Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechterland 2020

Inleiding

De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verplicht de gemeenteraad om bij verordening regels te stellen over de te verstrekken voorzieningen. Deze verordening is in december 2019 behandeld door de raad en vastgesteld.

Aanvullend op de verordening dient nadere regelgeving, zoals het financieel besluit, te worden vastgesteld. Dit is een bevoegdheid van het college, maar de verordening geldt als het uitgangspunt. In het financieel besluit worden onder meer de maximale bedragen voor een persoonsgebonden budget vastgelegd.

 

1. PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Wat het persoonsgebonden budget (verder pgb) betreft dient het financieel besluit aan een aantal wettelijke voorwaarden te voldoen.

a. Wijze van vaststelling van het pgb moet geregeld zijn in een verordening

De manier waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld, moet de gemeenteraad in de verordening regelen, dit is niet aan het college. Ook het onderscheid tussen verschillende tarieven (bijvoorbeeld formele en informele hulp) moet in de verordening worden vastgelegd. Dat is gebeurd in artikel 7 van de verordening.

b. Het pgb moet toereikend zijn om de zorg en ondersteuning in te kopen

Dit is af te leiden uit de Wmo 2015. Het pgb is anders geen zinvol alternatief. Deze voorwaarde is geborgd in artikel 7 lid 1 sub b van de verordening.

c. Het pgb kan worden geweigerd als het pgb meer bedraagt dan zorg in natura

De gemeente kan een pgb weigeren als het gevraagde bedrag hoger ligt dan de kostprijs van de voorziening in natura (Wmo en artikel 7 lid 1 sub c in de verordening). Dat betekent niet dat bij een afwijzing de enkele verwijzing naar het tarief voor zorg in natura voldoende is. De gemeente dient te onderzoeken of de cliënt bij tenminste één aanbieder voor dit tarief de benodigde zorg kan inkopen.

d. De opbouw van de hoogte van het pgb moet inzichtelijk zijn

Het college moet inzichtelijk kunnen maken op welke manier de hoogte van een pgb is berekend. Dat volgt uit de jurisprudentie. Door het vaststellen van het financieel besluit en de toelichting hierop wordt dit mede mogelijk gemaakt. In de beschikking moet de opbouw van het tarief worden vermeld. Dit is opgenomen in artikel 5 lid 7 van de verordening.

e. Geen maximum tarief per periode

Gemeenten mogen geen maximum tarief per periode (bijvoorbeeld een maand) hanteren voor toekenning van een pgb. De te treffen voorziening moet de beperkingen in de zelfredzaamheid en de participatie van de cliënt compenseren. Het hanteren van een maximum totaalbedrag aan pgb kan hier tegenin druisen. Wat voor de ene cliënt een toereikend pgb is, kan immers voor de andere cliënt niet toereikend zijn. In het besluit wordt uitgegaan van een uurtarief, daardoor is compensatie voor de individuele cliënt geborgd (zie verder hieronder).

Pgb tarief voor diensten

Aanbesteding 2020

Door de nieuwe aanbesteding geldt dat zorgaanbieders vanaf 1 januari 2020 een vast tarief ontvangen per cliënt, per profiel, per pakket. Doordat het bij een zorgaanbieder om grote aantallen gaat, worden de kosten van een cliënt die meer zorg nodig heeft, gecompenseerd met de kosten van een cliënt die minder zorg afneemt. Voor de zorgaanbieder zal het totaal uiteindelijk uitkomen op een gemiddeld tarief.

Voor een individuele cliënt gaat dit niet op, deze kan alleen zijn eigen zorg inkopen. Daarom is in het besluit gekozen om bij het toekennen van een pgb, dit te indiceren in het aantal benodigde uren ondersteuning wanneer uit het pgb-plan blijkt dat het arrangementstarief niet toereikend is. Alleen op deze manier kunnen we borgen dat het pgb bedrag voor de cliënt toereikend is om de benodigde zorg zelf in te kopen (zie voorwaarde b. hierboven).

 

Dan is het daarna de vraag hoe de maximale pgb tarieven voor huishoudelijke ondersteuning, begeleiding en dagbesteding kunnen worden afgeleid van de arrangementstarieven voor zorg in natura. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de onderbouwing zoals door de zorgaanbieder is aangegeven.

