Gemeenteblad van Drechterland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drechterland | Gemeenteblad 2020, 308031 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drechterland | Gemeenteblad 2020, 308031 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechterland 2020
De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verplicht de gemeenteraad om bij verordening regels te stellen over de te verstrekken voorzieningen. Deze verordening is in december 2019 behandeld door de raad en vastgesteld.
Aanvullend op de verordening dient nadere regelgeving, zoals het financieel besluit, te worden vastgesteld. Dit is een bevoegdheid van het college, maar de verordening geldt als het uitgangspunt. In het financieel besluit worden onder meer de maximale bedragen voor een persoonsgebonden budget vastgelegd.
Wat het persoonsgebonden budget (verder pgb) betreft dient het financieel besluit aan een aantal wettelijke voorwaarden te voldoen.
a. Wijze van vaststelling van het pgb moet geregeld zijn in een verordening
De manier waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld, moet de gemeenteraad in de verordening regelen, dit is niet aan het college. Ook het onderscheid tussen verschillende tarieven (bijvoorbeeld formele en informele hulp) moet in de verordening worden vastgelegd. Dat is gebeurd in artikel 7 van de verordening.
b. Het pgb moet toereikend zijn om de zorg en ondersteuning in te kopen
Dit is af te leiden uit de Wmo 2015. Het pgb is anders geen zinvol alternatief. Deze voorwaarde is geborgd in artikel 7 lid 1 sub b van de verordening.
c. Het pgb kan worden geweigerd als het pgb meer bedraagt dan zorg in natura
De gemeente kan een pgb weigeren als het gevraagde bedrag hoger ligt dan de kostprijs van de voorziening in natura (Wmo en artikel 7 lid 1 sub c in de verordening). Dat betekent niet dat bij een afwijzing de enkele verwijzing naar het tarief voor zorg in natura voldoende is. De gemeente dient te onderzoeken of de cliënt bij tenminste één aanbieder voor dit tarief de benodigde zorg kan inkopen.
d. De opbouw van de hoogte van het pgb moet inzichtelijk zijn
Het college moet inzichtelijk kunnen maken op welke manier de hoogte van een pgb is berekend. Dat volgt uit de jurisprudentie. Door het vaststellen van het financieel besluit en de toelichting hierop wordt dit mede mogelijk gemaakt. In de beschikking moet de opbouw van het tarief worden vermeld. Dit is opgenomen in artikel 5 lid 7 van de verordening.
e. Geen maximum tarief per periode
Gemeenten mogen geen maximum tarief per periode (bijvoorbeeld een maand) hanteren voor toekenning van een pgb. De te treffen voorziening moet de beperkingen in de zelfredzaamheid en de participatie van de cliënt compenseren. Het hanteren van een maximum totaalbedrag aan pgb kan hier tegenin druisen. Wat voor de ene cliënt een toereikend pgb is, kan immers voor de andere cliënt niet toereikend zijn. In het besluit wordt uitgegaan van een uurtarief, daardoor is compensatie voor de individuele cliënt geborgd (zie verder hieronder).
Door de nieuwe aanbesteding geldt dat zorgaanbieders vanaf 1 januari 2020 een vast tarief ontvangen per cliënt, per profiel, per pakket. Doordat het bij een zorgaanbieder om grote aantallen gaat, worden de kosten van een cliënt die meer zorg nodig heeft, gecompenseerd met de kosten van een cliënt die minder zorg afneemt. Voor de zorgaanbieder zal het totaal uiteindelijk uitkomen op een gemiddeld tarief.
Voor een individuele cliënt gaat dit niet op, deze kan alleen zijn eigen zorg inkopen. Daarom is in het besluit gekozen om bij het toekennen van een pgb, dit te indiceren in het aantal benodigde uren ondersteuning wanneer uit het pgb-plan blijkt dat het arrangementstarief niet toereikend is. Alleen op deze manier kunnen we borgen dat het pgb bedrag voor de cliënt toereikend is om de benodigde zorg zelf in te kopen (zie voorwaarde b. hierboven).
Dan is het daarna de vraag hoe de maximale pgb tarieven voor huishoudelijke ondersteuning, begeleiding en dagbesteding kunnen worden afgeleid van de arrangementstarieven voor zorg in natura. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de onderbouwing zoals door de zorgaanbieder is aangegeven.
Tarief huishoudelijke ondersteuning (HO)
Bij de onderbouwing van de tarieven van de arrangementen is voor HO gerekend met € 27,24 per uur. Als dit wordt geïndexeerd met 2,54% komt dit voor 2020 op € 27,93 per uur.
Er is één tarief voor HO en niet meer zoals in voorgaande jaren drie tarieven (HO1, HO2 en HO3).
Voor begeleiding worden drie tarieven vastgesteld: licht, middel, zwaar. Zorgaanbieders hebben in de onderbouwing aangegeven welke functieschalen zij inzetten voor de verschillende intensiteiten. Op basis van deze opgave zijn voor de verschillende intensiteiten tarieven berekend.
