onderneming te starten.
Hoofdstuk 3 Bedragen en rentepercentage
Artikel 5 Voorbereidingsperiode
In het eerste lid wordt bepaald dat er al tijdens de voorbereidingsperiode een vorm van begeleiding kan worden aangeboden aan de startende ondernemer. Door hier al tijdens de voorbereidingsperiode in te investeren kan tijdens de voorbereidingsperiode een oordeel gevormd worden over de vakbekwaamheid en persoonlijke vaardigheden van de startende ondernemer en kan hieraan gewerkt worden met als doel belanghebbende zo goed mogelijk voor te bereiden en hem daardoor in staat te stellen door middel van zelfstandig ondernemerschap in het levensonderhoud te gaan voorzien. In het tweede lid wordt de maximale hoogte van de bijstand in de begeleidingskosten tijdens de voorbereiding vastgelegd in een beleidsregel om de grenzen van de hoogte hiervan duidelijk te maken. Door de wetswijziging per 1 januari 2010 kent het Bbz 2004 namelijk geen maximumbedrag voor deze bijstand. In de beleidsregel is een maximum bedrag van € 3.000,00 vastgesteld.
Artikel 6 Voorbereidingskrediet
In de voorbereidingsperiode, voorafgaand aan het daadwerkelijk starten als zelfstandig ondernemer, kan bijstand in de vorm van een geldlening worden verstrekt.
Dit is het zogenaamde voorbereidingskrediet (artikel 29 van het Bbz 2004). Een voorbereidingskrediet wordt alleen verstrekt voor nader te specificeren noodzakelijke kosten die samenhangen met de voorbereiding en bijdragen aan het feitelijk tot stand komen van het bedrijf of beroep, zoals marktonderzoek en kleine investeringen.
Het college toetst hierbij of de voorbereidingskosten noodzakelijk zijn en neemt de uiteindelijke beslissing. Het verlenen van een voorbereidingskrediet is een bevoegdheid van het college.
Door de wetswijziging per 1 januari 2010 kent het Bbz 2004 geen maximumbedrag voor het voorbereidingskrediet. De maximale hoogte van het voorbereidingskrediet wordt vastgelegd in een beleidsregel om de grenzen van de hoogte van dit krediet duidelijk te maken. In de beleidsregels is een maximumbedrag van € 2.750,00 vastgesteld.
Het voorbereidingskrediet is renteloos tijdens de voorbereidingsperiode. Indien de belanghebbende niet start wordt dit bedrag kwijtgescholden. Bij het starten van een bedrijf wordt het voorbereidingskrediet rentedragend.
Het vierde lid gaat over de bevoegdheid van het college om de hoogte te bepalen van het rentepercentage dat berekend wordt over het voorbereidingskrediet wanneer een belanghebbende daadwerkelijk start.
Het voorbereidingskrediet is niet gelijk te stellen met het begrip bedrijfskapitaal en is daarmee niet gekoppeld aan het in artikel 15 opgenomen rentepercentage. De aansluiting bij artikel 15 van het Bbz 2004 wordt gezocht omdat niet alle starters een voorbereidingstraject doorlopen. Er zijn ook starters die, in plaats van een voorbereidingskrediet, bedrijfskapitaal aanvragen. Het is niet rechtvaardig deze starter een hoger rentepercentage in rekening te brengen dan een starter met voorbereidingskrediet. Investeringen kunnen namelijk deels hetzelfde zijn.
Hoofdstuk 4 Terugvordering en invordering
Artikel 7 tot en met 10 Terugvordering
Artikel 7 verwijst naar de artikelen in het Bbz 2004 op grond waarvan terugvordering van bijstand voor levensonderhoud en bedrijfskapitaal plaatsvindt, en in welke gevallen er geheel of gedeeltelijk afgezien kan worden van verdere terugvordering.
In artikel 9 is bepaald in hoeverre medewerking kan worden verleend aan schuldregeling bij vorderingen die niet het gevolg zijn van schending van de inlichtingenplicht. De vordering van Gemeente Breda moet in een eventuele schuldregeling als preferente vordering worden ingebracht.