Tarief huishoudelijke ondersteuning (HO)

Bij de onderbouwing van de tarieven van de arrangementen is voor HO gerekend met € 27,24 per uur. Als dit wordt geïndexeerd met 2,54% komt dit voor 2020 op € 27,93 per uur.

Er is één tarief voor HO en niet meer zoals in voorgaande jaren drie tarieven (HO1, HO2 en HO3).

Tarief begeleiding

Voor begeleiding worden drie tarieven vastgesteld: licht, middel, zwaar. Zorgaanbieders hebben in de onderbouwing aangegeven welke functieschalen zij inzetten voor de verschillende intensiteiten. Op basis van deze opgave zijn voor de verschillende intensiteiten tarieven berekend.

  • Licht: laagste (reken)tarief 2019 voor arrangementen plus indexatie 2,54%, komt neer op € 47,30 per uur in 2020

  • Middel: gemiddelde van (reken)tarieven 2019 voor begeleiding plus indexatie 2,54%, komt neer op € 53,43 per uur in 2020

  • Zwaar: hoogste (reken)tarief 2019 voor arrangementen plus indexatie 2,54%, komt neer op € 59,87 per uur in 2020

Bepaling uurtarieven dagbesteding

Voor dagbesteding hangt de hoogte van het tarief af van de groepsgrootte. Bij een groep van acht personen zijn de kosten per persoon lager dan bij een groepsgrootte van zes personen. Bij de berekening van de tarieven voor 2020 zijn per profiel de kosten per begeleider berekend. Dit komt neer op gemiddeld € 235,20 voor één dagdeel, geïndexeerd voor 2020. Als wordt gedeeld door 6 of 8, komt dit neer op tarieven van respectievelijk € 39,20 en € 29,40 per dagdeel van 4 uur per persoon.

ZZP-ers en combinaties

In artikel 7 van de verordening is vastgelegd dat het college een lager pgb tarief kan hanteren, bijvoorbeeld als de zorg wordt geleverd door ZZP-ers:

  • maximaal 100 % van het toepasselijk tarief per arrangement indien uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een aanbieder;

  • maximaal 85 % van het toepasselijk tarief per arrangement indien uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst als ZZP-er;

  • met een pgb hulp of ondersteuning wordt ingekocht waarbij er sprake is van een combinatie van hulp door een professionele hulpverlener en hulp of ondersteuning door iemand uit het sociaal netwerk (stapeling) wordt een passend tarief vastgesteld;

  • dat laatste gebeurt ook als een arrangement wordt toegewezen waarbij een deel wordt verstrekt via pgb en een deel via ingekochte aanbieders.

Dit is als zodanig uitgewerkt in het besluit.

Hoogte pgb voor informele hulp

Door een wijziging van de uitvoeringsregeling Wmo 2015 heeft de wetgever het mogelijk gemaakt om voor sommige vormen van informele hulp een pgb lager dan het minimumloon te vergoeden. Gemeenten kunnen er voor kiezen om één of beide tegemoetkomingen in het gemeentelijk beleid op te nemen. In de verordening is niet gekozen voor de gewijzigde uitvoeringsregeling (maximaal € 141 per kalendermaand) maar wordt aangesloten bij het tarief zoals genoemd in artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg, namelijk € 20 per uur en € 16,00 als het huishoudelijke ondersteuning betreft.

Dit is overgenomen in het besluit.

 

Het pgb-tarief voor informele hulp moet toereikend zijn om tenminste het wettelijke minimumloon en vakantiegeld te betalen. Er kan namelijk sprake zijn van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. De tarieven zoals genoemd in het besluit liggen boven het wettelijk minimumloon. Dat is bij een 36-urige werkweek € 10,60 per uur voor iemand van 21 jaar en ouder.

Indexering

In de verordening en het besluit over 2018 is geen indexeringsbepaling opgenomen.

In de nieuwe verordening wordt de indexering van de tarieven voor het persoonsgebonden budget gedelegeerd aan het college. Opgenomen is dat voor de indexering wordt gerekend met het percentage van de jaarmutatie van de CPI (consumenten prijsindex) van oktober van het voorgaande jaar.