Bepaling uurtarieven dagbesteding
Voor dagbesteding hangt de hoogte van het tarief af van de groepsgrootte. Bij een groep van acht personen zijn de kosten per persoon lager dan bij een groepsgrootte van zes personen. Bij de berekening van de tarieven voor 2020 zijn per profiel de kosten per begeleider berekend. Dit komt neer op gemiddeld € 235,20 voor één dagdeel, geïndexeerd voor 2020. Als wordt gedeeld door 6 of 8, komt dit neer op tarieven van respectievelijk € 39,20 en € 29,40 per dagdeel van 4 uur per persoon.
In artikel 7 van de verordening is vastgelegd dat het college een lager pgb tarief kan hanteren, bijvoorbeeld als de zorg wordt geleverd door ZZP-ers:
Dit is als zodanig uitgewerkt in het besluit.
Hoogte pgb voor informele hulp
Door een wijziging van de uitvoeringsregeling Wmo 2015 heeft de wetgever het mogelijk gemaakt om voor sommige vormen van informele hulp een pgb lager dan het minimumloon te vergoeden. Gemeenten kunnen er voor kiezen om één of beide tegemoetkomingen in het gemeentelijk beleid op te nemen. In de verordening is niet gekozen voor de gewijzigde uitvoeringsregeling (maximaal € 141 per kalendermaand) maar wordt aangesloten bij het tarief zoals genoemd in artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg, namelijk € 20 per uur en € 16,00 als het huishoudelijke ondersteuning betreft.
Dit is overgenomen in het besluit.
Het pgb-tarief voor informele hulp moet toereikend zijn om tenminste het wettelijke minimumloon en vakantiegeld te betalen. Er kan namelijk sprake zijn van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. De tarieven zoals genoemd in het besluit liggen boven het wettelijk minimumloon. Dat is bij een 36-urige werkweek € 10,60 per uur voor iemand van 21 jaar en ouder.
In de verordening en het besluit over 2018 is geen indexeringsbepaling opgenomen.
In de nieuwe verordening wordt de indexering van de tarieven voor het persoonsgebonden budget gedelegeerd aan het college. Opgenomen is dat voor de indexering wordt gerekend met het percentage van de jaarmutatie van de CPI (consumenten prijsindex) van oktober van het voorgaande jaar.
Bedragen die opgenomen zijn in beschikkingen waarvan de looptijd nog niet ten einde is, worden niet tussentijds geïndexeerd.
De hoogte van een pgb voor een zaak (rolstoel en andere hulpmiddelen) wordt vastgesteld op basis van de kostprijs van de zaak in natura (zie artikel 7 van de verordening). Er wordt rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijvingen alsmede de onderhouds- en verzekeringskosten indien noodzakelijk. In de praktijk betekent dit dat het pgb wordt afgeleid van de huurprijs die de gemeente betaalt bij de huidige leverancier vermenigvuldigd naar 6 jaar. In de huurprijs is reeds een bedrag voor onderhouds- en verzekeringskosten opgenomen.
Aangezien dit contract reeds een indexeringsclausule kent, is een aparte indexeringsclausule hier niet nodig.
Bij een woningaanpassing waarvan de kosten naar verwachting minder dan € 20.000,00 bedragen, dient tenminste één offerte te worden opgevraagd. Bedraagt de woningaanpassing naar verwachting meer dan € 20.000,00 dan dienen tenminste twee offertes te worden opgevraagd.
Gekozen wordt voor het bedrag van de goedkoopste aanbieder.
Het pgb voor een traplift wordt op een vast bedrag gesteld en wel € 3.251,76. Het bedrag voor onderhoud, reparatie en keuring is gelijk aan de werkelijke kosten en worden jaarlijks toegekend. Het all-in tarief voor jaarlijks onderhoud bedraagt € 128,78.
Voor verhuis- en herinrichtingskosten wordt een pgb van € 2.500,00 verstrekt. Dit is gebaseerd op de kosten van een verhuizer ad € 1.000,00 en herinrichtingskosten ad € 1.500,00.
Het bedrag van € 2.500,00 kan ook worden verstrekt indien cliënt afziet van verhuizing naar een andere, meer geschikte, woning en zelf in de kosten wil voorzien van het geschikt maken van de woning.
De hoogte van een pgb voor een scootmobiel wordt vastgesteld op basis van de huurprijs (inclusief onderhoud, reparatie en verzekering) van de goedkoopst adequate voorziening over 6 jaar.
Per taxi, rolstoeltaxi of infomeel vervoer
Wanneer het medisch noodzakelijk is per individueel vervoer zoals taxi of rolstoeltaxi te reizen, wordt het Pgb toegekend uitgaande van een gemiddelde reis van 20 kilometer per keer en een jaarlijks bereik van 1.500 kilometer per jaar. Er gelden verschillende tarieven voor eigen vervoer, taxi of informeel vervoer.