Indien bijstand verleend is voor levensonderhoud is brutering van de vordering van toepassing als de vordering binnen het kalenderjaar terugbetaald wordt.
In het artikel wordt onderscheid gemaakt naar de aard van de vordering (levensonderhoud/ bedrijfskapitaal) en worden enkele specifieke situaties benoemd. Uitgangspunt is dat een debiteur de vordering binnen 6 weken voldoet. Als dat niet mogelijk is wordt er een (minnelijke) betalingsregeling getroffen met de debiteur. In gevallen waar dat niet leidt tot structurele terugbetaling wordt voor het innen van de vordering een incassobureau ingeschakeld.
De artikelen 7 tot en met 11 komen overeen met de artikelen 2, 4, 11, 12 en 13 in de Beleidsregels terugvordering en verhaal PARTICIPATIEWET, IOAW en IOAZ Breda 2016.
Hoofdstuk 5 Bijzondere bijstand voor zelfstandigen
Zonder toekenning van woonkostentoeslag kan de zelfstandige met een eigen woning in sommige gevallen niet meer aan de betalingsverplichting van de hypotheekrente voldoen. Hierdoor raakt hij in financiële problemen waardoor de levensvatbaarheid van het bedrijf in het gedrang komt. Daarom wordt bij een levensvatbaar bedrijf al bij de vaststelling van de uitkering rekening gehouden met de woonlasten. Vanwege de tijdelijkheid van de bijstandsverlening wordt er in principe geen verhuisplicht opgelegd. Op grond van een individuele beoordeling kan hiervan afgeweken worden.
Artikel 13 Arbeidsongeschiktheidsverzekering
De kosten die een zelfstandige moet maken voor een verzekering tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid zijn aan te merken als noodzakelijke kosten en komen daarom voor bijstandsverlening in aanmerking. In sommige gevallen is er sprake van extreem hoge premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering.
De verlening van bijstand in de kosten van de arbeidsongeschiktheidsverzekering is gemaximeerd op een bedrag van € 500,00 per maand.
Artikel 14 Boekhouder of accountant
Om de levensvatbaarheid van een onderneming te kunnen toetsen, dient er duidelijkheid te zijn over de algehele vermogenssituatie binnen het bedrijf en moet er duidelijkheid zijn over het behaalde netto jaarinkomen over voorgaande boekjaren. Een aangifte inkomstenbelasting geeft bij een eenmanszaak of v.o.f. doorgaans duidelijkheid over de vermogenssituatie en het jaarinkomen uit het bedrijf. Bij een besloten vennootschap is tevens een jaarrekening nodig om het jaarinkomen en vermogenspositie van de zelfstandige te kunnen beoordelen in het kader van de Bbz-aanvraag.
Zelfstandigen hebben soms geen middelen om de kosten van een boekhouder te kunnen betalen. De boekhouder eist in sommige gevallen dat de ondernemer de openstaande facturen betaald of dat de zelfstandige een aanbetaling doet, voordat de benodigde jaarrekening wordt opgesteld en de aangifte IB door de boekhouder wordt ingediend. Als de jaarrekening en de aangifte IB niet gereed zijn, dan kan de Bbz-aanvraag op grond van artikel 35 lid 4 Bbz-2004 niet tot een toekenning leiden. Gemeente Breda kan bijzondere bijstand verstrekken voor de kosten van de boekhouder. De bijzondere bijstand wordt op grond van artikel 48, tweede lid, aanhef en onder b, van de Pw verleend in de vorm van een geldlening en wordt eerst uitbetaald na ondertekening van de overeenkomst van geldlening met de vermelding van het bedrag van de uitbetaling. Het bedrag van de bijzondere bijstand wordt door Gemeente Breda uitbetaald aan de boekhouder.
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van een offerte van de boekhouder, maar kan ten hoogste € 2.000,00 inclusief btw bedragen.
Artikel 15 Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-315064.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.