5e wijziging van de Nadere regels Sociaal Domein gemeente Nieuwkoop

Het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop,

 

overwegende:

  • -

    dat de gemeenteraad de verordening Sociaal Domein gemeente Nieuwkoop 2015 op 16 oktober 2014 heeft vastgesteld;

besluit vast te stellen de:

 

 

5e wijziging van de Nadere regels Sociaal Domein gemeente Nieuwkoop

ARTIKEL I

De nadere regels Sociaal Domein gemeente Nieuwkoop worden als volgt gewijzigd:

 

A

Artikel 1 lid h komt te vervallen.

 

B

Artikel 2 met de titel ‘Voorwaarden pgb’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Een nieuw lid 4 wordt ingevoegd, deze luidt als volgt:

  • De persoon of organisatie die de inwoner vertegenwoordigt is niet ook uitvoerder van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de inwoner, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college aanvaardbaar is.

C

Artikel 3 met de titel ‘Voorwaarden pgb sociaal netwerk’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Een nieuw lid 2 wordt ingevoegd, deze luidt als volgt:

  • De inwoner aan wie een pgb wordt toegekend kan alleen ondersteuning betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren voor begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf. Voor de Wmo geldt dat dagactiviteiten niet geleverd kunnen worden door het sociaal netwerk.

D

Artikel 5 komt te vervallen.

 

E

  • 1.

    De tekst van lid 2 wordt vervangen door de volgende tekst:

  • Het maximale tarief voor begeleiding is:

    • a.

      € 20,00 per uur als begeleiding geboden wordt door het sociaal netwerk;

    • b.

      € 36,59 per uur als begeleiding geboden wordt door een professional;

    • c.

      € 54,87 per uur als begeleiding geboden wordt door een specialist.

  • 2.

    De tekst van lid 3 wordt vervangen door de volgende tekst:

  • Het maximale tarief voor dagbesteding is:

    • a.

      € 11,30 per uur of 45,20 per dagdeel als dagbesteding geboden wordt door een professional en de groepsgrootte groter dan vijf personen is of kan zijn;

    • b.

      € 13,98 per uur of € 55,92 per dagdeel als dagbesteding geboden wordt door een specialist en de groepsgrootte is kleiner dan vijf personen vanwege de aanwezige problematiek.

  • 3.

    De tekst van lid 5 wordt vervangen door de volgende tekst:

  • Het maximale tarief voor kortdurend verblijf is:

    • a.

      vervalt

    • b.

      € 105,- per dag als kortdurend verblijf geboden wordt door een professional.

  • 4.

    De tekst van lid 6 wordt vervangen door de volgende tekst:

  • Het maximale tarief voor persoonlijke verzorging is:

    • a)

      € 20,- per uur als persoonlijke verzorging geboden wordt door het sociaal netwerk;

    • b)

      € 27,99 per uur als persoonlijke verzorging geboden wordt door een professional;

    • c)

      € 39,81 per uur als persoonlijke verzorging geboden wordt door een specialist.

  • 5.

    De tekst van lid 7 wordt vervangen door de volgende tekst:

  • De omvang van het persoons budget voor hulp bij het huishouden bedraagt:

    • a.

      € 19,53 per uur wanneer het om ondersteuning in categorie 1 gaat;

    • b.

      € 22,37 per uur wanneer het om ondersteuning in categorie 2 gaat en de ondersteuning geboden wordt door een daartoe opgeleid persoon.

  • 6.

    Lid 8 komt te vervallen

F

In artikel 10 lid 1 wordt de zinsnede “In afwijking van artikel 8 aanhef en onder b…. “ , vervangen door: “In afwijking van artikel 9 aanhef onder b…”.

 

G

  • 1.

    De titel van artikel 15 wordt vervangen door de volgende titel:

  • “Algemeen”

 

  • 2.

    De tekst van artikel 15 aanhef en sub a wordt vervangen door de volgende tekst:

  • Kwijtschelding is niet mogelijk bij:

    • a.

      Boetevorderingen waarbij sprake is van opzet of grove schuld en fraudevorderingen waarbij een boete is opgelegd of aangifte is gedaan.

H

De titel van artikel 16 wordt vervangen door de volgende titel:

Kwijtschelding van vorderingen die niet het gevolg zijn van schenden inlichtingenplicht

 

I

  • 1.

