Parkeerverordening 2021

De Raad van de gemeente Harlingen;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 oktober 2020;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit

1. De Parkeerverordening 2021 vast te stellen.

 

Vastgesteld door de raad in zijn vergadering van 11 november 2020

 

, de voorzitter

, de raadsgriffier

 

Afdeling I. Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1  

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • b.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990, met uitzondering van woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen, tractor, landbouwvoertuig of ander voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de WVW 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven dan wel degene, die middels een leasecontract of werkgeversverklaring aan kan tonen houder te zijn;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • g.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:

    • a.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

    • b.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • h.

    vergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen;

  • i.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • j.

    zeilend bedrijfsvaartuig: een vaartuig, geen passagiersschip zijnde, dat overwegend of geheel met behulp van zeilen wordt voortgestuwd en dat is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van personen.

Afdeling II. Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2  

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Het college van burgemeester en wethouders kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3  

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 3.

    Een vergunning kan worden verleend aan:

  • a.

    de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, te noemen bewonersvergunning;

  • b.

    de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze een beroep of bedrijf uitoefent, terwijl het vestigingsadres ligt in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening, waarbij op basis van de voorzienbaarheid, planbaarheid, samenvoegbaarheid van het autogebruik ten behoeve van het bedrijf alsmede de aard van de te vervoeren goederen (vies, vers, vuil), noodzakelijk is in dat gebied een voertuig te parkeren, te noemen bedrijfsvergunning;

  • Het college van burgemeester en wethouders neemt in de vigerende “Uitvoeringsbesluiten Parkeerverordening 2021 en Verordening Parkeerbelastingen 2021” een lijst op met branches welke in aanmerking komen voor een bedrijfsvergunning.

  • c.

    degene die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, ten behoeve van het parkeren van het motorvoertuig van degene die hem of haar bezoekt, te noemen bezoekersvergunning;

  • d.

    hotels die bedrijfsmatig en tegen betaling nachtverblijf biedt aan personen, ten behoeve van het parkeren van het motorvoertuig van die personen, terwijl het vestigingsadres ligt in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, te noemen toeristenvergunning;

  • e.

    organisaties van openbaar nut, dan wel organisaties of personen die medisch noodzakelijke consulten uitvoeren en die voor de uitoefening van de functie of taak structureel één of meer motorvoertuigen in de gehele gemeente moet bezigen, voor het parkeren op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen, te noemen dienstenvergunning;

  • f.

    de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze als werknemer werkzaam is bij een bedrijf gevestigd in het gebied waar parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn en die wil parkeren op parkeerapparatuurplaatsen, te noemen werknemersvergunning;

  • g.

    de eigenaar van een bestaand stallingsbedrijf, die ook als zodanig in het bestemmingsplan is opgenomen, terwijl het vestigingsadres ligt in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, te noemen stallingsbedrijvenvergunning;

  • h.

    de organisator van evenementen, terwijl het evenementenadres ligt in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang van het evenement noodzakelijk is in dat gebied een voertuig te parkeren, te noemen evenementenvergunning;

  • i.

    gezelschappen die bij een huwelijk of begrafenis aanwezig willen zijn, te noemen incidentele vergunning;

  • j.

    door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen personen/instanties, te noemen stadhuisvergunning;

  • k.

    de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze in het bezit is van een op zijn of haar naam staand geldig maand- of jaartrajectabonnement van de treindienst van Arriva of de Nederlandse Spoorwegen, die wil parkeren op een van de voor deze categorie bedoelde parkeerplaatsen bij het Station Harlingen, ten noemen forensenvergunning;

  • l.

    de schipper van een zeilend bedrijfsvaartuig met als vaste ligplaats Harlingen, die gasten wil laten parkeren, te noemen een vaargastenvergunning.

  • m.

    de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze gast is van een zogenaamd short-stay bedrijf of schipper is met een vaste ligplaats in de Noorderhaven, te noemen short-stay vergunning.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het derde lid genoemde vereisten.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven vergunningen per aaneengesloten gebied en per categorie vaststellen;

  • 6.

    Het college van burgemeester en wethouders kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een vergunning kan het college van burgemeester en wethouders voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

Artikel 4  

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, regels geven voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4.

    Een besluit tot afwijzing van een aanvraag is met redenen omkleed. De aanvrager wordt van deze afwijzing schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 5  

  • 1.

    Een vergunning wordt voor ten hoogste 1 kalenderjaar verleend.

  • 2.

    De vergunning als bedoeld in artikel 3, lid 3, a tot en met m, bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • a.

    de periode waarvoor de vergunning geldt;

  • b.

    het gebied waarvoor de vergunning geldt;

  • c.

    de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6  

Het college van burgemeester en wethouders kan een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;

  • f.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • g.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • h.

    wanneer de vergunninghouder zijn vergunning vervalst of ter vervalsing heeft aangeboden;

  • i.

    om redenen van openbaar belang.

Afdeling III. Verbodsbepalingen

Artikel 7  

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

  • a.

    zonder vergunning;

  • b.

    in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8  

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 9  

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

  • a.

    op een parkeerapparatuurplaats;

  • b.

    op een belanghebbendenplaats;

  • 3.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV. Strafbepaling

Artikel 10  

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11  

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen personen.

Artikel 12  

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Parkeerverordening 2021’.

Artikel 13  

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021;

  • 2.

    Bij inwerkingtreding van deze verordening wordt de Parkeerverordening 2020 ingetrokken;

  • 3.

    Vergunningen die zijn verleend krachtens de Parkeerverordening 2020 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Naar boven