Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Woensdrecht houdende regels omtrent de heffing en invordering van afvalstoffenheffing (Verordening afvalstoffenheffing Woensdrecht 2021)

De raad van de gemeente Woensdrecht;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 september 2020;

 

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

B e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende:

 

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING 2021

Artikel 1 Definitie

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

gebruik maken: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit.

  • 1.

    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt

Artikel 3 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Vrijstelling

Van belastingplichtigen door wie blijkens schriftelijke verklaring van huisarts of medisch specialist of kopie van een afleverbon/factuur/recept als gevolg van een stoma, thuisdialyse, chronische wondverzorging of incontinentie extra afvalstoffen worden aangeboden worden vrijgesteld:

  • a.

    10 ledigingen van de restafval container;

  • b.

    55 aanbiedingen aan de ondergrondse restafvalcontainer.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar de grondslagen genoemd in lid 2 van dit artikel en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    De grondslagen van de belasting zijn:

    • a.

      Een vast bedrag per perceel;

    • b.

      Het aantal ledigingen en inworpen van de periodiek ingezamelde afvalstoffen per perceel;

    • c.

      Het achterlaten op de milieustraat van afvalstoffen als bedoeld in de hoofdstuk 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 5, lid 2, letter a en b, de hoofdstukken 1 en 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 5, lid 2, letter c, hoofdstuk 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een schriftelijke gedagtekende kennisgeving.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 5, lid 2, letter a. is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

  • 5.

    De belasting als bedoeld in artikel 5, lid 2, letter b, is verschuldigd na afloop van het belastingjaar of eerder indien de belastingplicht binnen de gemeente wordt beëindigd in de loop van het belastingjaar.

  • 6.

    De belasting als bedoeld in artikel 5, lid 2, letter c, is verschuldigd bij de aanvraag van de tegoeden op de saverpas.

  • 7.

    Voor de bij wege van aanslag geheven belasting geldt dat belastingbedragen van minder dan € 5,00 niet worden geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van alle op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 10.000, dat dit bedrag en een bestuurlijke boete op dit aanslagbiljet moeten worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3.

    Betaling via automatische incasso is voor alle aanslagen mogelijk. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen € 100,00 of meer, doch niet meer dan € 10.000,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnbedragen, waarvan de eerste vervalt op de 28e dag van elke maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    De in het derde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen 56 dagen na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan geldt de betaaltermijn als bedoeld in het eerste lid.

  • 5.

    In afwijking van de voorgaande leden moet de kennisgeving als bedoeld in artikel 7, tweede lid, worden betaald op het moment van de boeking van de tegoeden op de saverpas.

  • 6.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de belasting wordt kwijtschelding verleend van de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel. Voor de kwijt te schelden belasting bedoeld in hoofdstuk 2 geldt dat maximaal 50 % van de verschuldigde belasting kan worden kwijtgescholden.

Artikel 11 Overgangsrecht

De 'Verordening afvalstoffenheffing Woensdrecht 2020’ van 7 november 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening afvalstoffenheffing Woensdrecht 2021”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 november 2020.

De griffier,

De voorzitter,

Bijlage 1 Tarieventabel behorende bij de verordening afvalstoffenheffing Woensdrecht 2021

 

Hoofdstuk 1 Tarieven vast bedrag afvalstoffenheffing

1.1

De belasting als bedoeld in artikel 5, lid 2 onder a, bedraagt per perceel, per belastingjaar

€ 175,00

Hoofdstuk 2 Tarieven hoeveelheid periodiek ingezamelde afvalstoffenheffing

2.1

De belasting als bedoeld in artikel 5, lid 2 onder b, bedraagt per perceel voor de eerste tot en met de dertiende lediging:

2.1.1

per lediging van een 240 liter restafvalcontainer

€ 8,00

2.1.2

per lediging van een 140 liter restafvalcontainer

€ 4,70

2.2

De belasting als bedoeld in artikel 5, lid 2 onder b, bedraagt per perceel voor de veertiende tot en met de twintigste lediging:

2.2.1

per lediging van een 240 liter restafvalcontainer

€ 10,00

2.2.2

per lediging van een 140 liter restafvalcontainer

€ 5,85

2.3

De belasting als bedoeld in artikel 5, lid 2 onder b, bedraagt per perceel voor eenentwintigste tot en met de zesentwintigste lediging:

2.3.1

per lediging van een 240 liter restafvalcontainer

€ 12,00

2.3.2

per lediging van een 140 liter restafvalcontainer

€ 7,00

2.4

De belasting als bedoeld in artikel 5, lid 2 onder b, bedraagt per perceel

2.4.1

per inworp in een ondergrondse afvalcontainer

€ 1,00

Hoofdstuk 3 Tarieven milieustraat Saverpas

3.1

3.1.1

3.1.2

3.1.3

De belasting voor het gebruik van de milieustraat bedraagt:

Voor het 4e tegoed op de saverpas

Voor het 5e en 6e tegoed, per tegoed op de saverpas

Voor het 7e en volgende tegoed, per tegoed op de saverpas

 

€ 15,00

 

€ 30,00

 

€ 50,00

 

Behorende bij raadsbesluit van 12 november 2020

 

De griffier,

 

 

Naar boven