    De tekst van artikel 17 lid 1 wordt vervangen door de volgende tekst:

  • “Het college werkt altijd mee aan een schuldregeling als te voorzien is dat de belanghebbende zijn schulden niet kan betalen en zonder dit besluit geen schuldregeling tot stand komt”

.

  • 2.

    Lid 2 wordt ingevoegd en luidt als volgt:

  • Het college kan bij een schuldregeling een vordering alleen kwijtschelden tegen finale kwijting als:

    • a.

      er geen sprake is van schenden inlichtingenplicht;

    • b.

      er sprake is van schenden inlichtingenplicht waarbij geen boete is opgelegd of aangifte is gedaan.

  • 3.

    Lid 3 wordt ingevoegd en luidt als volgt:

  • “Het college kan bij meewerken aan een schuldregeling een boetevordering alleen kwijtschelden tegen finale kwijting als deze boete niet het gevolg is van opzet of grove schuld en er geen sprake is van recidive”.

 

  • 4.

    Lid 2 wordt vernummerd tot lid 4.

J

In Hoofdstuk 4 specifieke bepalingen Jeugdwet wordt de huidige tekst vervangen door:

Nadere regels jeugd zijn vastgesteld in de Nadere regels Jeugdhulp 2020

 

K

In artikel 26 lid 2 wordt het woord “…pgb…” vervangen door “…financiële tegemoetkoming…”.

L

In artikel 27 lid 1 wordt het woord “…pgb…” vervangen door “…financiële tegemoetkoming…”.

 

M

Paragraaf 5.7 met de titel: ZorgvalWmo-Wlz wordt toegevoegd.

N.

Artikel 31 b met de titel “Afbouwregeling zorgvalWmo-Wlz wordt toegevoegd en luidt als volgt:

 

“De inwoner die na het krijgen van een Wlz -indicatie inclusief extra zorg minder ondersteuning ontvangt en hierdoor beperkt is in zijn zelfredzaamheid kan gedurende maximaal zes maanden nog aanspraak maken op ondersteuning via de Wmo tot het niveau van de oorspronkelijke Wmo maatwerkvoorziening”.

 

O

Paragraaf 5.8 met de titel “Huishoudelijke ondersteuning” wordt toegevoegd

 

P

Artikel 31 c wordt toegevoegd en luidt als volgt:

 

“De omvang van de huishoudelijke ondersteuning wordt samen met de cliënt bepaald. Als er niet kan worden gekomen tot een gezamenlijke afspraak wordt teruggevallen op de Wmo richtlijn Indicatieadvisering voor hulp bij het huishouden van het CIZ”

 

Q

In artikel 37 lid 3 wordt de zinsnede “...auto of motor…”’ vervangen door: “…auto, motor, scooter of brommer...”.

 

R

Paragraaf 6.3 met de titel ‘Voorzieningen voor kinderen’ wordt verplaatst naar hoofdstuk 7 ‘Overige bepalingen’ onder de nieuwe paragraaf 7.2 waar de artikelen 38 tot en met 41 worden vernummerd tot de artikelen 50 tot en met 53.

 

S

De titel van paragraaf 6.4 wordt vervangen door de volgende titel:

‘Bijdrage duurzame huishoudelijke apparaten

 

T

Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de aanhef van lid 1 wordt het woord ‘gebruiksgoederen’ vervangen door: huishoudelijke apparaten”.

 

  • 2.

    In lid 2 wordt het woord ‘gebruiksgoed’ vervangen door: “huishoudelijk apparaat’

 

  • 3.

    In lid 4 wordt de zinsnede ‘de persoon die aan een traject minnelijke schuldhulpbemiddeling of wettelijk schuldsanering deelneemt’ vervangen door: “…de persoon in fase 2 en 3 van een minnelijk schuldhulpverleningstraject of de persoon die deelneemt aan een traject wettelijk schuldsanering…”

U

Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De titel wordt vervangen door de volgende titel: “Duurzame huishoudelijke apparaten”.

 

  • 2.

    In lid 1 en 2 wordt het woord “gebruiksgoederen” vervangen door: “huishoudelijke apparaten

V

Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    Artikel 44 wordt artikel 44 lid 1.

 

  • 2.

    Lid 2 wordt toegevoegd en luidt als volg:

  • “Wanneer de bijdrage niet aan de leverancier wordt betaald dient het originele betalingsbewijs overlegd te worden”.