De hoogte van de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening is vastgelegd in artikel 8 van de verordening. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening is gelijk aan de kostprijs tot maximaal € 19,00 per maand. Ook de uitzonderingen worden in artikel 8 van de verordening genoemd. Daarmee is de eigen bijdrage gelijk aan het abonnementstarief zoals opgenomen in het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
Voor het gebruik van het collectief vervoer (dit is in de verordening uitgezonderd van het abonnementstarief) geldt een niet-inkomensafhankelijke ritbijdrage. De tarieven worden in het financieel besluit genoemd en liggen gelijk aan de bijdrage die gevraagd wordt in de Regio-taxi West-Friesland.
Voor de eerste vijfhonderd zones geldt een laag eigen bijdrage-tarief. Daarboven geldt een hoog eigen bijdrage-tarief. Reden hiervoor is dat een cliënt over een adequate vervoersvoorziening beschikt wanneer hij 1.500 kilometer kan rijden. Daarboven bestaat nog wel de mogelijkheid om te reizen, maar wordt een hogere bijdrage gevraagd omdat dit in principe buiten de werking van de Wmo valt.
Om redenen van substantiële personele inzet bij administratieve handelingen in relatie tot de kosten van de voorzieningen wordt geen eigen bijdrage gevraagd bij een individuele vervoersvoorziening. Ook wordt geen eigen bijdrage gevraagd bij voorzieningen die door meer mensen te gebruiken zijn of bij een driejaarlijkse forfaitaire tegemoetkoming voor een sportvoorziening.
De indexering van de hoogte van de eigen bijdrage loopt gelijk met die van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Zo lopen deze bedragen in de pas.
De indexering van de eigen bijdrage voor collectief vervoer is gelijk aan de eigen bijdrage die voor ritten in de Regio-taxi West-Friesland betaald moeten worden.
In het besluit kan ook een andere instantie dan het CAK worden genoemd voor het opleggen en innen van de eigen bijdrage voor opvang. Daar wordt geen gebruik van gemaakt.
In het financieel besluit wordt wel de Regiotaxi opgenoemd als degene die de eigen bijdrage voor collectief vervoer kan opleggen en innen.
HOOFDSTUK 2 EIGEN BIJDRAGE MAATWERKVOORZIENINGEN
Artikel 3 Omvang en duur eigen bijdrage voor zorg in natura
De verschuldigde eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening, niet zijnde collectief vervoer, wordt afgestemd op de financiële draagkracht als bedoeld in artikel 2 en de kosten van de voorziening zoals hieronder uitgewerkt.
Voor een voorziening die door het college wordt gekocht en in bruikleen wordt verstrekt is belanghebbende gedurende de gebruiksperiode van de voorziening per maand een eigen bijdrage verschuldigd, gebaseerd op de kostprijs van de voorziening, inclusief eventueel kosten voor onderhoud, reparatie en verzekering gedurende de gebruiksperiode.
Voor huishoudelijke ondersteuning, begeleiding individueel en begeleiding groep of dagbesteding vallend binnen een arrangement die door het college als zorg in natura wordt verstrekt is belanghebbende gedurende de gebruiksperiode van de ondersteuning per maand een eigen bijdrage verschuldigd die is gebaseerd op de prijs die de gemeente heeft aanbesteed.
Het Pgb voor diensten wordt per 1 januari 2020 vastgesteld op basis van de volgende uur tarieven inclusief vakantietoeslag:
Wanneer de voorziening via zorg in natura in huur wordt afgenomen door de gemeente:
Het Pgb voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld op basis van de gekapitaliseerde tegenwaarde van de huurprijs inclusief onderhoud, reparatie en verzekering van de goedkoopst adequate voorziening zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald over een periode van 6 jaar.
Aanpassen woning of aanschaf woonvoorziening
Het Pgb voor een woonvoorziening wordt vastgesteld op basis van één of meer offertes waaruit blijkt wat de kosten voor een voorziening zijn wanneer zorg in natura wordt verstrekt. Bij een bedrag hoger dan € 20.000 inclusief b.t.w. worden minimaal twee offertes opgevraagd.
Onderhoud, reparatie en keuring
De hoogte van het Pgb voor de kosten van onderhoud of reparatie en -indien benodigd- keuring is gelijk aan de werkelijke kosten, voor zover deze het gevolg zijn van normaal gebruik en niet toe te rekenen zijn aan omstandigheden die veroorzaakt zijn door de cliënt of derden. Voor een traplift wordt € 128,78 toegerekend voor jaarlijks all-in onderhoud conform zorg in natura.
Indien men afziet van verhuizing naar een andere, meer geschikte woning en zelf in de kosten wil voorzien van het geschikt maken van de woning wordt een Pgb toegekend ter hoogte van de verhuiskostenvergoeding, mits na gereedkomen van de voorziening blijkt dat de woning verder adequaat is voor het gebruik door de cliënt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-308031.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.