Bedragen die opgenomen zijn in beschikkingen waarvan de looptijd nog niet ten einde is, worden niet tussentijds geïndexeerd.

Pgb voor zaken

De hoogte van een pgb voor een zaak (rolstoel en andere hulpmiddelen) wordt vastgesteld op basis van de kostprijs van de zaak in natura (zie artikel 7 van de verordening). Er wordt rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijvingen alsmede de onderhouds- en verzekeringskosten indien noodzakelijk. In de praktijk betekent dit dat het pgb wordt afgeleid van de huurprijs die de gemeente betaalt bij de huidige leverancier vermenigvuldigd naar 6 jaar. In de huurprijs is reeds een bedrag voor onderhouds- en verzekeringskosten opgenomen.

Aangezien dit contract reeds een indexeringsclausule kent, is een aparte indexeringsclausule hier niet nodig.

Pgb voor woningaanpassingen

Bij een woningaanpassing waarvan de kosten naar verwachting minder dan € 20.000,00 bedragen, dient tenminste één offerte te worden opgevraagd. Bedraagt de woningaanpassing naar verwachting meer dan € 20.000,00 dan dienen tenminste twee offertes te worden opgevraagd.

Gekozen wordt voor het bedrag van de goedkoopste aanbieder.

Andere woonvoorziening

Het pgb voor een traplift wordt op een vast bedrag gesteld en wel € 3.251,76. Het bedrag voor onderhoud, reparatie en keuring is gelijk aan de werkelijke kosten en worden jaarlijks toegekend. Het all-in tarief voor jaarlijks onderhoud bedraagt € 128,78.

Voor verhuis- en herinrichtingskosten wordt een pgb van € 2.500,00 verstrekt. Dit is gebaseerd op de kosten van een verhuizer ad € 1.000,00 en herinrichtingskosten ad € 1.500,00.

Verhuizing

Het bedrag van € 2.500,00 kan ook worden verstrekt indien cliënt afziet van verhuizing naar een andere, meer geschikte, woning en zelf in de kosten wil voorzien van het geschikt maken van de woning.

Voor een vervoersvoorziening

De hoogte van een pgb voor een scootmobiel wordt vastgesteld op basis van de huurprijs (inclusief onderhoud, reparatie en verzekering) van de goedkoopst adequate voorziening over 6 jaar.

Per taxi, rolstoeltaxi of infomeel vervoer

Wanneer het medisch noodzakelijk is per individueel vervoer zoals taxi of rolstoeltaxi te reizen, wordt het Pgb toegekend uitgaande van een gemiddelde reis van 20 kilometer per keer en een jaarlijks bereik van 1.500 kilometer per jaar. Er gelden verschillende tarieven voor eigen vervoer, taxi of informeel vervoer.

 

2. EIGEN BIJDRAGE

De hoogte van de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening is vastgelegd in artikel 8 van de verordening. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening is gelijk aan de kostprijs tot maximaal € 19,00 per maand. Ook de uitzonderingen worden in artikel 8 van de verordening genoemd. Daarmee is de eigen bijdrage gelijk aan het abonnementstarief zoals opgenomen in het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Voor het gebruik van het collectief vervoer (dit is in de verordening uitgezonderd van het abonnementstarief) geldt een niet-inkomensafhankelijke ritbijdrage. De tarieven worden in het financieel besluit genoemd en liggen gelijk aan de bijdrage die gevraagd wordt in de Regio-taxi West-Friesland.

Voor de eerste vijfhonderd zones geldt een laag eigen bijdrage-tarief. Daarboven geldt een hoog eigen bijdrage-tarief. Reden hiervoor is dat een cliënt over een adequate vervoersvoorziening beschikt wanneer hij 1.500 kilometer kan rijden. Daarboven bestaat nog wel de mogelijkheid om te reizen, maar wordt een hogere bijdrage gevraagd omdat dit in principe buiten de werking van de Wmo valt.

Om redenen van substantiële personele inzet bij administratieve handelingen in relatie tot de kosten van de voorzieningen wordt geen eigen bijdrage gevraagd bij een individuele vervoersvoorziening. Ook wordt geen eigen bijdrage gevraagd bij voorzieningen die door meer mensen te gebruiken zijn of bij een driejaarlijkse forfaitaire tegemoetkoming voor een sportvoorziening.