W

In artikel 45 lid 4 wordt de zinsnede “… de persoon die aan een traject minnelijke schuldhulpbemiddeling of wettelijk schuldsanering deelneemt...” vervangen door de volgende zinsnede: “…de persoon in fase 2 of 3 van een minnelijk schuldhulpverleningstraject of de persoon die deelneemt aan een traject wettelijk schuldsanering…”.

 

X

In artikel 47 lid 2 wordt na de zinsnede “…maximaal drie maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag…”, de volgende zinsnede toegevoegd: “…en de kosten nog niet zijn betaald”.

 

Y

Artikel 54 met de titel “Deelname sportieve en culturele activiteiten volwassene” wordt toegevoegd en luidt als volgt.:

  • 1.

    Volwassenen met een (gezamenlijk) inkomen niet hoger dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm kunnen jaarlijks deelnemen aan een sportieve óf een culturele activiteit.

  • 2.

    Deelname aan een sportieve of culturele activiteit vindt plaats via het Volwassenenfonds Sport en Cultuur.

Z

Artikel 50 wordt vernummerd naar artikel 55.

 

AA

Artikel 51 wordt vernummerd naar artikel 56.

ARTIKEL II

Deze 5e wijziging van de nadere regels Sociaal Domein gemeente Nieuwkoop treden in werking op 1 januari 2020.

 

De toelichting op de nadere regels wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 2

 

De toelichting op artikel 2 eerste bullit wordt vervangen door de volgende tekst:

 

  • Inwoners moeten het vermogen hebben om een pgb goed te besteden. Dit betekent dat de inwoner in staat moet zijn om de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde manier uit te voeren. De inwoner mag daarbij ondersteund worden door mensen uit zijn sociaal netwerk dan wel door een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde. De persoon of organisatie die de inwoner hierbij vertegenwoordigt, is niet ook uitvoerder van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de inwoner, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college aanvaardbaar is. Hiermee wordt voorkomen dat voor de inwoner een te grote afhankelijkheid ontstaat van de beheerder van het pgb en er sprake is van belangenverstrengeling.

Artikel 5

 

De toelichting op artikel 5 komt te vervallen.

 

Artikel 26

 

In de derde alinea wordt het woord pgb vervangen door financiële tegemoetkoming

 

Artikel 27

 

In de tweede alinea wordt het woord pgb vervangen door financiële tegemoetkoming

 

Artikel 31b (toegevoegd)

 

Bij de overgang van de Wmo naar de Wlz is er soms sprake van een zorgval. Het kan in gevallen waar u heel veel zorg en ondersteuning nodig hebt zo zijn dat het maximum bereikt wordt en u minder zorg thuis kunt krijgen dan u gewend bent. Bijvoorbeeld minder dagbesteding of hulp bij het huishouden. In deze situaties wordt allereerst in gesprek gegaan met het zorgkantoor. Het zorgkantoor kijkt naar de situatie en naar de mogelijkheden die er zijn om aanvullende zorg en ondersteuning in te zetten. Ook kunt u ervoor gekozen worden om zelf hulp bij te kopen om zo toch thuis te blijven wonen of met uw naasten een oplossing zoeken. Als deze mogelijkheden er niet zijn en de overgang van de Wmo naar Wlz leidt tot een schrijnende situatie dan kan beoordeeld worden of de afbouwregeling zorgval Wmo-Wlz kan worden toegepast. Binnen deze regeling kan vanuit de Wmo nog een stukje ondersteuning worden geboden zodat de inwoner op een veilige manier zelfstandig thuis kan blijven wonen. De maximale termijn van de regeling is gesteld op zes maanden omdat verwacht wordt dat binnen zes maanden iemand kan worden opgenomen met zijn Wlz-indicatie.

 

Bij de toelichting wordt bijlage 1 met de titel “Afwegingskader gebruikelijke hulp” ingevoegd:

 

Bijlage 1: Afwegingskader gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is “de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten” (artikel 1.1.1 Wmo 2015). Wat vinden we redelijk als het gaat om gebruikelijke hulp? Als de zorg de gebruikelijke hulp overstijgt, moet er dan een voorziening worden geleverd? In welke verhouding staat gebruikelijke hulp tot mantelzorg? Wanneer vinden we het reëel en redelijk om een pgb te verstrekken voor zorg die wordt verricht door een huisgenoot?

