Beleidsregels jeugdhulp gemeente Rijswijk 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijswijk;

gezien:

- de Verordening Jeugdhulp gemeente Rijswijk 2018 waarin wordt bepaald dat een aantal taken in het kader van de Verordening Jeugdhulp in beleidsregels nader worden geregeld;

gelet op:

- de bevoegdheid van het college zoals is vastgelegd in de Verordening Jeugdhulp Rijswijk 2018;

besluit:

- vast te stellen de Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Rijswijk 2018,

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    Wet: Jeugdwet;

  • b.

    Verordening: Verordening Jeugdhulp gemeente Rijswijk 2018;

  • c.

    Uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit jeugdhulp 2018;

  • d.

    Gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 5;

  • e.

    Melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • f.

    Verslag: schriftelijke weergave van het onderzoek als bedoeld in artikel 4. Een ondertekend verslag kan door het college aangemerkt worden als een aanvraag van een voorziening.

  • g.

    Jeugdteam: een door het college ingesteld team van deskundigen die het gesprek kunnen voeren en zorgen voor de toeleiding naar individuele voorzieningen.

  • h.

    Ambulante jeugdzorg: zorg aan een jeugdige die niet in een instelling (ziekenhuis, verpleeghuis, etc.) verleend wordt;

  • i.

    Familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouder, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren;

  • j.

    Ondersteuningsplan: plan betreffende de verlening van jeugdhulp als bedoeld in artikel 4.1.3 en hoofdstuk 6 van de Jeugdwet;

  • k.

    Begeleiding: activiteiten waarmee een jeugdige wordt ondersteund bij het uitvoeren van dagelijkse levensverrichtingen en het aanbrengen en behouden van structuur in en regie over het persoonlijk leven;

  • l.

    Dagbehandeling: behandeling overdag waarbij de jeugdige langer dan twee uur is betrokken, maar waarbij geen opname plaatsvindt;

  • m.

    Persoonsgebonden budget (PGB): een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouder, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

  • n.

    Voorziening in natura: een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken;

  • o.

    Voorbehouden handelingen: een specifieke groep binnen de risicovolle handelingen. Het betreft handelingen die door de individuele professionals beroepsmatig worden verricht. In de wet BIG worden 14 risicovolle handelingen aangemerkt als voorbehouden handelingen.

  • p.

    Onafhankelijke cliëntenondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.

  • q.

    Gebruikelijke zorg: is de dagelijkse verzorging en opvoeding die ouder van een jeugdige zonder beperking ook leveren.

  • r.

    Boven gebruikelijke zorg: is de zorg die gewoonlijk de gebruikelijke zorg overstijgt

  • s.

    Alle overige begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Verordening, het landelijk Uitvoeringsbesluit jeugdhulp 2018 en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb)Artikel 2 Artikel met leden en opsommingen

Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende overige voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    Basishulp;

  • ambulante opvoedhulp;

  • begeleiding van een jeugdige met een verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke beperking;

  • kortdurende generalistische basis-ggz bij enkelvoudige problematiek;

  • jongerentrajecten en intensief casemanagement, mede met het oog op jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast;

  • gezinsondersteuning waaronder gezinscoaching;

  • onafhankelijk cliëntondersteuner.

  • b.

    Informatie, trainingen en (opvoed)advies;

  • c.

    Jeugdgezondheidszorg;

  • d.

    Jongerencoaching en participatiebevordering;

  • e.

    Schoolmaatschappelijk werk.

  • 2.

    Een actueel overzicht van de beschikbare overige voorzieningen is opgenomen in het CJG productenboek (digitaal).

  • 3.