Indexering

De indexering van de hoogte van de eigen bijdrage loopt gelijk met die van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Zo lopen deze bedragen in de pas.

De indexering van de eigen bijdrage voor collectief vervoer is gelijk aan de eigen bijdrage die voor ritten in de Regio-taxi West-Friesland betaald moeten worden.

Andere instantie dan het CAK

In het besluit kan ook een andere instantie dan het CAK worden genoemd voor het opleggen en innen van de eigen bijdrage voor opvang. Daar wordt geen gebruik van gemaakt.

In het financieel besluit wordt wel de Regiotaxi opgenoemd als degene die de eigen bijdrage voor collectief vervoer kan opleggen en innen.

Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechterland 2020

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Begeleiding individueel niveau licht: begeleiding waarbij er geen noodzaak is tot het overnemen van taken;

    • b.

      Begeleiding individueel niveau middel: begeleiding waarbij ondersteuning wordt geboden bij het oplossen van problemen;

    • c.

      Begeleiding individueel niveau zwaar: begeleiding waarbij de ondersteuning zicht richt op het overnemen van taken door een professional omdat de cliënt ernstige problemen heeft, wel zodanig dat er een resultaat bereikt zal worden;

    • d.

      Dagbesteding: begeleiding en/of ondersteuning in groepsverband als structurele tijdsbesteding met als doel dat gericht is op het bevorderen van zelfredzaamheid en/of participatie van de cliënt;

    • e.

      Dagdeel: aaneengesloten periode van 4 uur;

    • f.

      Gekwalificeerde Zzp-er: een persoon met een passende afgeronde opleiding en ervaring, die voldoet aan de basiseisen en die geen eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwant is van degene aan wie hij ondersteuning biedt:

      • i.

        zonder gezagsverhouding met degene voor wie het Pgb wordt verstrekt;

      • ii.

        die zich aan de buitenwereld als ondernemer presenteert;

      • iii.

        met minimaal drie verschillende opdrachtgevers per kalenderjaar;

      • iv.

        die bedrijfsmatig op lange termijn een positief financieel resultaat behaalt; en

      • v.

        die in het bezit is van een “Verklaring Arbeidsrelatie Winst uit Onderneming”, afgegeven door de Belastingdienst.

    • g.

      Huishoudelijke ondersteuning (HO): huishoudelijke hulp, eventueel samen met het overnemen van de huishoudelijke activiteiten bij het realiseren van een gestructureerd huishouden;

    • h.

      Instelling: Organisatorisch verband dat als een eigenstandige, juridische entiteit naar derden optreedt. De leiding hiervan berust bij een (raad van) bestuur of directie;

    • i.

      Kortdurend verblijf: logeeropvang om de mantelzorger(s) te ontlasten;

    • j.

      Pgb: Persoonsgebonden budget;

    • k.

      Professionele zorgverlener: een zorgverlener die gekwalificeerd is om specifieke zorg te verlenen en werkt volgens de kwaliteitsstandaarden;

    • l.

      Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning Drechterland 2020;

    • m.

      Vervoer naar en van dagbesteding: vervoer per taxi of per rolstoeltaxi door een professionele vervoerder of door een instelling georganiseerde vrijwilliger zodat de lokatie van de dagbesteding bereikt kan worden;

    • n.

      Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening en de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 2 EIGEN BIJDRAGE MAATWERKVOORZIENINGEN

Artikel 2 Eigen bijdrage voorzieningen

  • 1.

    De eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 2.

    Er wordt geen eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening opgelegd aan cliënten die voldoen aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 8 lid 3 van de verordening.

  • 3.

    De ritbijdrage voor collectief vervoer wordt vastgesteld en geïnd door de uitvoerder van de Regiotaxi West-Friesland en bedraagt tot 500 zones het lage tarief:

    bij een rit binnen 1 zone

    eigen bijdrage € 1,00

    bij een rit binnen 2 zones

    eigen bijdrage € 1,50

    bij een rit binnen 3 zones

    eigen bijdrage € 2,00

    bij een rit binnen 4 zones

    eigen bijdrage € 2,50

    bij een rit binnen 5 zones

    eigen bijdrage € 3,00

    bij een rit binnen 6 zones

    eigen bijdrage € 3,50

  • 4.