Over deze vragen gaat dit kader. Het kader heeft tot doel om voor de uitvoeringspraktijk het begrip gebruikelijke hulp concreter te maken en handvatten te bieden voor het onderzoek.

 

Gebruikelijke hulp gaat om hulp aan huisgenoten die een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van de inwoner met beperkingen of kwetsbaarheden. We spreken van gebruikelijke hulp als het gaat om huisgenoten die met de inwoner met beperkingen of kwetsbaarheden één woning delen, samen een leefeenheid vormen en daardoor bepaalde momenten op een dag samen zijn. De vraag is hoe vaak dat voorkomt en of het mogelijk is dan de hulp, die nodig en passend is, te krijgen van de huisgenoot of huisgenoten. Dit kan concreet in kaart worden gebracht. Er mag vanuit worden gegaan dat het algemeen gangbaar is dat huisgenoten elkaar helpen met de dagelijkse activiteiten. Met name als het gaat om kortdurende hulp hoeft het geen probleem te zijn voor huisgenoten om elkaar te helpen. Ook hulp die de huisgenoot weinig moeite kost en/of meegenomen kan worden in de dagelijkse activiteiten, mag verwacht worden van de huisgenoot, zonder dat daar een vergoeding tegenover staat.

Wat redelijk is hangt af van de specifieke situatie van een inwoner en zijn huisgenoot(en). Iedere situatie is anders en dient met maatwerk bekeken te worden. De redelijkheid bepaalt dus wat als gebruikelijke hulp kan worden geduid.

 

Bij volwassenen onderling kan van partners ten opzichte van elkaar aangenomen worden dat een groot deel van het sociaal verkeer gezamenlijk plaatsvindt, en begeleiding onderling dus gebruikelijk is.

 

Bij opgroeiende jongeren (18 tot 23 jaar) kan van ouders verwacht worden dat zij hun thuiswonende jongeren (nog) helpen bij zaken waar zij tegenaan lopen in hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Dit kan onder meer het volgende zijn: uitleg en hulp bij het voeren van een huishouden, aanleren van huishoudelijke taken, het koken, boodschappen doen, bijhouden van een administratie, studiekeuzes, helpen bij huiswerk, het huren of kopen van een woning, klankbord zijn bij lastige situaties, etc.

 

Evenwicht tussen draagkracht en draaglast.

Kan de last, naar algemeen aanvaarde opvattingen, in redelijkheid gedragen worden door de huisgenoot? Het antwoord op deze vraag is voor iedereen anders. Hulp die weinig moeite kost en in de dagelijkse werkzaamheden van de huisgenoot meegenomen kan worden, mag in redelijkheid van de huisgenoot verwacht worden.

 

De geleverde hulp door de huisgenoot die de gebruikelijke hulp in omvang en intensiteit overstijgt, wordt gezien als niet gebruikelijke hulp. De inzet van mantelzorg (in het verlengde van gebruikelijke hulp) kan er alsnog toe leiden dat een maatwerkvoorziening niet nodig is. Dit betekent dat de huisgenoot gebruikelijke hulp en mantelzorg zou kunnen leveren. Hierbij is het van belang dat onderzocht wordt in hoeverre er bij de huisgenoot, die gebruikelijke hulp en mantelzorg levert, sprake is van (dreigende) overbelasting voor langere tijd. Indien dit het geval blijkt te zijn, zal de hulpvraag van de inwoner (deels) door een maatwerkvoorziening moeten worden opgelost. Dit houdt in dat er of in natura of met een pgb professionele hulp ingezet zal worden.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders op 17 december januari 2019.

Burgemeester en wethouders van Nieuwkoop

mr. G.G.G. Slooters

secretaris

F. Buijserd

burgemeester

Toelichting

De verstrekking van een maatwerkvoorziening (Wmo) of individuele voorziening (Jeugdwet) vindt plaats aanvullend op wat iemand zelf kan bijdragen, en vormt samen met de inzet van de eigen kracht of, indien van toepassing, gebruikelijke hulp of mantelzorg een samenhangend ondersteuningsaanbod, ofwel maatwerk. Daarmee is de rol van de gemeente altijd aanvullend op wat iemand zelf (nog) kan doen, al dan niet met behulp van zijn omgeving en is de eigen verantwoordelijkheid een belangrijk thema in de Wmo en de Jeugdwet.

