Artikel I
Na artikel 3.6.11 wordt de navolgende wijziging ingevoegd, luidende:
Paragraaf 3.7 Kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie en Re-integratie
Artikel 3.7.1
Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- a.
Sociaal Medische Indicatie (SMI): indicatie dat kinderopvang vanwege sociale en/of medische redenen noodzakelijk is en waarvoor geen tegemoetkoming kan worden aangevraagd via de Belastingdienst;
- b.
Kind: een kind als bedoeld in artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) in de leeftijd van 0 jaar tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor het kind begint.
- c.
Kinderopvang: kinderopvang als bedoeld in de Wet kinderopvang (Wko);
- d.
Aanvraag: een verzoek van een ouder om een gemeentelijke (aanvullende) subsidie in de kosten van kinderopvang;
- e.
Ouder: de in de gemeente Coevorden woonachtige gezaghebbende ouder(s)/ pleegouder(s)/ verzorger(s) van het kind die voldoet aan de begripsbepaling in de Wko;
- f.
Wet: de Wet kinderopvang;
- g.
Re-integratievoorzieningen: door het college noodzakelijk geachte voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering en scholing, nader omschreven in de Re-integratieverordening Coevorden. Hiermee gelijkgesteld is de inburgeringsplichtige ouder;
- h.
VVE: vroeg- en voorschoolse educatie als bedoeld in paragraaf 2.7 van het Uitvoeringsbesluit Algemene subsidieverordening Coevorden;
- i.
Niet kinderopvangtoeslag peuter (niet KOT peuter): als bedoeld in paragraaf 2.8 van het Uitvoeringsbesluit Algemene subsidieverordening Coevorden;
- j.
Jgz: jeugdgezondheidszorg 0-18 jaar;
- k.
KTO: kernteamoverleg Jeugd. Het KTO bespreekt casuïstiek waarbij er sprake is van meervoudige problematiek bij jeugdigen. Deelnemers aan het KTO zijn: jeugdverpleegkundigen van Icare en GGD, maatschappelijk werkers van MWC en medewerkers van team jeugd van de gemeente Coevorden.
- l.
Sociaal team: het netwerk van uitvoeringsspecialismen in het sociaal domein. De teams hebben de taak passende ondersteuning te bieden aan inwoners en/of te zorgen dat inwoners passende ondersteuning krijgen, te signaleren en in te zetten op preventie.
Artikel 3.7.2
Doel
De subsidie heeft tot doel de kinderopvang financieel toegankelijk te laten zijn, voor gezinnen of alleenstaande ouders,
- a.
die als gevolg van sociale en/ of medische redenen tijdelijk niet in staat zijn om voor de kinderen te zorgen, of
- b.
die deelnemen aan een re-integratie- of inburgeringsvoorziening.
Artikel 3.7.3
Doelgroep SMI
Tot de doelgroep behoort een in de gemeente Coevorden woonachtige ouder:
- 1.
voor wie is vastgesteld dat één of meer lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen opvang van het kind noodzakelijk maken, of
- 2.
van wie is vastgesteld dat een sociale reden opvang van het kind noodzakelijk maakt, of
- 3.
waarbij sprake is van een crisissituatie waardoor hij/ zij tijdelijk niet in staat is de verzorging van het kind op zich te nemen, of
- 4.
waarbij is vastgesteld dat de veiligheid van het kind in het geding is, of
- 5.
waarbij de opvang van het kind in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van het kind noodzakelijk is.
Artikel 3.7.4
Doelgroep Re-integratie
Tot de doelgroep behoort een in de gemeente Coevorden woonachtige ouder die:
- 1.
algemene bijstand ontvangt, of een niet-uitkeringsgerechtigde ouder, die wordt ondersteund bij re-integratie;
- 2.
algemene bijstand ontvangt en een verplichte inburgeringscursus volgt;
- 3.
een inburgeringscursus volgt en een partner heeft met inkomen uit arbeid niet hoger of gelijk aan de van toepassing zijnde bijstandsnorm;
- 4.
tegenwoordige arbeid verricht waaruit inkomen uit werk en woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt genoten en die aanvullende algemene bijstand ontvangt;
- 5.
de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, algemene bijstand ontvangt en schoolgaand is;
- 6.
waarbij deze situatie een noodzaak tot kinderopvang met zich meebrengt.
Artikel 3.7.5
De melding
- 1.
Een melding kan schriftelijk, mondeling, telefonisch of digitaal bij het college worden ingediend.
- 2.
Het college verstrekt na de melding informatie over het vervolgproces en eventuele aanvullende informatie die de ouder moet verstrekken.
- 3.
Het college treft in spoedeisende gevallen zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel.
Artikel 3.7.6
De indicatiestelling SMI
- 1.
Het college kan de melding voor SMI doorzetten naar het KTO voor een advies over de noodzaak van SMI.
- 2.
Het KTO brengt een advies over de noodzaak van een SMI uit en doet aanbevelingen over het ondersteuningsplan.
- 3.
Het college kan aanvullende expertise of een onafhankelijk adviseur inschakelen om te kunnen beoordelen of een ouder behoort tot de doelgroep.
- 4.
De geldigheidsduur van de indicatie is maximaal 12 maanden.
- 5.
Het college kan na de periode van 12 maanden eenmalig een indicatie voor een verlenging met zes maanden afgeven.
Artikel 3.7.7
De aanvraag
- 1.
Om in aanmerking te komen voor een subsidie in de kosten van kinderopvang wordt door de ouder een aanvraag gedaan bij het college.
