SUBSIDIEREGELING SOCIALE LEEFOMGEVING GEMEENTE BRUMMEN 2021

Kenmerk Z052356/D342258

 

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE BRUMMEN,

Gelezen het voorstel van 28 oktober 2020 met kenmerk D342258;

 

 

HEEFT BESLOTEN:

1. De ‘subsidieregeling Sociale leefomgeving gemeente Brummen 2021 ‘(met kenmerk D343457) vast te stellen.

 

 

Subsidieregeling Sociale Leefomgeving Gemeente Brummen 2021

Artikel 1. Reikwijdte

1. Op subsidieverstrekking op grond van deze regeling is de Algemene subsidieverordening van toepassing

2. Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten en de in artikel 4 genoemde doelgroepen.

 

Artikel 2. Definities

In deze regeling wordt het volgende verstaan onder:

Structurele subsidie: subsidie die per kalenderjaar of per boekjaar (periode van maximaal 12 maanden) wordt verstrekt op grond van vooraf afgesproken activiteiten en prestaties.

De activiteiten en prestaties worden vastgelegd in product-prestatie beschrijvingen en vormen een onderdeel van de subsidiebeschikking, of deze worden rechtstreeks opgenomen in de subsidiebeschikking. Bij deze subsidie worden in de subsidiebeschikking de subsidieperiode en de hoogte van het subsidiebudget bepaald.

Incidentele subsidie: subsidie bedoeld om incidentele en tijdelijke activiteiten te ondersteunen.

 

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

1. Subsidie kan alleen verstrekt worden voor activiteiten gericht op de gemeente Brummen en/of haar ingezetenen, waarbij sprake is van een direct en/of aantoonbaar ´maatschappelijk belang voor de Brummense samenleving´ en die betrekking hebben op de volgende beleidsterreinen:

het technologiebeleid;

het ruimtelijk economisch beleid;

het beleid met betrekking tot het midden- en kleinbedrijf;

het beleid tot gezondheidsbevordering;

het maatschappelijk beleid;

het lokaal onderwijsbeleid;

het sport- en cultuurbeleid;

het beleid ter stimulering van sociale cohesie;

het natuur- en landschapsbeleid;

het beleid met betrekking tot (openlucht)recreatie en toerisme;

het beleid met betrekking tot cultuurhistorie, en

het veiligheidsbeleid.

2. Voor incidentele subsidies kunnen de volgende aanvullende eisen worden gesteld:

a. Er is sprake van co-financiering.

b. De activiteit dan wel het project is gebaseerd op de uitvoering van een andere (inter)gemeentelijke, provinciale of rijksregeling.

 

Artikel 4. Doelgroepen

Structurele subsidies kunnen alleen worden verstrekt aan rechtspersonen die volledige rechtsbevoegdheid hebben en zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Van deze eis is uitgezonderd: de Maatschappelijke advies raad.

Incidentele subsidies kunnen verstrekt worden aan rechtspersonen en natuurlijke personen.

  • 1.

    De rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid dient statutair gevestigd te zijn in de gemeente Brummen. En indien het om een vereniging gaat, dient deze minimaal 15 leden te hebben die in de gemeente Brummen wonen.

Het college kan van een of meer bepalingen in dit artikel afwijken wanneer het gaat om (subsidiabele) activiteiten die rechtstreeks ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Brummen en welke activiteiten niet reeds naar tevredenheid en of in voldoende mate door een lokale organisatie worden uitgevoerd.

 

Artikel 5. Indexering

Subsidies worden geïndexeerd met een indexcijfer dat jaarlijks door de gemeenteraad wordt vastgesteld bij de programmabegroting.

 

Artikel 6. Verdeelregels subsidieplafond

1. De beschikbare bedragen voor het sport- en cultuurbeleid, onderdeel muziekverenigingen worden verdeeld aan de hand van het aantal actieve leden per 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dat een muziekinstrument bespeelt en woonachtig is in de gemeente Brummen. Per bespeeld instrument geldt een vast subsidiebedrag (bedrag 2021 van € 58,64), dat jaarlijks wordt verhoogd met een indexering als bedoeld in artikel 5.