Onder het begrip eigen verantwoordelijkheid valt de eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg en hulp van andere personen uit het sociale netwerk.

 

Een mogelijk gevaar voor overbelasting van de mantelzorger dient uiteraard rekening mee worden gehouden. Overbelasting van de mantelzorger of dreiging daarvan kan ertoe leiden dat (alsnog) een maatwerkvoorziening geïndiceerd dient te worden.

De verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb is overigens geen passende voorziening indien het de bedoeling is dat de benodigde zorg met een pgb ingezet blijft worden door dezelfde overbelaste huisgenoot/mantelzorger. Overbelasting van een mantelzorger, of de dreiging daarvan, kun je niet compenseren met een financiële vergoeding voor de taken. In geval van overbelasting dienen zorgtaken juist weggenomen te worden en dient de zorg dus door andere zorgverlener(s) uitgevoerd te worden.

 

Los van overbelasting, zal bij een hulpvraag waarbij de intentie is dat de zorginzet (die gebruikelijke hulp én mantelzorg overstijgt) wordt geleverd door de huisgenoot, altijd worden getoetst of dit voor de inwoner een passende voorziening is, bijvoorbeeld omdat het gaat om het aanleren van vaardigheden waarvoor specifieke kennis/kunde is vereist.

 

Maar wanneer overstijgt de inzet van de huisgenoot de gebruikelijke hulp en daarna eventueel de mantelzorg en kun je in redelijkheid een pgb aan de huisgenoot verstrekken?

De wettelijke definitie van mantelzorg en de Memorie van Toelichting (P. 31/32 MvT Wmo 2015) geven aan dat de huisgenoot als pgb-dienstverlener hulp kan leveren indien de geboden hulp in de totale context van de inzet door de huisgenoot het karakter krijgt van intensieve en professionele hulpverlening zoals een professional die zou leveren. Dit betekent dat de huisgenoot niet alleen een pgb-dienstverlener kan zijn. Een eventuele rol als dienstverlener is altijd aanvullend op de rol die de huisgenoot reeds heeft in het kader van gebruikelijke hulp en mantelzorg.

 

P. 31/32 MvT Wmo 2015: “… Hoewel de regering de inzet van het sociale netwerk zeer waardevol vindt, acht zij het wenselijk dat beloning daarvan met een persoonsgebonden budget beperkt blijft tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Een gemeente kan dit het beste beoordelen in samenspraak met de cliënt…”

 

Dit betekent dat het ook mogelijk moet zijn dat een huisgenoot zijn/haar baan (deels) opzegt om via een pgb als dienstverlener (tarief sociaal netwerk) hulp levert, naast de hulp via gebruikelijke hulp en mantelzorg. Voorwaarde hierbij is dat dit in het belang van de inwoner met beperkingen is. Het belang van de huisgenoot die zijn of haar baan (deels) opzegt wordt hierbij ook meegewogen. Het offer dat de huisgenoot zal maken is immers groot en maakt hem of haar kwetsbaar. Immers als de hulp om de een of andere reden ophoudt, zal de huisgenoot ook zijn baan (deels) verliezen.

Indien de hulp van de huisgenoot niet passend is voor de inwoner met beperkingen, zal de gemeente zorg in natura inzetten op een pgb met de voorwaarde dat hiermee alleen professionele ondersteuning zal worden ingekocht.

 

De term “bovengebruikelijke zorg” (zoals gehanteerd onder AWBZ) wordt beleidsmatig niet meer gebruikt. De term suggereert namelijk dat er alleen een vergelijking gemaakt wordt tussen wat gebruikelijk is voor inwoners zonder beperkingen en inwoners met beperkingen. De toets zoals we die maken in het kader van de Wmo en Jeugdwet gaat over de vraag wat in redelijkheid verwacht mag worden van de huisgenoot en gaat verder dan alleen de vraag of de geboden hulp als “normaal” of “gangbaar” gezien kan worden. Over dit laatste kunnen de meningen immers verschillen.

De vraag of de huisgenoot de gebruikelijke hulp aan de inwoner met beperkingen kan leveren, zal onderzocht worden door de huisgenoot te horen/spreken. Huisgenoten hebben hiertoe een medewerkingsverplichting. Beperkingen in de belastbaarheid (fysiek en/ of emotioneel) van een huisgenoot kunnen, indien nodig, worden beoordeeld door een medisch adviseur.

 

Naar boven