    De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

  • ambulante jeugdhulp;

  • begeleiding individueel;

  • begeleiding in groep;

  • behandeling individueel;

  • behandeling in groep;

    • crisis;

    • crisis met verblijf;

  • daghulp;

  • enkelvoudige ernstige dyslexie, diagnose en behandeling;

  • expertise en behandelcentrum geweld in afhankelijkheidsrelaties;

  • forensische hulp;

  • gedwongen kader;

  • generalistische basisjeugdhulp;

  • gesloten jeugdhulp;

  • jeugd- en opvoedhulp;

  • jeugd (SG)LVB;

  • langdurige specialistische ggz bij complexe problematiek;

  • (L)VB jeugd GGZ en complexe problematiek;

  • medische kinderdagbehandeling;

  • open jeugdzorg;

  • open jeugdzorg en verblijf;

  • persoonlijke verzorging bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) die gericht is op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid;

  • pleegzorg;

  • residentiële hulp;

  • sociaal medische indicatie (SMI)

  • specialistische ambulante opvoedhulp bij langdurige complexe problematiek;

  • specialistische (dag)behandeling in combinatie met verzorging van verstandelijk beperkte jeugd;

  • specialistische GGZ

  • verblijf;

  • vervoer;

  • volledig pakket thuis.

  • 4.

    De beschikbare individuele voorzieningen zijn de voorzieningen als opgenomen in de inkoopovereenkomsten.

  • 5.

    A. In de inkoopovereenkomsten is voor ZIN (zorg in natura) de duur van de soort handeling om ondersteuning in te kunnen zetten via de toegang vastgelegd. B.In de inkoopovereenkomsten zijn de kosten en de duur van elke handeling van ZIN opgenomen.

Hoofdstuk 3 – Proces van toekenning individuele voorziening.

Artikel 3 Toegang jeugdhulp – melding hulpvraag en afwegingsfactoren

  • 1.

    De jeugdige en ouder kunnen een hulpvraag melden bij het door het college ingestelde jeugdteam. Zij kunnen daarbij verzoeken om toeleiding naar een overige voorziening of toekenning van een individuele voorziening. Een individuele voorziening wordt verleend door een collegebesluit.

  • 2.

    Bij de toekenning van een individuele voorziening houdt het college rekening met de eigen verantwoordelijkheid en de mogelijkheden van de jeugdige en zijn omgeving.

  • Alle mogelijkheden die zich bij de jeugdige zelf, zijn gezin of in het netwerk of naaste omgeving bevinden worden ingezet. De behoefte aan ondersteuning die daarna nog bestaat is leidend voor het oordeel of een en welke individuele voorziening wordt toegekend.

  • 3.

    Tot de eigen verantwoordelijkheid behoort de normale, dagelijkse zorg die ouder en inwonende volwassenen geacht worden elkaar onderling te bieden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan de jeugdige:

  • Het begeleiden van de jeugdige bij het normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer zoals het bezoeken van familie, huisarts, ziekenhuis ed.

  • Het bieden van hulp bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden behoren, zoals het doen van de administratie.

  • Het leren omgaan van derden met de jeugdigen.

  • 4.

    Voor jeugdigen geldt dat er een bandbreedte is in het normale ontwikkelingsprofiel. Tussen jeugdigen van dezelfde leeftijd kan de omvang van de zorg (per dag) verschillen.

  • Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouder voor jeugdigen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen van de jeugdige zijn opgenomen in bijlage 2.

  • 5.

    Gebruikelijke zorg bij jeugdigen kan activiteiten omvatten die niet standaard bij alle jeugdigen voorkomen. Van boven gebruikelijke zorg bij jeugdigen in chronische situaties is pas sprake wanneer de omvang van de zorg substantieel meer is dan een gezonde jeugdige van dezelfde leeftijd gemiddeld nodig heeft. Met substantieel wordt bedoeld een omvang van gemiddeld meer dan een uur per etmaal.

  • 6.

    Gebruikelijke zorg bij jeugdigen omvat ook een geïntensiveerde zorgbehoefte als gevolg van een tijdelijk (gezondheids)probleem. Dit is het geval als sprake is van een zorgsituatie van maximaal drie maanden met uitzicht op herstel van het (gezondheids)probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige.