2. De beschikbare bedragen voor het beleid ter stimulering van sociale cohesie, onderdeel wijk- en dorpsraden worden verdeeld aan de hand van primair het aantal huishoudens per 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd waarvoor de wijk- of dorpsraad actief is, vermenigvuldigd met een vast bedrag per huishouden (hoogte vast bedrag per huishouden in 2021: € 1,50) naast een vast bedrag per wijkraad (hoogte bedrag in 2021: € 1.250,-), en een indexering als bedoeld in artikel 5. De 4 kleinste wijkraden ontvangen tevens een extra aanvullend budget ter hoogte van € 250,- in verband met het geringe aantal huishoudens.

3. Voor overige subsidieaanvragen geldt dat het beschikbare bedrag wordt verdeeld op volgorde van ontvangst van de volledige subsidieaanvragen.

4. Als de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen.

 

Artikel 7. Vergoeding voor vermogensvorming

In de gevallen, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, aan het college daarvoor een vergoeding verschuldigd.

Het college bepaalt de hoogte van de vergoeding als bedoeld in het eerste lid.

Bij de bepaling van de waarde van het vermogen gaat het college uit van de economische waarde van de eigendommen en de andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt.

In afwijking van het derde lid wordt bij verlies of beschadiging van eigendommen uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen, vermeerderd met de restwaarde.

Indien het een onroerende zaak betreft, wordt de waarde bepaald door een of drie door het college in overleg met de subsidieontvanger aan te wijzen onafhankelijke deskundigen.

De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bedraagt niet meer dan het aandeel van de gemeente in de vermogensvorming.

Het college kan op verzoek van subsidieontvanger beslissen dat deze geen vergoeding verschuldigd is indien:

de activiteiten worden overgenomen en voortgezet door een rechtspersoon met gelijke of nagenoeg gelijke doelstellingen als de subsidieontvanger;

de realisatie van de doelstelling niet in gevaar komt, en

de activa en passiva tegen boekwaarde, bepaald op grond van historische kostprijs, worden overgenomen door de rechtspersoon die de activiteiten overneemt en voortzet.

 

Artikel 8. Aanvullende weigeringsgronden

In aanvulling op de weigeringsgronden van artikel 9 lid 1 en lid 2 van de Algemene Subsidieverordening, gelden de volgende weigeringsgronden:

De gemeente verstrekt in principe subsidie in relatie tot de door de subsidieaanvrager te leveren prestaties en activiteiten.

De aanvrager dient de noodzaak voor subsidiëring door de gemeente aan te tonen. Het college zal daarbij in het bijzonder letten of er een redelijke contributie / eigen bijdrage aan de deelnemers van de te subsidiëren activiteiten in rekening worden gebracht.

De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd mogen niet reeds op een andere manier gesubsidieerd worden, met uitzondering van regionale subsidiëring als bedoeld in artikel 10.

Subsidieaanvragen van enige omvang op het gebied van het integrale beleid binnen het sociale domein (jeugdwet, participatiewet en WMO) dienen in het kader van een integrale aanpak bij voorkeur gezamenlijk ingediend te worden door zorg- of welzijnspartijen. In een aanvraag moet minimaal duidelijk gemaakt worden dat onderlinge afstemming tussen zorg- en welzijnspartijen heeft plaatsgevonden.

Er wordt geen subsidie verstrekt:

In verband met de viering van jubilea, feesten en partijen.

In de kosten van consumpties (met uitzondering van de Maatschappelijke Advies Raad Brummen, vanwege de aard van de werkzaamheden).

In de kosten van commerciële, godsdienstige of levensbeschouwelijke activiteiten of politieke activiteiten,

voor donatie- of sponsorverzoeken.

 

Artikel 9. Eindverantwoording subsidies

Het bepaalde in artikel 15, tweede lid, letter d, van de Algemene Subsidieverordening geldt niet voor rechtspersonen die op grond van de Richtlijn 640 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving en de Wet Normering Topinkomens een jaarverslag opstellen.

Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing indien het jaarverslag van de rechtspersonen geen of onvoldoende gegevens voor een eindverantwoording bevat. Dat is in ieder geval aan de orde, indien niet blijkt welke activiteiten ten behoeve van de inwoners van de gemeente Brummen zijn uitgevoerd.

 

Artikel 10. Regionale subsidiëring

Bij subsidiëring van een instelling gezamenlijk met één of meer (regio)gemeenten en/of andere overheidsinstanties wordt in de subsidiebeschikking vermeld welke voorwaarden (inclusief verdeelsleutel) voor de subsidieverlening, dan wel subsidievaststelling gelden.