- 2.
Als de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag medeondertekend door de partner.
- 3.
Een aanvraag bevat in elk geval:
- a.
Naam, adres en BSN van de ouder en indien van toepassing naam, adres en BSN van de partner;
- b.
Naam, adres, BSN en geboortedatum van het kind of de kinderen waarvoor de kinderopvang geldt;
- c.
Offerte/ plaatsingsbewijs van de kinderopvang waar de opvang plaatsvindt. Hierin moet in ieder geval worden vermeld: het aantal uren opvang, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;
- d.
Geldig identiteitsbewijs van de ouder en indien van toepassing de partner;
- e.
- f.
- g.
Overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag.
- 4.
Het college neemt uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een besluit.
- 5.
Het college kan de in het vierde lid vermelde termijn met ten hoogste vier weken verdagen.
Artikel 3.7.8
Voorwaarden
- 1.
De voorziening voor kinderopvang moet gevestigd zijn in de gemeente, tenzij het op grond van SMI of re-integratie meer in de rede ligt om gebruik te maken van een voorziening buiten de gemeente.
- 2.
Aan het recht op een subsidie op grond van SMI kan de voorwaarde worden verbonden dat professionele begeleiding wordt ingezet om de problematiek weg te nemen. Het verwijtbaar niet inzetten of stopzetten van professionele begeleiding is een reden om de subsidie te weigeren of te stoppen.
Artikel 3.7.9
Voorliggende voorziening
Het college weigert de subsidie indien er sprake is van een voorliggende voorziening. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:
- a.
De kinderopvang die de ouder op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van derde personen uit het sociaal netwerk kan organiseren;
- b.
De tegemoetkoming van de Belastingdienst voor de kosten kinderopvang;
- c.
Kinderopvang op basis van VVE of niet KOT;
- d.
Een tegemoetkoming voor kinderopvang op basis van de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg.
Artikel 3.7.10 Ingangsdatum subsidie
- 1.
De subsidie wordt verleend met ingang van de datum waarop de melding voor de subsidie door het college in ontvangst is genomen of indien er geen melding aan vooraf is gegaan, de datum van de aanvraag;
- 2.
Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de subsidie verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang start.
Artikel 3.7.11
Hoogte van de vergoeding
- 1.
Bij het bepalen van de hoogte van de subsidie wordt aangesloten bij de berekeningssystematiek kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Hiertoe wordt een inkomenstoets gedaan.
- 2.
Het college gaat bij het bepalen van de subsidie uit van het wettelijk uurtarief.
Artikel 3.7.12
Vergoeding eigen bijdrage
Het college vergoedt de eigen bijdrage van kinderopvangkosten aan de ouder met een bijstandsuitkering van de gemeente, of een inkomen gelijk aan de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Hierbij geldt dat de hoogte van deze vergoeding is gebaseerd op het wettelijk uurtarief van de Belastingdienst.
Artikel 3.7.13
Maximaal aantal uren
Het college verleent de subsidie voor het aantal uren kinderopvang:
- a.
dat op grond van de sociaal medische indicatie dan wel dat naar haar oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is, maar nooit meer dan 22 uren per week, of
- b.
dat nodig is om de re-integratievoorziening naar behoren te kunnen verrichten.
Artikel 3.7.14 Duur van de subsidie
- 1.
De subsidie op grond van SMI wordt vastgesteld voor de geldigheidsduur van de indicatie.
- 2.
De subsidie bij een re-integratievoorziening geldt voor de duur van de inzet van de voorziening.
Artikel 3.7.15 Voorschot
De subsidie wordt, per kalenderjaar, in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen aan de ouder uitbetaald.
Artikel 3.7.16 Inlichtingenplicht
De ouder is verplicht om direct en uit eigen beweging dan wel op verzoek van het college alle gegevens door te geven waarvan het de ouder duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een subsidie in de kosten van kinderopvang.
Artikel 3.7.17 Herziening en intrekking
Het college kan het recht op subsidie herzien of intrekken:
- a.
Als het niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting heeft geleid tot een onterechte of een te hoog verstrekte subsidie;
- b.
Als anderszins een subsidie ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt.
Artikel 3.7.18 Definitieve vaststelling
Na afloop van de periode waarvoor de subsidie is verleend, stelt het college de subsidie ambtshalve binnen zes maanden vast. De ouder verstrekt daartoe:
- a.
Een overzicht van de feitelijke kosten van de kinderopvang over deze periode;
- b.
Een jaaropgaaf van de inkomsten van de ouder.
Artikel 3.7.19 Terugvordering
- 1.
Als het college een besluit tot herziening of intrekking heeft genomen, wordt een ten onrechte of te hoog verstrekte subsidie teruggevorderd.
- 2.
Wanneer bij de vaststelling van de subsidie blijkt dat de definitieve hoogte van de subsidie negatief afwijkt van het betaalde voorschot, wordt een ten onrechte of te hoog verstrekt voorschot teruggevorderd.
Artikel 3.7.20 Overgangsbepaling
- 1.
Aanvragen als bedoeld in artikel 3.7.7 die zijn ingediend voor 1 januari 2021 en betrekking hebben op de periode na 1 januari 2021 worden afgehandeld met toepassing van deze nadere regel.
- 2.
Subsidies op grond van SMI die voor de periode van 1 januari 2021 zijn verleend en waarvan de looptijd eindigt na 1 januari 2021 blijven van kracht voor de duur van de verlening.