  • 7.

    Boven gebruikelijke zorg betreft zorg in een chronische situatie, waarbij de gebruikelijke zorg in vergelijking tot jeugdigen zonder beperking van dezelfde leeftijdscategorie substantieel wordt overschreden.

  • 8.

    Het door de ouder aan de jeugdige bieden van een beschermende woonomgeving wordt als gebruikelijke zorg aangemerkt, ook als er sprake is van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking.

  • 9.

    Bij het oordeel of de ouder in staat zijn de gebruikelijke zorg te leveren wordt rekening gehouden met:

  • a.

    Bij de ouder aanwezige geobjectiveerde beperkingen en/of het ontbreken van kennis/vaardigheden om gebruikelijke zorg ten behoeve van de jeugdige uit te voeren en deze vaardigheden ook niet aan te leren zijn;

  • b.

    (Dreigende) overbelasting van de ouder, totdat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven.

  • Daarbij geldt het volgende:

  • i.

    Wanneer er voor de ouder eigen mogelijkheden en/of andere voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen dienen deze eigen mogelijkheden en/of andere voorzieningen te worden aangewend;

  • ii.

    Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke zorg, wel of niet in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke zorg voor op die maatschappelijke activiteiten.

  • 10.

    Voor zover de jeugdige van 12 jaar of ouder geen intieme persoonlijke verzorging wil ontvangen van de ouder wordt geen bijdrage verwacht van de ouder.

  • 11.

    De richtlijnen gebruikelijke zorg van CIZ zijn voor dit artikel van toepassing (Bijlage 2).

Artikel 4 Vooronderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt in overleg met de jeugdige en/of zijn ouder alle voor het gesprek, zoals bedoeld in artikel 7 van de verordening, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en/of ouder en hun situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met jeugdige en/of ouder een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en/of zijn ouder op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan op te stellen. Als de jeugdige en/of zijn ouder daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouder aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouder verstrekken in ieder geval ter inzage een identificatiedocument al bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

  • a.

    Voor het helder in kaart brengen van de hulp/ondersteuningsvraag maakt een professional gebruik van de Gezamenlijk Inschatten van Zorgbehoeften (GIZ) methodiek.

  • 3.

    Indien de gegevens van de jeugdige en/of ouder en hun situatie reeds voldoende bekend zijn bij het college en/of niet zijn gewijzigd ten opzichte van een eerdere melding dan wel aanvraag, kan het college in overleg met de jeugdige en/of zijn ouder afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    Relevante gegevens uit het vooronderzoek worden vastgelegd in het verslag.

Artikel 5 Gesprek/onderzoek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouder, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

  • a.

    De behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

  • b.

    Het gewenste resultaat van de in te zetten jeugdhulp;

  • c.

    Het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouder om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

  • d.

    De mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

  • e.

    De mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

  • f.

    De mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

  • g.

    De wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

  • h.

    De mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de jeugdige of zijn ouder in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Als de jeugdige en zijn ouder een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouder over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure. Het college vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 4.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouder afzien van een gesprek.

Artikel 6 Gespreksverslag

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek als bedoeld in artikel 5.

  • 2.

    Binnen uiterlijk tien werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouder een verslag van de uitkomsten van het onderzoek tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3.

    De jeugdige of zijn ouder tekenen het verslag voor gezien of akkoord en zorg(en) ervoor dat een getekend exemplaar binnen uiterlijk tien werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee het gesprek is gevoerd.

  • 4.

    Als de jeugdige of zijn ouder tekenen voor gezien, kunnen zij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom zij niet akkoord zijn.

  • 5.

    Als de jeugdige of zijn ouder van mening zijn dat hij in aanmerking komt voor een individuele voorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag.

  • 6.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouder worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1.