 

Artikel 11. Jeugdslintje Brummense Bikkel

Jaarlijks reikt de burgemeester een jeugdlintje uit aan kinderen uit de onderstaande leeftijdsgroepen, die na een voordracht door een jury zijn uitgekozen.

Kinderen uit de volgende leeftijdsgroepen kunnen worden voorgedragen voor de Brummense Bikkel, indien zij zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de samenleving:

- kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar en

- kinderen in de leeftijd van 13 tot en met 17 jaar.

Bij uitzondering kan ook een groep kinderen in aanmerking komen voor een lintje, indien er sprake is van een bijzondere prestatie door de hele groep.

De voorbereidingen voor de uitreiking (bijeenroepen jury, organiseren voordrachten) en de organisatie van de feestelijke jeugdactiviteit in samenspraak met de ontvanger van het lintje vinden plaats door de SWB, binnen de reguliere subsidie van de SWB.

 

Artikel 12. Overgangsbepaling

De vaststelling van subsidies die verleend zijn voor het jaar 2020 vindt plaats op basis van de “Nadere regels subsidieverstrekking sociale leefomgeving 2020 gemeente Brummen”.

 

Artikel 13. Intrekking oude regeling

De “Nadere regels subsidieverstrekking sociale leefomgeving 2020 gemeente Brummen” worden ingetrokken.

 

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2021 en geldt tot 1 januari 2022.

 

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Sociale Leefomgeving Brummen 2021.

  •  

Dit besluit is genomen tijdens de collegevergadering van 24 november 2020.

De secretaris, M. Klos,

De burgemeester, A.J. van Hedel.

Toelichting

Algemene toelichting

In 2002 heeft de gemeenteraad het subsidiebeleid “naar eigen vermogen” vastgesteld. Dit beleid is nog steeds de basis voor het huidige subsidiebeleid. De Algemene Subsidieverordening Gemeente Brummen is vastgesteld bij raadbesluit van 15 december 2016, RB16.0069 en laatstelijk gewijzigd op 17 oktober 2019, met kenmerk D313137.

 

Instrumenten subsidiebeleid

Het subsidiebeleid voor de sociale leefomgeving bestaat uit twee instrumenten om uitvoering te kunnen geven aan het subsidiebeleid ‘Naar eigen vermogen’, namelijk de Algemene subsidieverordening gemeente Brummen (2016) (hierna: (de ASV) en de Subsidieregeling sociale leefomgeving gemeente Brummen 2021.

 

1. De ASV

De wettelijke grondslag voor gemeentelijke subsidies wordt gevormd door de ASV en de nadere regelingen die daaronder vallen. Naast de ASV zijn er ook subsidieverordeningen vastgesteld die voor specifieke beleidsterreinen gelden.

De ASV bevat de algemene juridische ‘spelregels’ voor subsidieverlening en- vaststelling.

 

2. De subsidieregeling sociale leefomgeving gemeente Brummen 2021

In deze regeling staan de specifieke regels die gelden voor het verstrekken van subsidies aan instellingen en organisaties binnen de verschillende beleidsterreinen van de sociale leefomgeving.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3

Alleen voor de in dit artikel genoemde activiteiten kan subsidie worden verstrekt, mits de activiteiten gericht zijn op de gemeente en/of haar ingezetenen en aantoonbaar ten goede komen aan de gemeente Brummen en/of haar ingezetenen.

 

Artikel 4

Structurele subsidies wordt in principe alleen aan rechtspersonen verstrekt. Uitzondering is de Maatschappelijke advies raad.

 

De Awb maakt het mogelijk om voor verschillende zaken verplichtingen aan subsidieontvangers op te leggen, bijvoorbeeld het verzekeren tegen mogelijke risico´s (zoals bijvoorbeeld inboedel, accommodatie, schade en of letsel bij deelnemers en dergelijke). Omdat deze mogelijkheid in de Awb geregeld is, is er geen plaats meer voor een specifieke bepaling in deze subsidieregeling.

 

In deze toelichting vermelden we dat we in ieder geval de verplichting tot het verzekeren tegen mogelijke risico’s in subsidieverleningsbeschikkingen op gaan nemen, omdat we willen voorkomen dat de gemeente wordt geconfronteerd met eventuele financiële gevolgen van het niet of niet afdoende verzekeren van mogelijke risico´s door organisaties.