    De ritbijdrage voor collectief vervoer wanneer meer dan 500 zones gereisd is binnen een kalenderjaar bedraagt het hoge tarief:

    bij een rit binnen 1 zone

    eigen bijdrage € 1,50

    bij een rit binnen 2 zones

    eigen bijdrage € 3,00

    bij een rit binnen 3 zones

    eigen bijdrage € 6,00

    bij een rit binnen 4 zones

    eigen bijdrage € 9,00

    bij een rit binnen 5 zones

    eigen bijdrage € 12,00

    bij een rit binnen 6 zones

    eigen bijdrage € 15,00

Artikel 3 Omvang en duur eigen bijdrage voor zorg in natura

De verschuldigde eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening, niet zijnde collectief vervoer, wordt afgestemd op de financiële draagkracht als bedoeld in artikel 2 en de kosten van de voorziening zoals hieronder uitgewerkt.

  • 1.

    Voor een voorziening die door het college wordt gehuurd en in bruikleen wordt verstrekt, is belanghebbende gedurende de gebruiksperiode van de voorziening per maand een eigen bijdrage verschuldigd die is gebaseerd op de huurprijs die de gemeente betaalt voor de voorziening.

  • 2.

    Voor een voorziening die door het college wordt gekocht en in bruikleen wordt verstrekt is belanghebbende gedurende de gebruiksperiode van de voorziening per maand een eigen bijdrage verschuldigd, gebaseerd op de kostprijs van de voorziening, inclusief eventueel kosten voor onderhoud, reparatie en verzekering gedurende de gebruiksperiode.

  • 3.

    Voor een voorziening die door het college wordt gekocht en in eigendom wordt verstrekt, is belanghebbende gedurende de gebruiksperiode per maand een eigen bijdrage verschuldigd, die is gebaseerd op de totale kostprijs van de voorziening.

  • 4.

    Voor huishoudelijke ondersteuning, begeleiding individueel en begeleiding groep of dagbesteding vallend binnen een arrangement die door het college als zorg in natura wordt verstrekt is belanghebbende gedurende de gebruiksperiode van de ondersteuning per maand een eigen bijdrage verschuldigd die is gebaseerd op de prijs die de gemeente heeft aanbesteed.

  • 5.

    Voor kortdurend verblijf die door het college als zorg in natura wordt verstrekt is belanghebbende gedurende de gebruiksperiode van de ondersteuning per maand een eigen bijdrage verschuldigd die per etmaal is gebaseerd op de prijs die de gemeente heeft aanbesteed voor kortdurend verblijf.

  • 6.

    In situaties waarin dit besluit niet voorziet, stelt het college de omvang en duur van de eigen bijdrage vast, waarbij wordt aangesloten bij het bepaalde in dit artikel.

Artikel 3a Omvang en duur eigen bijdrage voor pgb

  • 1.

    Voor een voorziening die door het college in de vorm van een pgb wordt verstrekt, is belanghebbende gedurende de gebruiksperiode per maand een eigen bijdrage verschuldigd gebaseerd op het totaalbedrag van het toegekende pgb.

  • 2.

    Voor huishoudelijke ondersteuning, begeleiding individueel, begeleiding groep of kortdurend verblijf die door het college als pgb wordt verstrekt is belanghebbende gedurende de gebruiksperiode van de ondersteuning per maand een eigen bijdrage verschuldigd die is gebaseerd op de hoogte van het pgb.

Artikel 4 Uitzonderingen eigen bijdrage

In aanvulling op artikel 3.8, vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt geen eigen bijdrage opgelegd bij de verstrekking van:

  • voorzieningen in algemene ruimten;

  • voorzieningen die verstrekt worden en die gebruikt kunnen worden door meer cliënten;

  • Individueel vervoer per taxi of rolstoeltaxi als bedoeld in artikel 7 lid 2 van dit besluit;

  • Een tegemoetkoming in de kosten voor een sportvoorziening als bedoeld in artikel 9 van dit besluit.