    Indien de jeugdige en zijn ouder een aanvraag om een individuele voorziening in willen dienen doen zij dat schriftelijk bij het college.

  • 2.

    Het college kan een ondertekend onderzoeksverslag, gespreksverslag of een ondersteuningsplan aanmerken als aanvraag wanneer de jeugdige of zijn ouder data op het verslag hebben aangegeven.

  • 3.

    Voor de ontvangen aanvragen als bedoeld in lid 1 en 2 stuurt het college een ontvangstbevestiging.

Artikel 8 Familiegroepsplan

Een familiegroepsplan kan worden ingezet in die situaties waar de inzet van jeugdhulp mogelijk (gedeeltelijk) vermeden kan worden door het opstellen en uitvoeren van een familiegroepsplan door familie en netwerk. Het college stelt een format ondersteuningsplan beschikbaar. Dit format kan als basis dienen voor het opstellen van een familiegroepsplan.

Hoofdstuk 4 Het persoonsgebonden budget

Artikel 9 De voorziening PGB

  • 1.

    Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt indien ten behoeve van een jeugdige aanspraak kan worden gemaakt op een voorziening als bedoeld in artikel 11 van de verordening Jeugdhulp 2018.

  • 2.

    De jeugdige en zijn ouder moeten een verzoek indienen voor een voorziening in PGB bij het college. Dit kan via een beschikbaar gesteld aanvraagformulier voor het verkrijgen van een PGB.

  • 3.

    Het college stelt de volgende weigeringsgronden ten aanzien van een PGB:

  • a.

    Een persoonsgebonden budget wordt geweigerd als de budgetbeheerder niet voldoet aan de vereisten als bedoeld in artikel 11.4 en 11.7 van de Verordening;

  • b.

    Dat een budgetbeheerder niet bekwaam is als bedoeld in het eerste lid onder a kan onder meer blijken uit een of meer van de navolgende omstandigheden:

  • i.

    de budgetbeheerder zich, gelet op de door hem verstrekte gegevens of bescheiden, kennelijk onvoldoende heeft georiënteerd op het door het college gecontracteerde zorgaanbod.

  • ii.

    de budgetbeheerder naar het oordeel van het college niet in staat is te achten op eigen kracht of met hulp van een vertegenwoordiger, gemachtigde of zaakwaarnemer de door hem verkozen zorgverlener of zorg verlenende instantie op zodanige wijze aan te sturen en hun werkzaamheden op elkaar af te stemmen, dat sprake is of zal zijn van verantwoorde zorg.

  • 4.

    Voor zorg vanuit dwang wordt in beginsel geen PGB beschikbaar gesteld.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 10 Vertrouwenspersoon

  • 1.

    De functie van de vertrouwenspersoon wordt uitgevoerd door de Stichting Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg en geldt voor alle vormen van jeugdhulp.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde functie is voor de jeugdige en zijn ouder gratis.

Artikel 11 Inspraak en medezeggenschap

  • 1.

    De beleidsregels voor de jeugdhulp voor Rijswijk 2018 worden gepubliceerd op de website van de gemeente Rijswijk en ter inzage gelegd bij de publieksbalie. Tevens worden deze regels besproken in de adviesraad Sociaal Domein.

  • 2.

    Het college nodigt minimaal eenmaal per jaar ingezetenen, jeugdigen en vertegenwoordigers van jeugdigen uit voor overleg over beleid betreffende jeugdhulp en de uitvoering daarvan. Het college maakt dit overleg minimaal 3 weken van te voren openbaar bekend. Daarbij worden genodigden opgeroepen punten voor de agenda aan te dragen.

  • 3.

    Het college kan het in lid 2 genoemde overleg organiseren in samenwerking met de colleges van andere gemeenten van de regio Haaglanden.

Artikel 12 Klachtenregeling

  • 1.

    Voor klachten over de dienstverlening van een medewerker die in dienst is van de gemeente kan gebruik gemaakt worden van de klachtenregeling van de gemeente Rijswijk.