 

Artikel 5

Indexering is alleen mogelijk indien de raad daartoe bij de vaststelling van de begroting heeft besloten.

 

Artikel 6

Dit artikel bevat specifieke verdeelregels voor de door de raad vastgestelde subsidieplafonds voor de beleidsterreinen van deze regeling.

 

Artikel 7

Sommige organisaties ontvangen jarenlang een subsidie en bouwen uit die subsidie voorzieningen en reserves op. Het is gewenst dat dit vermogen terugvloeit naar de gemeente (de gemeenschap), wanneer daar aanleiding toe bestaat zoals bij het beëindigen van de activiteiten. Op grond van artikel 4:41 van de Awb kan in een wettelijk voorschrift worden geregeld dat de subsidieontvanger aan de subsidieverstrekker een vergoeding moet betalen, als de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming. Artikel 7 geeft hieraan invulling.

 

Als de subsidieontvanger dankzij subsidie financieel voordeel heeft (bijvoorbeeld door verkoop van een met subsidiegeld aangekochte onroerende zaak) moet hij aan de gemeente een vergoeding betalen. De waarde van onroerende goederen wordt vastgesteld door een onafhankelijk deskundige, die daartoe door het college in overeenstemming met de subsidieontvanger wordt aangewezen. Bij gebrek aan overeenstemming vindt de taxatie plaats door drie onafhankelijke deskundigen van wie een door het college en een door de subsidieontvanger wordt aangewezen, en de derde door de beide eerst aangewezenen. Als zij het over de taxatie niet eens worden, beslist de derde deskundige.

 

Artikel 8

Deze weigeringsgronden gelden aanvullend op de weigeringsgronden in de Algemene wet bestuursrecht en in de Algemene subsidieverordening.

 

Artikel 9

Rechtspersonen die op grond van de Richtlijn 640 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving en de Wet Normering Topinkomens een jaarverslag opstellen, hoeven geen controleverklaring, opgesteld door een accountant, in te dienen bij de eindverantwoording. Dat geldt echter niet als het jaarverslag onvoldoende specifieke gegevens voor Brummen bevat.

 

Artikel 10

Bij regionale subsidiering van instellingen bestaat behoefte aan meer flexibiliteit. Dat is in dit artikel geregeld.

 

Artikel 11

Beleidsdoel

Met het jeugdlintje spreekt het gemeentebestuur haar waardering uit voor jongeren in de gemeente Brummen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de samenleving. Dat kan zijn een eenmalige bijzondere prestatie, maar een lintje kan ook verleend worden voor langdurige hulpvaardigheid.

 

Product

De jongere ontvangt een jeugdlintje (Brummense Bikkel) maar wordt ook op een andere manier beloond. In samenspraak met de ontvanger van het lintje organiseert de Stichting Welzijn Brummen (verder: SWB) een aantrekkelijke, feestelijke jeugdactiviteit, die een relatie heeft met de bijzondere prestatie. Het kan zijn dat deze activiteit een grotere voorbereiding vergt. Om deze reden wordt de aangeboden activiteit uiterlijk het jaar volgend op de uitreiking van het lintje, uitgevoerd.

 

De organisatie en voorbereiding van het jeugdlintje vindt plaats door SWB. De burgemeester (of diens vervanger) reikt het jeugdlintje uit, overeenkomstig de uitreiking van de Koninklijke onderscheidingen in verband met Koningsdag.

 

Subsidievorm en –berekening

De kosten voor de organisatie van het jeugdlintje, en de organisatie van de feestelijke jeugdactiviteit vindt plaats binnen de reguliere subsidie van SWB.

 

Vereisten

De voorbereidingen voor de uitreiking (bijeenroepen jury, organiseren voordrachten) vinden plaats door SWB. Teneinde een goede verdeling te krijgen bij de uitreiking van de lintjes worden twee doelgroepen onderscheiden:

een groep kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar en

een groep kinderen in de leeftijd van 13 tot en met 17 jaar.

Bij uitzondering kan ook een groep in aanmerking komen voor een lintje, maar dan moet er wel sprake zijn van een bijzondere prestatie door de hele groep

 

Naar boven