HOOFDSTUK 3 OMVANG PGB

Artikel 5 Dienstverlening

Het Pgb voor diensten wordt per 1 januari 2020 vastgesteld op basis van de volgende uur tarieven inclusief vakantietoeslag:

1.

Huishoudelijke ondersteuning

 

a.

uitgevoerd door zorginstelling (Verordening art. 7 lid 3 sub a)

100%

€ 27,93 per uur

 

b.

gekwalificeerde ZZP-er (Verordening art. 7 lid 3 sub b)

85%

€ 23,74 per uur

 

c.

informeel tarief, uitgevoerd door sociaal netwerk (Verordening art. 7 lid 4)

€ 16,00 per uur

 

 

2.

Begeleiding individueel niveau licht

 

a.

uitgevoerd door zorginstelling (Verordening art. 7 lid 3 sub a)

100%

€ 47,30 per uur

 

b.

gekwalificeerde ZZP-er (Verordening art. 7 lid 3 sub b)

85%

€ 40,21 per uur

 

c.

informeel tarief, uitgevoerd door sociaal netwerk (Verordening art. 7 lid 3 sub c)

€ 20,00 per uur

 

 

3.

Begeleiding individueel niveau middel

 

a.

uitgevoerd door zorginstelling (Verordening art. 7 lid 3 sub a)

100%

€ 53,43 per uur

 

b.

gekwalificeerde ZZP-er (Verordening art. 7 lid 3 sub b)

85%

€ 45,42 per uur

 

c.

informeel tarief, uitgevoerd door sociaal netwerk (Verordening art. 7 lid 3 sub c)

€ 20,00 per uur

 

 

4.

Begeleiding individueel niveau zwaar

 

a.

uitgevoerd door zorginstelling (Verordening art. 7 lid 3 sub a)

100%

€ 59,87 per uur

 

b.

gekwalificeerde ZZP-er (Verordening art. 7 lid 3 sub b)

85%

€ 50,89 per uur

 

c.

informeel tarief, uitgevoerd door sociaal netwerk (Verordening art. 7 lid 3 sub c)

€ 20,00 per uur

 

 

5.

Dagbesteding in een groep van 6 mensen

 

a.

uitgevoerd door zorginstelling (Verordening art. 7 lid 3 sub a)

100%

€ 39,20 per dagdeel

 

b.

gekwalificeerde ZZP-er (Verordening art. 7 lid 3 sub b)

85%

€ 33,32 per dagdeel

 

 

6.

Dagbesteding in een groep van 8 of meer mensen

 

a.

uitgevoerd door zorginstelling (Verordening art. 7 lid 3 sub a)

100%

€ 29,40 per dagdeel

 

b.

gekwalificeerde ZZP-er (Verordening art. 7 lid 3 sub b)

85%

€ 24,99 per dagdeel

 

 

7.

Kortdurend verblijf en respijtzorg

 

a.

Inclusief individuele begeleiding en/of dagbesteding

€ 105,00 per etmaal

 

b.

Exclusief individuele begeleiding en/of dagbesteding

€ 55,00 per etmaal

 

c.

informeel tarief, uitgevoerd door het sociaal netwerk

€ 50,00 per etmaal

 

 

8.

Vervoer naar en van dagbesteding

 

a.

Vervoer niet rolstoelgebonden

€ 7,37 per retour

 

b.

Vervoer rolstoelgebonden

€ 20,22 per retour

Artikel 6 Rolstoel

  • 1.

    Het Pgb voor een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de gekapitaliseerde tegenwaarde van de huurprijs inclusief onderhoud, reparatie en verzekering van de goedkoopst adequate voorziening zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald over een periode van 6 jaar.

  • 2.

    Wanneer de voorziening aangekocht zou worden door de gemeente wordt het Pgb vastgesteld op basis van een offerte waaruit de aanschafkosten voor de goedkoopst adequate voorziening blijken, eventueel aangevuld met een bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering gedurende een periode van 6 jaar.

Artikel 7 Vervoersvoorziening

  • 1.

    Aanschaf voorziening

    • a.

      Wanneer de voorziening via zorg in natura in huur wordt afgenomen door de gemeente:

      Het Pgb voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld op basis van de gekapitaliseerde tegenwaarde van de huurprijs inclusief onderhoud, reparatie en verzekering van de goedkoopst adequate voorziening zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald over een periode van 6 jaar.