  • 2.

    Voor klachten over de dienstverlening van een medewerker die in dienst is van een jeugdhulporganisatie kan men zich richten tot de jeugdhulporganisatie.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouder afwijken van de bepalingen in dit besluit, als toepassing van dit besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 18 december 2018.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels jeugdhulp 2018

Aldus besloten in de vergadering van college van burgemeester en wethouders, gehouden op 18 december 2018.

De secretaris,

Drs. M. Middeldorp

De burgemeester,

Drs. M.J. Bezuijen.

Bijlage 1 Afkortingenlijst

ADL ALGEMENE DAGELIJKSE LEVENSVERRICHTINGEN

AWB ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

CIZ CENTRUM INDICATIESTELLING ZORG

CSLM CONTINUE, SYSTEMATISCHE, LANGDURIGE EN MULTIDISCIPLINAIRE ZORG

DSM DIAGNOSTISCH EN STATISTISCH HANDBOEK VOOR PSYCHISCHE STOORNISSEN

GBGGZ GENERALISTISCHE BASIS GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG

GIZ GEZAMENLIJK INSCHATTEN ZORGBEHOEFTEN

LVB LICHT VERSTANDELIJK BEPERKT

PGB PERSOONSGEBONDEN BUDGET

(SG)LVB STERK GEDRAGSGESTOORD LICHT VERSTANDELIJK BEPERKT

SGGZ SPECIALISTISCHE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG

SVB SOCIALE VERZEKERINGSBANK

TBS TER BESCHIKKING STELLING

WMO WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

ZIN ZORG IN NATURA

ZVW ZORGVERZEKERINGSWET

Bijlage 2.

Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouder voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen van het kind in relatie tot jeugdhulp.

Kinderen van 0 tot 3 jaar

hebben bij alle activiteiten zorg van een ouder nodig;

• ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

• zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen.

• hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

• hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

• hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

• kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

• ontvangen zindelijkheidstraining van ouder/verzorgers;

• hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

• hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

• zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven.

• hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

• kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving

van de woning als ouder thuis is);

• hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;

• hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

• zijn overdag zindelijk, en 's nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouder/verzorgers;

• hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan.

• hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

• kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

• kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;

• kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

• hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

• hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

• hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv- huiswerk of het zelfstandig gaan wonen).

• hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Bijlage 3 .

Aanvaardbaarheidspercentages besteding pgb in het buitenland 201 7

Kortingspercentages op het pgb in het buitenland zoals bedoeld in de artikel.

Andorra 100%

Aruba 60%

Australië 100%

Bosnië 43%

België 100%

Bonaire 60%

Canada 100%

Curaçao 60%

Denemarken 100%

Duitsland 100%

Finland 100%

Frankrijk 100%

Griekenland 78%

Hongarije 57%

Hong Kong 100%

Ierland 100%

IJsland 100%

Israël 83%

Italië 92%

Japan 89%

Kroatië 44%

Liechtenstein 100%

Luxemburg 100%

Maleisië 37%

Malta 63%

Mexico 43%

Monaco 100%

Nieuw-Zeeland 72%

Noorwegen 100%

Oostenrijk 100%

Polen 48%

Portugal 69%

Roemenië 33%

Rusland 38%

Saba 60%

Servië 43%

Singapore 100%

Sint Eustatius 60%

Sint Maarten 60%

Slowakije 50%

Spanje 85%

Suriname 48%

Thailand 31%

Tsjechië 59%

Turkije 41%

Verenigd Koninkrijk 100%

Verenigde Staten 100%

Zuid-Afrika 42%

Zuid-Korea 72%

Zweden 100%

Zwitserland 100%

Het aanvaardbaarheidspercentage voor alle ontbrekende landen is 30%.

Van: Zorginstituut Nederland AWBZ-kompas persoonsgebonden budget

Naar boven