    • b.

      Wanneer de voorziening aangekocht zou worden door de gemeente wordt het Pgb vastgesteld op basis van een offerte waaruit de aanschafkosten voor de goedkoopst adequate voorziening blijken, eventueel aangevuld met een bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering gedurende een periode van 6 jaar.

  • 2.

    Individueel vervoer per taxi of rolstoeltaxi

    Wanneer het medisch noodzakelijk is per individueel vervoer zoals taxi of rolstoeltaxi te reizen, wordt het Pgb toegekend uitgaande van een gemiddelde reis van 20 kilometer per keer en een jaarlijks bereik van 1.500 kilometer per jaar:

    a.

    Taxi: 1.500 km à € 2,10 aangevuld met 75 x instaptarief ad € 2,80 =

    totaal € 3.360,00

    b.

    Rolstoeltaxi: 1.500 km à € 2,67 aangevuld met 75 x instaptarief ad € 5,80 =

    totaal € 4.440,00

    c.

    Individueel vervoer uitgevoerd door een niet-professionele chauffeur:

     

     

    1.500 km x € 0,25

    totaal € 375,00

Artikel 8 Woonvoorziening

  • 1.

    Aanpassen woning of aanschaf woonvoorziening

    Het Pgb voor een woonvoorziening wordt vastgesteld op basis van één of meer offertes waaruit blijkt wat de kosten voor een voorziening zijn wanneer zorg in natura wordt verstrekt. Bij een bedrag hoger dan € 20.000 inclusief b.t.w. worden minimaal twee offertes opgevraagd.

  • 2.

    Aanbrengen of vervangen van een traplift

    Het Pgb voor het aanbrengen of vervangen van een traplift bedraagt € 3.251,76.

  • 3.

    Onderhoud, reparatie en keuring

    De hoogte van het Pgb voor de kosten van onderhoud of reparatie en -indien benodigd- keuring is gelijk aan de werkelijke kosten, voor zover deze het gevolg zijn van normaal gebruik en niet toe te rekenen zijn aan omstandigheden die veroorzaakt zijn door de cliënt of derden. Voor een traplift wordt € 128,78 toegerekend voor jaarlijks all-in onderhoud conform zorg in natura.

  • 4.

    Verhuizing

    • a.

      Het Pgb voor verhuis- en herinrichtingskosten wordt bepaald op € 2.500,00. Dit is gebaseerd op de kosten van een verhuizer ad € 1.000,00 en herinrichtingskosten ad € 1.500,00.

    • b.

      Indien men afziet van verhuizing naar een andere, meer geschikte woning en zelf in de kosten wil voorzien van het geschikt maken van de woning wordt een Pgb toegekend ter hoogte van de verhuiskostenvergoeding, mits na gereedkomen van de voorziening blijkt dat de woning verder adequaat is voor het gebruik door de cliënt.

HOOFDSTUK 4 TEGEMOETKOMING IN KOSTEN

Artikel 9 Tegemoetkoming sportvoorziening

De tegemoetkoming voor een sportvoorziening bedraagt maximaal € 2.843,00 voor een periode van 3 jaar. Vanwege het bevorderen van maatschappelijke participatie geldt een voorwaarde van een lidmaatschap van een sportclub.

HOOFDSTUK 5 INDEXERING

Artikel 10 Indexering

  • 1.

    De bedragen zoals in artikel 8 en artikel 9 worden genoemd, worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met het percentage van de jaarmutatie van de CPI (consumenten prijsindex) van oktober het voorgaande jaar.

  • 2.

    Maatwerkvoorzieningen die toegekend zijn in de vorm van een persoonsgebonden budget worden niet geïndexeerd gedurende de looptijd van de beschikking.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

  • 2.

    De Pgb’s die voor 1 januari 2020 zijn toegekend op basis van voorgaande besluiten blijven gehandhaafd tot einde van de toekenningsperiode.

Artikel 12 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechterland 2020.

Vastgesteld bij collegebesluit in de vergadering van 10 november 2020.

De secretaris,

C.M. Minnaert

De Burgemeester,

M. Pijl

Naar boven